Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording kamervragen van CDA over Financiële Perspectieven (netto bijdrage)

Aan de Voorzitter van de TweedeKamerderStaten-Generaal Binnenhof4
Den Haag Directie Integratie Europa Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag

Datum7 november 2005BehandeldC. Bansema

KenmerkDIE-749/05Telefoon070-348 4878

Blad 1/3 Fax 070-348 4086

Bijlage(n)E-mail cees.bansema@minbuza.nl
BetreftBeantwoording vragen van CDA over Financiële Perspectieven (netto bijdrage)

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de vraag gesteld door CDA in het Algemeen Overleg op 1 november jl. over de ontwikkeling van Nederlandse netto bijdrage aan de EU en het referentiekader voor een verbetering hiervan in het kader van de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven (FP). Het kabinet is van mening dat de Nederlandse netto-positie in lijn gebracht moet worden met de netto-positie van andere landen met een vergelijkbaar welvaartsniveau. Dat betekent een verbetering van de netto-positie, zowel absoluut als relatief (in relatie tot andere lidstaten) ten opzichte van de netto-positie in 2006. Om dit te realiseren wil Nederland een forse correctie ten opzichte van het huidige Eigen Middelenbesluit. Met deze correctie zal Nederland een verbetering t.o.v. 2006 realiseren en tevens terechtkomen in een groep van netto-betalers met een vergelijkbaar welvaartsniveau.

Hieronder een overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse netto-positie in de afgelopen jaren. De cijfers zijn gebaseerd op de 'boekhoudkundige definitie'. Als gesteld in de Staat van de Unie zijn er verscheidene definities op basis waarvan de netto-posities gemeten kunnen worden.

NETTO-POSITIES  
REALISATIE BEGROTING 
19971998199920002001200220032004 
Netto-positie mrd. ¤- 2,3-3,0-3,3-3,2-3,8-2,9-2,9-3,2 
Netto-positie %BNI-0,70%-0,88%-0,90%-0,82%-0,92%-0,67%-0,64%-0,68% 
Netto-positie per capita-146-192-210-203-240-179-181-194 
De genoemde cijfers betreffen uiteindelijke realisatiecijfers in betalingen. Dit zijn dus de bedragen die werkelijk zijn uitgegeven. De stijging en latere daling van de bedragen in de opeenvolgende jaren uit de tabel hangen samen met het feit dat deze jaren het einde van de vorige FP's respectievelijk het begin van de huidige FP's betreffen. In zijn algemeenheid is de uitputting aan het eind van FP's hoger dan aan het begin, dit in verband met de gebruikelijke aanloopperiode na de programmering van middelen.

De bijzondere verbetering in de Nederlandse netto-positie van 2001 op 2002 komt door de afspraken die in de FP-onderhandelingen 2000-2006 (in Berlijn, 1999) zijn gemaakt om de netto-posities van een aantal excessieve betalers te verbeteren. Voor Nederland hield dit een korting in op de financiering van de VK-compensatie (75%) en een verhoging van de perceptiekostenvergoeding (van 10% naar 25%). Deze kortingen werden in 2002 van kracht.

In de Staat van de Unie wordt een schatting gegeven van de richting waarin de Nederlandse netto-positie zich zal ontwikkelen tot en met 2006. Deze schatting is gemaakt op basis van de uitgavenplafonds in vastleggingen in de huidige Financiële Perspectieven. De feitelijke realisatiecijfers in betalingen vallen normaliter lager uit. Hoeveel lager hangt af van de mate waarin alle lidstaten erin slagen om de middelen van de EU-begroting metterdaad te besteden. Dat is moeilijk te schatten. Een globale schatting is dat de netto-positie per capita in 2006 zal liggen tussen ¤ 225 en ¤ 250, maar een hoger bedrag is niet geheel uitgesloten, bijvoorbeeld in het geval van zeer hoge uitputting van het EU-budget in zijn totaliteit in combinatie met lage uitvoeringscijfers van Nederland.

Er is geen sprake van een onverwachte en onevenredige verslechtering van de Nederlandse netto-positie in de periode tot en met 2006. De in de Staat van de Unie genoemde ontwikkeling stemt overeen met de eerder overeengekomen Financiële Perspectieven 2000-2006, die ook op instemming van de Kamer hebben kunnen rekenen. In die Financiële Perspectieven is uiteraard meegewogen dat de Unie vanaf 2004 tien nieuwe lidstaten zou tellen, hetgeen tot een verhoging van het budget van tussen de 5 en de 15 procent moest leiden. Naast een verhoging van het budget groeit het aandeel van de nieuwe lidstaten in de ontvangsten uit de begroting logischerwijs ook over de jaren 2004-2006. Dit is uiteraard van invloed op de netto-positie van Nederland en van de andere lidstaten. Ook het feit dat de in de huidige Financiële Perspectieven afgesproken structuurprogramma's langzaam op gang gekomen zijn en pas vanaf 2004 beter zullen worden uitgeput zorgt voor een voorziene verslechtering van de netto-positie. Deze verklaringen voor de ontwikkeling van de Nederlandse nettopositie tot en met 2006 gelden in min of meer gelijke mate voor de andere nettobetalers.

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Atzo Nicolaï