Lijst Pim Fortuyn


Ouderenplan 'Grijs en vitaal'

Den Haag, 23/10/2005 - De fractie Lijst Pim Fortuyn (LPF) vindt het verstandig als ouderen tweemaal per jaar worden gekeurd, analoog aan de tweejaarlijkse controle bij de tandarts. Dit is een van de voorstellen die Kamerlid João Varela noemt in het Ouderenplan Grijs en Vitaal dat hij vandaag publiceert. Gratis openbaar vervoer in daluren is een van de andere ideeën die in het plan staan vermeld.

Inhoud

Inleiding

Samenvatting

Waarom een
Ouderenbeleid?


1. Werk en
Inkomen

a - Deeltijd AOW

b. - Slechts één criterium voor aanvraag persoonlijke AOW


2.. Wonen


3.
Zorg

a - Professionalisering zorgaanbod

b - Sociale Dienstplicht

c - Preventieve gezondheidszorg


4.
Welzijn

a - Gratis OV

b -Invoering Cultureel Ouderen Paspoort

c - Veiligheid


5.
Ouderenbeleid

Invoering integrerend staatssecretaris ouderenbeleid

Conclusies en
aanbevelingen

Inleiding

Het kabinet Balkenende ziet de vergrijzing van de maatschappij als een van de belangrijkste problemen van onze tijd. Men stapelt maatregel op maatregel om met harde hand de oudere Nederlander zoveel mogelijk aan het werk te krijgen en te houden. Wat ons betreft is dat een volstrekt verkeerde benadering van het fenomeen van de vergrijzing van onze samenleving.

De Lijst Pim Fortuyn is van mening dat het probleem van de vergrijzing veel positiever benaderd zou moeten worden. Wanneer we als uitgangspunt nemen dat de oudere zn leven in het teken heeft gesteld van de wederopbouw van Nederland na de oorlog en als we bedenken dat jongeren alles wat ze weten en kunnen, hebben geleerd van ouderen, dan verandert daarmee direct het perspectief. Ouderen verdienen het om een belangrijke plaats in onze maatschappij te hebben. We moeten er echter voor oppassen om ouderen af te schilderen als zielige gevallen die niet buiten de hulp van de overheid zouden kunnen. De ouderen van nu zijn zelfbewuste mensen die weten wat er in de wereld te koop is. Mensen die veelal nog in voldoende mate in staat zijn zichzelf te redden in onze hectische maatschappij.

Uit deze constatering valt af te leiden dat de oudere van vandaag een andere benadering verdient dan de ouderen die we in de jaren 60 en 70 massaal in bejaardentehuizen dumpten om daar lijdzaam te wachten op de dood. De oudere van vandaag en van morgen kan aangesproken worden op een eigen verantwoordelijkheid voor de oude dag. De oudere van vandaag en morgen dient de ondersteuning te krijgen die nodig is om te overleven in onze maatschappij. Kortom, de oudere van vandaag dient geprikkeld te worden en centraal te blijven staan en zich niet naar de marge van het bestaan laten duwen.

Het plan van de Lijst Pim Fortuyn ten aanzien van ouderenbeleid is er daarom op gericht om beleidsmaatregelen te nemen die ervoor zorgen dat mensen meer eigen verantwoordelijkheid gaan nemen voor hun eigen oude dag en dat niet langer aan de anonieme maatschappij over te laten. In dit plan staan voorstellen op het gebied van werk en inkomen, wonen, zorg en welzijn en wordt afgesloten met een voorstel om het ouderenbeleid een meer centrale rol in het overheidsbeleid te geven.

João Varela
Kamerlid Lijst Pim Fortuyn

Samenvatting

Op basis van de analyse en de uit de definitie voortvloeiende uitgangspunten komen we tot een aantal concrete aandachtspunten waar de politiek, regering en parlement, op korte termijn aandacht aan moeten schenken. Dit zijn de punten waar de fractie Lijst Pim Fortuyn zich de komende periode sterk voor zal maken. De punten liggen op de terreinen van Werk & Inkomen, Wonen, Zorg, Welzijn en Overheidsbeleid.


1. Werk en Inkomen

De voorstellen op dit terrein behelzen de invoering van een gefaseerde AOW ofwel een deeltijd-AOW, alsmede de garantie dat de AOW op slechts één criterium wordt verstrekt, te weten het hebben van een eigen woning.

Invoering van een gefaseerde AOW`kan er mede voor zorgen dat ouderen langer blijven werken en dat de overgang van een actieve naar een inactieve periode minder abrupt verloopt.


2. Wonen

Zo lang mogelijk zelfstandig wonen is zowel voor de oudere als de maatschappij beter en voordeliger dan een vervroegde doorstroming naar verpleeghuizen. De eisen die ouderen aan woningen stellen zijn echter wezenlijk anders dan de eisen die mensen in hun actieve periode aan woningen stellen. Toch wordt er maar mondjesmaat gebouwd voor senioren. Wij zijn van mening dat de overheid dwingende afspraken met woningbouwcorporaties en lagere overheden moet maken om het aanbod van woningen voor senioren aan te laten sluiten bij de vraag. Ook moet er landelijk beleid komen ten aanzien van gezinnen die plannen hebben om een grootouder in de eigen woning op te nemen. Het verkrijgen van verbouwvergunningen om de woning daarop aan te passen dient drastisch vereenvoudigd te worden.


3. Zorg

Op het gebied van specifieke zorg voor ouderen heeft de Lijst Pim Fortuyn een drietal voorstellen. Om te beginnen dient de overheid de totstandkoming van een professionele markt van zorgaanbod veel meer te stimuleren. Vanuit de gedachte dat ouderen zelf prima in staat zijn om de eigen zorg te beoordelen en in te komen dient er meer gewerkt te worden met persoonsgebonden budgetten. Alleen als de overheid zich actief terugtrekt uit de bemiddeling kan deze markt tot volle bloei komen.

Daarnaast zijn wij van mening dat zorg voor ouderen ook een taak van de sociale omgeving dient te zijn. Wij willen de interactie tussen generaties graag bevorderen door de invoering van de sociale dienstplicht, zodat jongeren zich meer gaan interesseren voor de problematiek van ouderen. Dit heeft als bijkomend effect dat de jongeren zich meer bewust zullen zijn van de ongemakken die samenhangen met de ouderdom. Hierdoor zullen zij sneller geneigd zijn om tijdige maatregelen te nemen om de zorgbehoefte van later te dekken.

Tot slot is de Lijst Pim Fortuyn voor een preventief gezondheidszorgsysteem. Wij denken dat het verstandig is als ouderen tweemaal per jaar worden gekeurd, analoog aan de tweejaarlijkse controle bij de tandarts. Hiermee kunnen allerlei problemen tijdig worden gesignaleerd en wellicht opgelost, waarmee latere fysieke problemen (èn kosten) kunnen worden bespaard. Dit dient in de nieuwe zorgverzekering opgenomen te worden.


4. Welzijn

Welzijn en welbevinden zijn belangrijk voor de gezondheid van ouderen. Iemand die zich lekker voelt, kan zich makkelijker staande houden in de maatschappij en kan daardoor langer zelfstandig blijven wonen. Deze persoon voelt zich prettiger en de
maatschappij is goedkoper uit. Op het gebied van welzijn hebben we een drietal voorstellen.

De Lijst Pim Fortuyn is altijd een groot voorstander geweest van gratis openbaar vervoer voor ouderen. Ouderen worden hierdoor mobieler, kunnen vaker op bezoek gaan bij familie en vrienden en voelen zich daardoor gelukkiger. Gratis openbaar vervoer in de daluren door heel Nederland is een grote wens van de Lijst Pim Fortuyn. In België heeft men dit al met groot succes ingevoerd. De kosten ervan zijn beperkt en de opbrengsten naar verwachting groot, maar moeilijk in geld uit te drukken.

Daarnaast pleiten we voor de invoering van een Cultureel Ouderen Paspoort, analoog aan het al bestaande Cultureel Jongeren Paspoort. In combinatie met het gratis OV, kan het COP de ouderen prikkelen en stimuleren, waardoor het gevoel van welbehagen nog weer toeneemt.

Tot slot het onderwerp veiligheid. Recentelijk heeft de gemeente Rotterdam een waarschuwingssysteem geïntroduceerd voor vrouwen die belaagd worden door ex-echtgenoten. Dit verhoogt het gevoel van veiligheid voor deze vrouwen. Dit soort systemen zou ook voor ouderen die daar behoefte aan hebben beschikbaar moeten komen. Daarnaast dient de overheid meer werk te maken van het veiliger maken van de leefomgeving. Ouderen geven aan zich in het donker, maar ook vaak overdag onveilig te voelen. Meer toezicht op straat is een overheidstaak en deze dient beter uitgevoerd te worden dan nu het geval is.


5. Ouderenzorg als centrale overheidstaak

Het overheidsbeleid is verkokerd in technische beleidsterreinen. Het gevolg is dat veel maatschappelijke problemen geen gecoördineerde aandacht krijgen, waardoor het beleid versnipperd en onsamenhangend is. Dat geld ook voor het ouderenbeleid. Aangezien de overheid onderkent dat een samenhangend ouderenbeleid noodzakelijk is, temeer omdat de groep ouderen de komende jaren zeer sterk zal stijgen, stellen wij voor om een coördinerende staatssecretaris van ouderenbeleid in te voeren. Deze dient wat ons betreft rechtstreeks onder de MP te hangen om aan te geven dat de regering het belang ervan onderkent. Deze taakgerichte staatssecretaris dient alle ruimte en bevoegdheid te krijgen om een samenhangend ouderenbeleid te ontwikkelen. De vakministers dienen daaraan ondergeschikt gemaakt te worden en het ouderenbeleid uit te voeren. Deze staatssecretaris heeft een actieve verantwoordingsplicht jegens het parlement

Waarom een Ouderenbeleid?

Het oplossen van de problemen die de vergrijzing met zich brengt is een van de grootste uitdagingen van de West-Europese landen op dit moment. Diverse kabinetten, van Lubbers tot Kok, hebben het probleem aan zien komen maar hebben al dan niet bewust hun kop in het zand gestoken. Het kabinet Balkenende komt de eer toe het onderwerp vergrijzing op de politieke agenda te hebben geplaatst. Helaas wordt het probleem door dit kabinet niet als politieke uitdaging neergezet, maar als een macro-economisch struikelblok dat ook een macro-economische oplossing moet krijgen: iedereen moet langer werken.

De problematiek rond de vergrijzing is echter veel breder en diepgravender dan de constatering dat er straks misschien te weinig mensen zijn die het werk moeten doen en dat daarom oudere mensen noodgedwongen langer moeten werken. Het kabinet geeft hiermee aan geen oog te hebben voor de noden van deze groep, maar alleen voor de problemen die de omvang van deze groep de samenleving oplevert.

Doordat het kabinet dit blijft benadrukken is de publieke opinie in Nederland nu wel zover dat langer werken op den duur onvermijdelijk zal zijn. Een kabinet dient echter ook de omstandigheden te creëren waarin oudere mensen zo goed mogelijk kunnen blijven functioneren. Balkenende en de zijnen dienen dus te werken aan een integrale oplossing voor de aanstaande vergrijzing. De huidige en toekomstige groep ouderen zijn mondige en verstandige mensen die meestal nog midden in het leven staan. In plaats van ze weg te stoppen in bejaarden- of verpleegtehuizen dient de samenleving het belang van deze mensen voor de maatschappij te onderkennen en hen de plaats te geven die hen toekomt. Dat zou de uitdaging van een regering moeten zijn.

Voordat aan een oplossing gewerkt kan worden dient er eerst een politieke keuze gemaakt te worden. Wie is er primair verantwoordelijk voor een goede oude dag van de burger? Is dat het individu zelf, die ruim van tevoren maatregelen neemt en gesteund wordt door particuliere organisaties die hem of haar helpen als het op termijn in fysiek opzicht wat minder gaat? Of is dat de overheid die allerlei regeltjes ontwikkelt om die hulporganisaties te sturen en die het totale financiële traject van de kosten van de vergrijzing regelt? In laatstgenoemde situatie is Nederland de afgelopen 20 jaar beland.

Organisaties van ouderen en ondernemers in de ouderenzorg geven te pas en te onpas aan dat de overheid de oudere mens meer serieus dient te nemen en uit moet gaan van het feit dat deze ouder wordende mens mondig en krachtig genoeg is om voor zijn eigen belang op te komen. In het ouderenbeleid dient veel meer dan nu het geval is, sprake te zijn van een overheid die zich terughoudend opstelt en die niet meer dan een minimaal vangnet beheert zodat er geen ouderen buiten de boot vallen. De zorg voor ouderen dient zoveel mogelijk aan de ouderen zelf overgelaten te worden is de boodschap.

Al met al geven de ouderen een beeld aan van het leven dat zij geleid hebben en waarin zelfstandigheid een prominente rol speelt. Dat past uitstekend in de rol van een terugtredende overheid. Maar wat zou ouderenbeleid dan wel in moeten houden? Om te beginnen een definitie van ouderenbeleid zoals de Lijst Pim Fortuyn dat ziet.

Definitie van Ouderenbeleid voor de Lijst Pim Fortuyn:

Ouderenbeleid is gebaseerd op de wens om ouderen zo lang mogelijk bij het maatschappelijke proces te betrekken en er voor zorg te dragen dat mensen in hun latere levensfase een voldoende levenspeil hebben, zonder dat ze zich zorgen hoeven te maken over de dag van morgen, waarbij er zo veel mogelijk naar wordt gestreefd om mensen in hun actieve levensfase te stimuleren zelf maatregelen daartoe te nemen en waarbij de overheid ruim baan maakt voor het particuliere initiatief om de oude dag van mensen op een goede manier te begeleiden.

Belangrijkste elementen uit deze definitie:


1. Mensen zo lang mogelijk bij de maatschappij betrekken. Dat betekent dat mensen gestimuleerd worden om zo lang mogelijk productief te zijn en in het eigen levensonderhoud te voorzien, dan wel zich op een andere manier nuttig te maken voor de maatschappij. Dit werkt twee kanten uit, omdat niet alleen de maatschappij hiervan profiteert, maar ook omdat de ouder wordende mens zich langer geestelijk en lichamelijk vitaal blijft voelen.


2. De overheid dient een voldoende levenspeil voor ouderen te garanderen. Dat wil zeggen dat mensen op het moment dat ze afhankelijk beginnen te worden niet op een beschamende manier hun hand hoeven te gaan ophouden bij de overheid of particuliere instanties en dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over nieuwe bezuinigingsrondes waarbij hun rechten (bijvoorbeeld AWBZ) worden aangetast.


3. De mensen moeten gestimuleerd zo niet verplicht worden om gedurende hun actieve levensfase al de nodige maatregelen te nemen voor hun aanstaande oude dag. Dat kan via wetgeving, door bijvoorbeeld een (extra) particuliere verzekering.


4. Zorg voor een ieder verplicht te stellen, of via fiscale stimulansen om bijvoorbeeld extra pensioenrechten op te bouwen.


5. De overheid dient zich te beperken in haar regelgeving en dient ervoor te zorgen dat maatschappelijke ondernemers en andere instellingen de ruimte krijgen om een zo goed mogelijk aanbod van ouderenzorg tegen scherpe prijzen te ontwikkelen.


1. Werk & Inkomen

Het inkomen van ouderen kan direct gerelateerd worden aan het werk in de actieve periode en de mate van sparen die daaruit voortvloeit. Sparen voor een aanvullend pensioen is iets dat Nederlanders al van oudsher doen en dat door de overheid in ruime mate fiscaal gefacilieerd wordt. In het kader van de Lissabon-agenda heeft de overheid als centraal beleid om maatregelen te ontwikkelen die er voor zorgen dat mensen langer doorwerken. Wij zijn van mening dat langer doorwerken geen plicht maar een uitdaging voor de ouder wordende mens dient te zijn. Daarop dient het beleid gericht te zijn.

a. Deeltijd AOW

Na veel politiek geharrewar is er een akkoord totstandgekomen tussen kabinet en sociale partners over de afbouw van VUT en prepensioen ten gunste van de levensloopregeling. Deze maatregel is in de CAOs massaal gerepareerd. Op zich was deze discussie echter ouderwets, omdat zowel de gewone pensioenleeftijd van 65 jaar als de aanvulling via een pré-pensioenregeling ervan uitgaat dat een werknemer van de ene dag op de andere afgeschreven en overbodig is geworden.

Wij hebben daarbij een aantal opmerkingen:

Ø Mensen leven langer en zijn langer fysiek in staat om te werken dan vroeger;

Ø De maatschappij zou langer en meer moeten profiteren van de kennis en ervaring van oudere mensen;

Ø Ouderen moeten op een waardige manier afscheid kunnen nemen van de arbeidsmarkt. Dat draagt bij aan het respect voor ouderen in de samenleving;

Ø Uit diverse onderzoeken blijkt dat ouderen graag wat langer actief bij de maatschappij betrokken willen blijven, maar dat ze tegelijkertijd hun werkzaamheden langzaam willen afbouwen;

Ø De inkomensachteruitgang voor ouderen die met pensioen gaan is vaak substantieel. Van de ene op de andere dag moeten zij met veel minder middelen zien rond te komen. Uit deze constateringen vloeit voor de Lijst Pim Fortuyn een AOW-systeem voort, waarbij mensen niet op hun vijfenzestigste verjaardag recht krijgen op een volledige AOW, maar gelegenheid krijgen het arbeidsproces stapsgewijs te verlaten. Ouderen vanaf 62 krijgen in dit systeem recht op 20% AOW, 40% vanaf 64 jaar, 60 % vanaf 66 jaar 80% vanaf 67 jaar en 100 % vanaf 68 jaar. Vroeger en geheel uitfaseren blijft in die optie mogelijk maar daar dient door de betreffende werknemer zélf voor gespaard te worden. Dit sparen kan wel via de CAO collectief worden opgelegd, maar wordt door de overheid verder niet fiscaal ondersteund.

Ø Voor door de overheid aan te wijzen zware beroepen, waarbij sprake is van extra slijtage van het lichaam kan de overheid een fiscaal gefacilieerd spaarsysteem ontwikkelen dat ervoor zorgt dat mensen na 40 jaar dienst eerder en definitief kunnen stoppen met werken. Dit voorkomt een onterechte instroming in WW en WAO.

Samenvattend

De overheid moet een moderne AOW opzetten, rekening houdend met de gewijzigde arbeidsomstandigheden en de langere en gezondere levensduur van mensen. Hierbij is het langzaam uittreden van oudere werknemers uit het arbeidsproces te prefereren boven stoppen ineens. Voor zware fysieke beroepen dienen extra fiscale maatregelen genomen te worden zodat eerder stoppen met werken mogelijk blijft.

b. Geen gedwongen duurzame scheidingen meer voor oudere echtparen, eenvoudige

criteria voor recht op AOW voor alleenstaanden.

Bij oudere echtparen ontstaat meer dan eens de situatie dat een van de partners vanwege dementie of andere gezondheidsproblemen niet meer thuis kan blijven wonen. Verpleging van de zieke partner in een verpleeghuis is dan noodzakelijk. Om de extra kosten te kunnen dekken is het voor de thuisblijvende oudere evenzeer noodzakelijk om een AOW-uitkering voor alleenstaanden te verkrijgen. Volgens de wet is dat alleen mogelijk als er bij het echtpaar sprake is van duurzame scheiding. Het registeren als duurzaam gescheiden levend door oudere echtparen die jarenlang lief en leed met elkaar hebben gedeeld wordt door deze mensen vaak als beschamend ervaren.

Voor alleenstaande 65-plussers komt daar nog eens bij dat zij in de problemen komen met hun AOW voor alleenstaanden op het moment dat ze een relatie aangaan. Doordat ze soms bij elkaar eten en af en toe bij elkaar slapen lopen ouderen met een

LAT-relatie grote kans door de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) te worden beschouwd als samenwonend. Vervolging wegens fraude is vaak het gevolg.

Het hebben van een eigen woonadres wordt het enige criterium voor de beslissing of iemand een eigen AOW-uitkering krijgt of uit moet gaan van een gedeelde AOW.


2. Wonen

De vraag en het aanbod van woningen voor senioren is in Nederland niet echt op elkaar afgestemd. Het gevolg is dat ouderen soms te lang in de woning blijven wonen waar ze hun actieve levensfase hebben doorgebracht. Het betreffen veelal woningen met meerdere verdiepingen en tuinen.

Ouderen zijn natuurlijk vaak gehecht aan hun woningen, waardoor de doorstroming naar kleinere gelijkvloerse woningen zonder tuin of met een balkon nauwelijks op gang komt. Er is echter wel behoefte aan woningen die beter zijn afgestemd op de ouderen.

Dit is in de latere levensfase voor zowel de ouder wordende medemens als voor de maatschappij van belang. Daarom dient de overheid ervoor zorg te dragen dat de ontwikkeling en bouw van woningen voor senioren versneld op gang komt.

Wellicht het belangrijkste onderdeel van een beleid gericht op de ouder wordende medemens is het huisvestingsbeleid. Vroeger was het de gewoonte om oudere mensen weg te stoppen in minimale huisvesting waar men geduldig wachtte op de dood. De tegenwoordige ontwikkeling gaat echter in de richting van het zo lang mogelijk zelfstandig wonen en functioneren in de maatschappij. Daarnaast is er een kleine trend waar te nemen, gebaseerd op de meer Zuid Europese gewoonte om binnen de familie te zorgen voor een goede oude dag van opa en/of oma.

In Nederland wordt tot op heden onvoldoende ingesprongen op de wens van oudere mensen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. De particuliere sector (maaltijdservice als tafeltje dekje en het fenomeen van de aanleunwoningen) haalt de krenten uit de pap en de overheid experimenteert met een financiering volgens het zogenaamde persoonsgebonden budget, iets waar de huidige regering al weer druk op probeert te beknibbelen. Ouderen langer thuis laten wonen is echter nog beter en goedkoper. Dat blijkt ook uit een onderzoek dat is uitgevoerd door de Stichting Economisch Onderzoek van de Universiteit van Amsterdam (SEO) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In opdracht van het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) is een groep van 40.000 ouderen in verzorgingshuizen vergeleken met leeftijdsgenoten die thuis wonen.

In het algemeen kunnen we echter stellen dat noch de overheid, noch de woningbouwcorporaties echt serieus zijn ingesprongen op de aanstaande vergrijzingsgolf die jaren geleden al te voorspellen was. Er dient daarom een inhaalslag gemaakt te worden. Woningbouwcorporaties dienen in overleg met de overheid, de gemeenten en provincies en de vertegenwoordigers van de ouderen te komen tot een plan dat erin voorziet om zo snel mogelijk het aantal huizen geschikt voor ouderen uit te breiden. Recentelijk heeft minister Dekker een plan gepresenteerd voor de bouw en/of de toewijzing van 255.000 voor ouderen geschikte woningen. Te realiseren vóór 2009. Wij vragen ons af of dit gerealiseerd kan worden en of het voldoende is. In de gedachte dat tussen 2005 en 2030 het aantal mensen in de doelgroep met 1 miljoen zal toenemen.

De Lijst Pim Fortuyn pleit er daarom voor om vooral de regelgeving voor de bouw van specifieke woningen sterk te beperken. Ook hier denken wij dat marktwerking het toverwoord is. Laat aanbod en vraag makkelijker op elkaar aansluiten.

Het gaat er niet om dat de overheid een en ander plant, maar dat de overheid in overleg met de betrokken partijen de drempels om versneld te bouwen wegneemt. Een eerste belangrijke aanzet daartoe is door de minister al genomen in haar Nota Ruimte, waarin ze de gemeenten en lagere overheden meer ruimte en bevoegdheden geeft om in te spelen op de vraag. Het grote gevaar dat daarbij hoort is dat gemeenten dan ook de gelegenheid hebben om uit andere overwegingen dit beleid te frustreren. Wij willen dan ook een stap verder te gaan door de minister te verzoeken om alle gemeenten in Nederland op te dragen gronden te ontwikkelen en vergunningen af te geven voor de bouw van woningen in overeenstemming met de lokale vraag. Alleen indien die drempel van de twijfelende lokale overheid is weggenomen, kan er fors aangepakt worden met de bouw van woningen, waaronder die woningen speciaal geschikt worden voor bejaarden.

Naast de specifieke woningbouw, wordt er met name in het zuiden van het land enigszins geëxperimenteerd met het verzorgen van bejaarden door de familie, door het toestaan dat een schuurtje wordt omgebouwd tot tijdelijke woning of in de tuin een wooncontainer wordt geplaatst. Hiervoor worden door gemeente en provincies speciale vergunningen afgegeven. De Lijst Pim Fortuyn ondersteunt deze ontwikkeling omdat hij goed past in ons idee over de eigen verantwoordelijkheden van mensen en het idee van een warme zorgzame maatschappij. De regering zou daarom regelgeving kunnen ontwikkelen, of juist hinderende regelgeving versoepelen in het kader van het terugdringen van de bureaucratie, die ervoor zorgt dat het verbouwen van een woning of het plaatsen van een wooncontainer eenvoudiger en sneller plaats kan vinden.

Samenvattend

Het inzetten op een sterke groei van woningbouw speciaal geschikt voor een ouder wordende bevolking dient gestimuleerd dan wel aangemoedigd te worden. De overheid zou daartoe fiscale maatregelen kunnen nemen, of de regelgeving dusdanig versoepelen dat het voor woningbouwcoöperaties eenvoudiger wordt om dergelijke woningen snel te bouwen. Ook het stimuleren van verzorging in de familiale omgeving dient voorkeur te krijgen bij de beleidsvorming van de overheid.


3. Zorg

Zorg werd tot op heden vaak gezien als een primaire overheidstaak. Het gevolg was het ontstaan van een enorme bureaucratie, een overdaad aan management, torenhoge kosten en een matig zorgaanbod. Op deze markt opereren echter voldoende professionals die goed in staat zijn een adequaat aanbod te ontwikkelen, zolang de vraag niet meer centraal maar particulier gestuurd wordt. De Lijst Pim Fortuyn is voorstander van een verdere professionalisering van deze markt.

a. Maatwerk in zorgbehoefte ouderen

Op dit moment staat de zorg voor mensen die hulp behoeven, onder druk. De overheid beknibbeld aan de ene kant hard op de persoonsgebonden budgetten, waarmee deze mensen zelf hulp in kunnen kopen en anderzijds krijgen de zorginstellingen die maatwerk leveren steeds minder geld om het werk uit te kunnen voeren, waardoor het oplopen van de wachtlijsten weer dreigt.

De LPF pleit ervoor om dit Maatwerk in de zorg voor ouderen juist sterk uit te breiden. Het is in het belang van de maatschappij, zowel als in het belang van de ouderen dat men de middelen krijgt aangereikt om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en bij de maatschappij betrokken te blijven. Aangetoond is dat het goedkoper is voor de samenleving en beter voor de betrokkenen indien men zo lang mogelijk zelfstandig thuis kan wonen. Het veel te dure gebruik van gespecialiseerde zorginstellingen en verpleegtehuizen zou dan kunnen dalen.

Maatwerk in zorg dient een volwassen markt te worden waar echte marktwerking plaats vindt. Hulpbehoevende ouderen dienen als goed geïnformeerde klanten op een markt te kunnen kiezen uit bedrijven die bepaalde hulpdiensten, als lichte verpleegkundige hulp, een boodschappendienst, huishoudelijke hulp, etc. leveren. Alleen indien de hulpbehoevende ouderen zélf als klant kunnen opereren en een keuzemogelijkheid hebben, zal deze markt professioneel kunnen worden en zullen de prijzen kunnen dalen, hetgeen de samenleving ten goede komt.

In de kinderopvang is recentelijk een wet aangenomen die ervoor zorgt dat de ouders klant worden van de kinderopvangbedrijven en dat deze kinderopvangbedrijven niet langer betaald worden door de overheid, maar door de ouders die een bijdrage van de overheid krijgen. Doel daarvan was de markt te professionaliseren en de kosten te drukken. Op dezelfde wijze zou de zorgmarkt georganiseerd kunnen worden.

De LPF pleit daarom voor een systeem waarbij de overheid, dan wel de verzekeraar zich terugtrekt uit de deal die er tussen de vrager en de aanbieder gemaakt wordt. Dit levert meer autonomie voor de gebruiker van de zorgdienst, i.c. de oudere die daar behoefte aan heeft, en een grotere dwang bij de aanbieder om een marktconforme en op de vraag afgestemde dienst te leveren.

In wezen pleiten wij daarmee dus voor een veel verder geprofessionaliseerd systeem

van het Persoonsgebonden Budget.

Dus: Premieheffing via een collectieve verzekering met mogelijkheid tot een collectieve aanvulling waarvan de uitvoering bij de particuliere verzekeraars ligt. En uitkering via een beoordelingsinstantie.