Contactpersoon
-
Datum
10 november 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/U.05.02688
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
05/37/VW
Onderwerp
Effecten van chauffeursexamen
Geachte voorzitter,
In uw brief van 22 september 2005 (kenmerk 05/37/VW) verzoekt u mij om een
reactie op de onderzoeksrapporten "Opleiding CCV Chauffeursdiploma Taxi",
van DVG personenvervoer, en "Evaluatie enquête tijdelijke toelating" van J.
Timmer. Met deze brief kom ik aan uw verzoek tegemoet. Eerst ga ik kort in
op de voortgang tot nu toe.
Achtergrond invoering vakbekwaamheidseis taxichauffeurs
Sinds 1 juli 2004 geldt een zogenaamde "eis van vakbekwaamheid" voor
taxichauffeurs, in de vorm van een verplicht examen. Het met goed gevolg
afleggen van dit examen is per 1 juli 2004 een aanvullende voorwaarde voor
de chauffeurspas . Het examen vormt één van de pijlers van het taxibeleid
zoals verwoord in het Kabinetsstandpunt van 18 juni 2004 , namelijk het
garanderen van een landelijk uniforme basiskwaliteit voor het taxivervoer
en het recht daarop voor alle taxiklanten. Bij de invoering van de
vakbekwaamheidseis voor taxichauffeurs is intensief overlegd met partijen
uit de branche, sociale partners en consumentenorganisaties.
Om ervaren en goed gekwalificeerde chauffeurs niet onnodig te belasten met
een verplicht examen is voor hen een vrijstellingsregeling opgesteld, en is
na het overleg met uw Vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat op 16
september 2004 , een beperkt examen ingevoerd.
Met het oog op het verstrijken per 1 januari 2006 van de overgangstermijn
van anderhalf jaar, zijn op verschillende momenten en via uiteenlopende
kanalen door mij en het CBR alle taxichauffeurs opgeroepen om niet tot het
laatste moment te wachten met het examen doen. Ook heb ik een brief
gezonden aan opdrachtgevers in het contractvervoer om, bij toekomstige
aanbestedingen van vervoersopdrachten, in de planning rekening te houden
met de tijd die (nieuwe) chauffeurs nodig hebben om een opleiding te volgen
en het examen te behalen. Uit overleg dat mijn ministerie met het CBR
voert, blijkt dat deze op alle examenlocaties tot eind 2005 voldoende
capaciteit ter beschikking heeft.
Korte reactie op de rapporten van DVG "Opleiding CCV Chauffeursdiploma
Taxi" (1) en "Evaluatie enquête tijdelijke toelating" (2) van J. Timmer
Eerstgenoemde rapport gaat in op zowel de ervaringen bij de examens zelf
als de zogenaamde "ingroeiregeling". Het tweede rapport legt met name de
focus op die ingroeimogelijkheid.
Het DVG-onderzoeksrapport komt onder meer tot de conclusie dat de
"meerwaarde van de opleiding niet altijd aanwezig is" en dat "dit wordt
versterkt door de hoge kosten die gaan zitten in het opleiden en examineren
van de chauffeurs" .
Ik merk op dat bij de invoering van de vakbekwaamheidseis er bewust voor
gekozen is niet een opleiding voorafgaand aan het examen verplicht te
stellen. Ik ga er vanuit dat de ondernemer, als werkgever, hier door een
stelsel van opleidingen zelf voor zorgt. Marktpartijen zijn daar overigens
goed op ingesprongen.
Ten aanzien van de kosten voor het examen is mijn conclusie dat deze
vergelijkbaar zijn met andere beroepschauffeurexamens. Voor de examenkosten
en eventuele opleidingskosten, kan de chauffeur bovendien (via de
werkgever) het Europees Sociaal Fonds (ESF) een subsidie aanvragen,
waardoor de kosten voor 50% worden vergoed. Financiering van het examen, en
de eventuele opleiding, vind ik een verantwoordelijkheid van de branche.
Het examen leidt immers tot een betere kwaliteit, een beter imago, meer
tevreden klanten en uiteindelijk dus tot meer omzet. Daarnaast wordt meer
toekomstperspectief gegeven aan het beroep van taxichauffeur.
Het rapport van DVG gaat vervolgens, onder meer door de beschrijving van
een aantal individuele gevallen, in op de wijze van examineren.
In reactie daarop merk ik op dat het examineren en de wijze waarop dat
gebeurt, een zaak is van de divisie Contact Commissie Vervoer (CCV) van het
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Als exameninstantie voor
onder meer het rijbewijs en andere beroepschauffeurexamens is bij het CBR
veel ervaring en expertise aanwezig. Voor de begeleiding van het taxi-
examen is een College van Deskundigen ingesteld waarin vertegenwoordigers
uit de taxibranche, de opleidersbranche, het CBR en mijn ministerie zitting
hebben. Dit College is belast met het toezicht op de wijze waarop het
examen wordt uitgevoerd en het voorstellen van eventuele gewenste en
noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen daarvoor. Dat is dan ook de
aangewezen plek voor opmerkingen en suggesties. DVG gaf overigens aan dat
ze het rapport inmiddels met het CBR hebben besproken. Het CBR gaf aan dat
deze informatie nuttig kan zijn om hun diensten nog te verbeteren, en heeft
DVG inmiddels toegevoegd aan het College van Deskundigen. Het
slagingspercentage voor het examen ligt op dit moment op ruim 70%, hetgeen
in vergelijking met andere examens zeker geen lage score is.
In het DVG-rapport wordt aanbevolen om een beroepsmogelijkheid in te
bouwen .
Echter, het CCV kent voor het beroepsvervoer al een interne algemene
klachtenprocedure met ook een beroepsmogelijkheid, waardoor al wordt
voorzien in de door DVG voorgestelde beroepsmogelijkheid.
Beide rapporten stellen tenslotte dat er grote problemen worden voorzien
wanneer de ingroeimogelijkheid per 1 januari 2006 komt te vervallen.
Om tegemoet te komen aan de door de branche geuite wens om na de
inwerkingtreding van het examen snel te kunnen (blijven) inspringen op
veranderingen in de vervoersvraag, ben ik begin 2004 met de branche een
bepaalde ingroeimogelijkheid overeengekomen voor de periode tussen 1 juli
2004 en 1 januari 2006. Deze ingroeimogelijkheid houdt in dat een in het
beroep beginnende chauffeur voor een beperkte periode zonder diploma mag
rijden, in aanloop naar het examen of in afwachting van de papieren. Eind
2004 heb ik bovendien, om de branche tegemoet te komen in hun wens om deze
periode te verlengen, deze periode opgerekt van de oorspronkelijke 4 weken
naar de thans geldende 8 weken. De taxibranche heeft zo naar mijn mening
ruim de tijd om chauffeurs te werven, eventueel op te leiden en examen te
laten doen. De einddatum van 1 januari 2006 is met name ingegeven vanuit
de verwachting van mij én de taxibranche dat er vanaf 1 januari 2006 een
voldoende groot reservoir aan gekwalificeerde chauffeurs zal bestaan. Ook
is van belang dat:
1. de ingroeimogelijkheid geen informele regeling is maar gedoogbeleid; er
is dus altijd een kans tot oneigenlijk gebruik van deze procedure;
- deze mogelijkheid bedoeld is om de taxibranche te faciliteren in de
overgangsperiode van 1 juni 2004 tot 1 januari 2006. Na afloop van deze
periode is
het zeer wenselijk dat nieuwe chauffeurs eerst hun diploma halen voordat
zij 'op de
taxi' beginnen; en
- de fraudegevoeligheid van de ingroeimogelijkheid zeer groot is. Het
gaat hier om een papieren document waarmee geknoeid kan worden of de
procedure kan worden misbruikt. Ook dit is een belangrijk argument voor de
tijdelijkheid van de ingroeimogelijkheid.
Ook de werknemersorganisaties wijzen in overleggen en publicaties overigens
op de wenselijkheid dat elke chauffeur zonder uitzondering over een
basiskwaliteit beschikt. Elke uitzondering daarop, bijvoorbeeld door de
ingroeimogelijkheid te handhaven, doet afbreuk aan die gewenste
basiskwaliteit en de mogelijkheid van fraude in stand houdt.
Vrijstelling voor touringcarchauffeurs
Tot slot maak ik van de gelegenheid gebruik om, naar aanleiding van mijn
toezegging tijdens het algemeen overleg van 26 januari 2005 , te melden
dat in de regelgeving die per 1 augustus 2005 is ingegaan, voor
touringcarchauffeurs een vrijstelling voor het theoriegedeelte van het
chauffeursexamen taxichauffeur is opgenomen. Uit een inhoudelijke toets,
waarbij de examenonderdelen voor het praktijkexamen voor de
touringcarchauffeur met die voor de taxichauffeur (zowel het volledige als
beperkte examen) zijn vergeleken, bleek evenwel dat de inhoudelijke
verschillen bij de gestelde eisen te groot te zijn om ook tot vrijstelling
voor het praktijkexamen te kunnen leiden.
Conclusie
De door mij voorgestane trajecten met betrekking tot de examenverplichting
en de ingroeimogelijkheid zijn ingezet op basis van overeenstemming met
vertegenwoordigers van de taxibranche. Er is niet gebleken dat de ruime
overgangsperiode van anderhalf jaar voor zittende chauffeurs én ondernemers
tot onoverkomelijke problemen heeft geleid.
In het reguliere overleg met de taxibranche dat op 25 oktober 2005
plaatsvond, hebben alle branchevertegenwoordigers aangeven in te stemmen
met de ingezette lijn. Samen met de branche en het CBR wordt bezien of na 1
januari 2006 naast de huidige opzet, een versnelde examenprocedure kan
worden ontworpen, die soulaas biedt ingeval bij het verwerven van een
contract zeer snel chauffeurs moeten worden ingezet.
Met betrekking tot een eventueel uitstel van de examenplicht, zal naar
verwachting bovendien de druk, veroorzaakt door het tot het laatste moment
wachten met het examen doen aan het einde van een dergelijke
overgangstermijn slechts in de tijd verschuiven en niet wegnemen. Ik zie al
met al dan ook geen dringende reden om terug te komen op de afspraak met de
taxibranche om vast te houden aan de algehele exameneis per 1 januari 2006
en daarbij de huidige ingroeimogelijkheid op die datum te beëindigen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Karla Peijs
-----------------------
Besluit van 2 juni 2004, houdende wijziging van het Besluit
personenvervoer 2000 in verband met de invoering van het vereiste van
vakbekwaamheid voor de taxibestuurder (Stb. 2004, 252)
Tweede Kamer, vergaderjaar 2003-2004, 25 910, nr. 49
Kamerstukken II 2004/2005, 25 910, nr. 53
de betrokken chauffeur rijdt telkens dezelfde routes, op dezelfde vaste
tijdstippen, er is sprake van vervoer van telkens dezelfde passagiers en in
een schriftelijke overeenkomst zijn tarieven
DVG, pagina 11
DVG, pagina 11
Het betreft chauffeurs die in het bezit zijn van het diploma CCV B
Beroepspersonenvervoer.
Kamerstukken II, 2004/05, 23 645, nr. 86.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat