Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Ministerie van
Buitenlandse Zaken Defensie
Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB 's-Gravenhage 2500 ES 's-Gravenhage
Tel. 070-3486486 070-3188188

Aan:
de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 's-Gravenhage

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/CV-333/05 3 november 2005

Naar aanleiding van het verzoek van het lid Karimi tijdens de Regeling van werkzaamheden van 1 november jl., gaan wij in deze brief kort in op de berichten in de media over vermeende meningsverschillen tussen ons beiden en over de besluitvorming over ISAF-inzet in Zuid-Afghanistan.

Over de taakverdeling tussen het ministerie van Defensie en dat van Buitenlandse Zaken ten aanzien van de besluitvorming over de deelname van Nederland aan internationale crisisbeheersingsoperaties, bestaat geen verschil van mening. Dergelijke besluiten worden genomen door de Ministerraad nadat zij in goede onderlinge afstemming door beide departementen gezamenlijk zijn voorbereid. De Kamer wordt over een besluit geïnformeerd door middel van een door ons beiden, alsmede in relevante gevallen door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, ondertekende brief.

De minister van Buitenlandse Zaken is bij de voorbereiding van het besluit de eerstverantwoordelijke waar het gaat om de overwegingen van buitenlands beleid die ten grondslag liggen aan het besluit tot deelname aan de betreffende operatie. De minister van Defensie is eerstverantwoordelijke voor de militaire planning en de uitvoering van die deelname door eenheden van de krijgsmacht. Bij de ambtelijke voorbereiding van uitzendingsbesluiten is bovendien het ministerie van Algemene Zaken betrokken, in concreto in de vorm van deelname van een vertegenwoordiger van dit ministerie aan de regulier samenkomende Stuurgroep Militaire Operaties. De samenwerking in deze stuurgroep kenmerkt zich door een hoge mate van collegialiteit.

De hierboven geschetste werkwijze wordt ook gevolgd bij de voorbereiding van de besluitvorming over mogelijke Nederlandse deelname aan de inzet van ISAF in Zuid-Afghanistan. Er is daarbij geen sprake van een meningsverschil tussen ons beiden. Wij betreuren het dat in een aantal publicaties in de media een ander beeld is opgeroepen. Dat beeld is ongefundeerd en onjuist.

Ten aanzien van een dergelijke Nederlandse bijdrage bent u op 16 juni jl. per brief (Kamerstuk 28 676 nr. 22) geïnformeerd dat de regering de mogelijkheden daartoe zal onderzoeken. Op 26 augustus jl. bent u aanvullend geïnformeerd dat wij hopen u in de loop van dit najaar te kunnen berichten over de uitkomsten van dit onderzoek (Kamerstuk 27 925, nr. 182). Zoals de Minister-President op 28 oktober jl. na afloop van de Ministerraad heeft gemeld, is er op dit moment nog behoefte aan meer informatie en analyse van de ontwikkelingen in het gebied. Terzake vindt nadere afstemming plaats met betrokken internationale partners en met de NAVO.

Ontplooiing van ISAF in Zuid-Afghanistan betreft een robuust optreden in een gebied waar de veiligheidssituatie risico's met zich meebrengt. Wij werken aan een zorgvuldig besluit en zullen de tijd gebruiken die daarvoor nodig is. Zodra een besluit zal zijn genomen zal de Kamer hierover volledig worden geïnformeerd, waarna er uitvoerig de gelegenheid zal zijn om terzake met de regering van gedachten te wisselen.

De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie

Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp


---- --