4 november 2005
De verhoging is van rechtswege :
Het indexeringspercentage wordt jaarlijks berekend aan de hand van
de ontwikkeling van de indexcijfers van de CAO-lonen in de
periode september-september. Bij de samenstelling van dit indexcijfer
wordt behalve met de ontwikkeling van de salarissen in het
bedrijfsleven, ook rekening gehouden met de ontwikkeling van de
salarissen bij de overheid en met de ontwikkeling van de salarissen in
andere sectoren.
Het percentage van 0.9 % geldt automatisch voor alle alimentaties, of
ze nu door de rechter zijn vastgesteld of door partijen zelf
zijn afgesproken. De verhoging van de alimentatie wordt berekend over
het uitkeringsbedrag zoals het op 31 december 2005 vaststond, was
vastgesteld of was gewijzigd. In dat bedrag zijn dan ook begrepen de
indexeringen die in vorige jaren, vanaf 1 januari 1974, hebben
plaatsgevonden.
Uitzonderingen op de regel :
In één geval geldt de wettelijke indexering in het geheel niet. Als
namelijk vóór 1 januari 1973 de hoogte van de bedragen in
de rechterlijke uitspraak of in de overeenkomst mede afhankelijk is
gesteld van de ontwikkeling van het peil van het inkomen, de lonen of
de prijzen, worden deze bedragen niet van rechtswege verhoogd met de
vastgestelde percentages. Voor deze alimentatiebedragen blijft dan van
kracht wat de rechter heeft
bepaald of wat partijen zijn overeengekomen.
Uitsluiting van de indexering :
Bij alimentaties die zijn vastgesteld na 1 januari 1973 kan men
afwijken van de algemene indexeringsregeling.
Enkele voorbeelden:
Er kunnen redenen zijn om niet mee te doen aan de aanpassing
van rechtswege van de alimentatie. Men houdt dan liever vaste bedragen
aan;
31)- Als de alimentatieplichtige bijvoorbeeld moet leven van een vast
inkomen dat niet meegaat met het loon- en prijspeil, kan
automatische stijging van de alimentatie voor hem bezwaarlijk zijn.
Men kan dan bij overeenkomst de indexering van rechtswege uitsluiten.
Ook kan elk van de partijen de rechter vragen die indexering uit te
sluiten;
35)- Men kan de wettelijke indexering ook voor een bepaalde tijd
uitsluiten, bijvoorbeeld voor een jaar. Daarvoor kan reden zijn als
de alimentatie aan het eind van het jaar werd vastgesteld en
bijvoorbeeld als de alimentatieplichtige niet op korte termijn op
inkomensverhoging kan rekenen;
37)- Men wil de voorkeur geven aan een andere vorm van
automatische aanpassing van de alimentatie, bijvoorbeeld door die te
koppelen aan wijzigingen in het salaris van de alimentatieplichtige,
of aan een
prijsindexcijfer.
39)In artikel 402a Boek 1 BW is uitdrukkelijk vastgelegd dat de
rechter die de wettelijke indexering uitsluit daarbij tevens kan
bepalen dat de alimentatie op een andere wijze dan door de wettelijke
indexering zal worden aangepast. De rechter kan hiertoe overgaan op
verzoek van de onderhoudsplichtige of de onderhoudsgerechtigde, maar
ook 'ambtshalve', d.w.z. zonder dat hem daartoe formeel is verzocht.
Aldus kan de rechter de wijziging van de alimentatie
bijvoorbeeld koppelen aan de ontwikkelingen van het inkomen van
de alimentatieplichtige, dus een zogenaamde 'aanpassing op
maat' bewerkstelligen. Maar ook de alimentatieplichtige en
de alimentatiegerechtigde zullen in de overeenkomst waarbij zij
de wettelijke indexering uitsluiten, in plaats daarvan zo'n
speciaal aanpassingscriterium kunnen opnemen. In dat geval is de gang
naar de
rechter is niet nodig.
Als de rechter een 'aanpassing op maat' geeft, kan hij op verzoek
tevens een regeling vaststellen omtrent de wijze en tijdstippen waarop
de onderhoudsplichtige aan de onderhoudsgerechtigde gegevens dient
te verschaffen ten behoeve van de aanpassing. Zo'n regeling kan
eventueel ook later nog aan de rechter worden gevraagd.
Ook kan een door de rechter vastgestelde 'informatieregeling' op
verzoek alsnog door de rechter worden gewijzigd.
Mocht uitsluiting van de wettelijke indexering, bijvoorbeeld na
verloop van tijd, onbillijk verschillen te zien geven met de algemene
regeling, dan kan men de rechter verzoeken de uitsluiting ongedaan te
maken. Daarna is de algemene regeling weer van toepassing.
Als men de verhoging onbillijk vindt :
Zoals gezegd vindt de verhoging van 0.9 % van rechtswege plaats.
Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst tussen partijen is
daarvoor niet nodig.
Als men de verhoging onbillijk vindt, zijn er twee mogelijkheden:
1. Partijen treffen zelf een andere regeling. Het staat hun vrij
om overeen te komen dat niet de totale verhoging, maar een deel
daarvan of helemaal geen verhoging betaald hoeft te worden;
2. Is dat niet mogelijk, dan kan men aan de rechter vragen een
andere regeling te treffen. Daarbij is de hulp van een advocaat
onontbeerlijk. De rechter zal, voordat hij een beslissing neemt, ook
de andere partij
horen.
Maakt men van beide mogelijkheden geen gebruik, dan wordt dus
de alimentatie per 1 januari 2006 verhoogd met 0.9 %.
Percentages vanaf de invoering van de indexering :
Al naar gelang het jaar van vaststelling (1973, 1972, 1971, 1970
of eerder), bedroeg het percentage van de op
1 januari 1974 ingegane verhoging: resp. 12, 23, 40 en 54%. Percentage
per
01-01-1975 16 %
01-01-1976 13 %
01-01-1977 7 %
01-01-1978 8 %
01-01-1979 6 %
01-01-1980 6 %
01-01-1981 4 %
01-01-1982 3 %
01-04-1983 6,4%
01-01-1984 geen percentage vastgesteld
01-01-1985 0,5%
01-01-1986 1,1%
01-01-1987 1,3%
01-01-1988 0,5%
01-01-1989 1 %
01-01-1990 1,6%
01-01-1991 3,2%
01-01-1992 3,7%
01-01-1993 4,2%
01-01-1994 2,5%
01-01-1995 1,3%
01-01-1996 1,1%
01-01-1997 1,7%
01-01-1998 2,3%
01-01-1999 3,3%
01-01-2000 2,5%
01-01-2001 3,3%
01-01-2002 4,6%
01-01-2003 3,9%
01-01-2004 2,5%
01-01-2005 1,1%
01-01-2006 0,9%
Ministerie van Justitie