Contactpersoon
-
Datum
10 november 2005
Ons kenmerk
RWS/SDG 2005/2970/18152
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Verhoogde Leuningen KW10 (Viaduct Koevering)
A50 gedeelte Sint-Oederode
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van uw brief van 10 oktober 2005 met kenmerk VW-05-679 wil
ik antwoord geven op de vragen van de vaste Kamercommissie van Verkeer en
Waterstaat.
De reactie op de brief van de heer Bothof is door het Ministerie van
Verkeer en
Waterstaat/Rijkswaterstaat afgehandeld. De reactie is te uwer informatie
bijgesloten.
Rijkswaterstaat Noord-Brabant heeft de situatie bij de A50 gedeelte Sint-
Oedenrode nogmaals beoordeeld en is van mening dat er geen sprake is van
een onveilige situatie. Op diverse plaatsen in Nederland passeren ruiters
Rijkswegen. Het traject A50 is circa
1,5 jaar voor verkeer opengesteld en er zijn geen incidenten met paarden te
melden. De toegepaste leuningen voldoen aan het genoemde "Handboek
Bermbeveiligings-voorschriften".
Ter voorkoming van onduidelijkheid met betrekking tot RWS voorschriften bij
burgers zal ik mijn diensten wijzen op het beter communiceren van genoemde
voorschriften inzake bermbeveiliging.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Contactpersoon
Drs. M.R. Filé
Datum
2 november 2005
Ons kenmerk
SDG 2005/2972/18139
Doorkiesnummer
070-3519461
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Verhoogde Leuningen KW10 (Viaduct Koevering)
A50 gedeelte Sint-Oederode
Geachte heer Bothof,
Naar aanleiding van uw brieven d.d. 15 september 2005 en uw brief van 13
mei 2005 met betrekking tot de kwestie inzake uw voorstel voor het
plaatsen van verhoogde leuningen bij Viaduct Koevering bij de A50
gedeelte Sint-Oedenrode, wil ik u het volgende berichten. Mijn excuses voor
de lange wachttijd met betrekking tot beantwoording van uw brieven.
In uw brieven verwijst u naar het stenengooien of andere voorwerpen vanaf
viaducten. Genoemde verwijzing is hierbij niet op zijn plaats. De risico's
van het opzettelijk stenengooien hebben geleid tot dodelijke
verkeersongelukken en veel maatschappelijke onrust. De "herwaardering van
veiligheid m.b.t. kunstwerken" heeft uit het oogpunt van bovengenoemde
risico's plaatsgevonden.
Nader onderzoek door de onder mij ressorterende dienst RWS Noord-Brabant
heeft niet geresulteerd in een onveilige situatie bij genoemde viaduct.
Het plaatsen van verhoogde leuningen voor ruiters kan tevens het risico
van precedentwerking met zich meebrengen. Het beste middel voor de
verhoging van de verkeersveiligheid van ruiters is nog steeds het gedrag
van de ruiters zelf. Dat betekent het op een veilige manier passeren van
viaducten.
Vooralsnog zie ik geen noodzaak tot het verhogen van bovengenoemde
leuningen.
Voor eventuele nadere informatie kunt u contact opnemen met de in de
briefhoofd gemelde medewerker.
Hoogachtend,
DE DIRECTEUR-GENERAAL RIJKSWATERSTAAT
Ir. L. H. Keijts
Ministerie van Verkeer en Waterstaat