Universiteit Leiden

Meer informatie: dienst Interne en Externe Communicatie, tel. 071-5273282

donderdag 10 november 16.15 uur (Groot Auditorium)

Jan Peter Loof

Mensenrechten en staatsveiligheid: verenigbare grootheden? Opschorting en beperking van mensenrechtenbescherming tijdens noodtoestanden en andere situaties die de staatsveiligheid bedreigen

Faculteit: Rechtsgeleerdheid

Promotor: Prof.mr. E.A. Alkema

Vele staten grijpen in het kader van de strijd tegen het terrorisme en ter bescherming van de staatsveiligheid in crisissituaties naar middelen die een ernstige inmenging in de individuele rechten en vrijheden van burgers inhouden. Tegelijkertijd wordt, bijvoorbeeld in resoluties van de VN-Veiligheidsraad, benadrukt dat de strijd tegen het terrorisme dient te geschieden met inachtneming van de rule of law en binnen de kaders die de internationale mensenrechtenverdragen en het internationale humanitaire recht stellen. Bovendien vloeit uit die mensenrechtenverdragen ook een zekere plicht voor de overheid voort om de (staats)veiligheid en het recht op leven van burgers op adequate wijze te beschermen. Mensenrechten en staatsveiligheid staan derhalve in een gespannen, maar ook ingewikkelde, verhouding tot elkaar.

Hoe moeten en kunnen mensenrechten en staatsveiligheid met elkaar worden verenigd? In deze studie wordt aan de hand van een uitvoerige analyse van verdragsbepalingen, andere internationaal-rechtelijke normen en jurisprudentie (Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en VN-Mensenrechtencomité) bezien in hoeverre het internationale recht ruimte biedt voor het beperken van rechten en vrijheden van burgers in het kader van de bescherming van de staatsveiligheid. Daarbij wordt duidelijk dat het internationale recht een bepaalde ruimte biedt, maar dat die ruimte tegelijkertijd beperkt is. In ernstige crisissituaties mag worden afgeweken van het normale niveau van mensenrechtenbescherming. Een eerste belangrijk uitgangspunt daarbij is dat de crisissituatie dusdanig ernstig is dat het openbare leven ernstig wordt verstoord en het functioneren van het overheidsapparaat zodanig wordt belemmerd dat de bescherming van de fundamentele rechten van de bevolking daardoor gevaar loopt. Vertaald naar de praktijk van vandaag de dag komt dan natuurlijk de vraag op of de hedendaagse dreiging van terrorisme een zodanige crisissituatie oplevert. Een tweede belangrijk uitgangspunt is dat de afwijking van de normale mensenrechtenbescherming een tijdelijk karakter heeft. In de jurisprudentie van het EHRM vooral in zaken m.b.t. de Britse anti-terrorismewetgeving wordt dit uitgangspunt echter nogal eens geweld aangedaan. Een derde uitgangspunt is dat ook tijdens een crisissituatie die het bestaan van een natie bedreigt bepaalde grenzen nimmer mogen worden overschreden en bepaalde waarborgen voor burgers nimmer worden tenietgedaan (iets wat bijvoorbeeld naar voren is gekomen n.a.v. het optreden van Turkse veiligheidstroepen in de strijd tegen de PKK). Zo is bijvoorbeeld het verbod van foltering en onmenselijke behandeling een fundamenteel recht dat door staten niet opgeschort mag worden. In de laatste twee decennia is de hoeveelheid niet-opschortbare rechten in de jurisprudentie- en doctrinevorming door internationale organen behoorlijk uitgebreid. Daarmee is het absolute minimumniveau van mensenrechtenbescherming als het ware opgehoogd.

Er is echter een gat tussen de normstelling en de statenpraktijk. Het onderzoek maakt duidelijk dat de internationale controle op de naleving van mensenrechtennormen in crisissituaties zowel wat betreft de organisatie als wat betreft de gehanteerde toetsingsintensiteit voor verbetering vatbaar is.

Het promotieonderzoek waaruit dit proefschrift is voortgevloeid bevindt zich op een kruispunt van twee onderzoeksprogrammas van het E.M. Meijers Instituut voor Rechtswetenschappelijk Onderzoek van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden., namelijk Securing the Rule of Law in a World of Multi Level Jurisdiction: Coherence, Institutional Principles and Fundamental Rights en Veiligheid en recht.

Jan-Peter Loof (1966) is universitair docent staats- en bestuursrecht bij het departement publiekrecht van de faculteit der rechtsgeleerdheid. Hij publiceerde in de afgelopen jaren over diverse onderwerpen op het terrein van de mensenrechten. Hij is lid van de redactie van het NJCM-Bulletin/Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten, oud-voorzitter van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten en was tot 2001 coördinator van het F.M. van Asbeck Centrum voor Mensenrechtenstudies van de Universiteit Leiden.

Informatie: afdeling wetenschapsvoorlichting van de Universiteit Leiden: 071-5273282 of .
Voor inlichtingen over promoties en oraties in de faculteit Geneeskunde kunt u contact opnemen met het LUMC: 071-5268005