Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Reactie op aangenomen moties begroting LNV 2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: BBR. 2005/376
datum: 10-11-2005
onderwerp: Reactie op aangenomen moties begroting LNV 2006

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Bijgaand ontvangt u mijn reactie op de aangenomen moties ingediend bij het debat over de begrotingsstaat van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (30 300 XIV) en van het Diergezondheidsfonds (30 300 F) voor het jaar 2006.

Motie Atsma c.s., nr. 36 (30 300 XIV)
Het Waddenfonds is een begrotingsfonds dat onder verantwoordelijkheid van de minister van VROM valt. De betrokken vakministeries worden geraadpleegd over de besteding van de middelen. In mijn reactie op de motie van de heer Atsma heb ik daarom aangegeven dat ik hiervoor overleg wil plegen met het kabinet. Het kabinet zal zich hier nog over nader beraden. In de brief over het Waddenfonds zal de minister van VROM, conform haar toezegging in het Algemeen Overleg over het Waddenzeebeleid van 6 oktober jl., de Tweede Kamer binnenkort nader informeren.

Motie Atsma en Snijder-Hazelhoff, nr. 37 (30 300 XIV)
Naar aanleiding van deze motie en de hieraan verbonden juridische aspecten zal ik de Kamer na Kabinetsberaad binnenkort nader inhoudelijk informeren.

Motie Koopmans c.s., nr. 38 (30 300 XIV)
Gezien het feit dat het gewasbeschermingsplan onderdeel uitmaakt van het convenant gewasbescherming zal ik over de uitvoering van deze motie in gesprek gaan met de convenantspartners. Ik wil daarvoor het eerstvolgend bestuurlijk overleg (eind januari 2006) benutten. Na dit overleg zal ik de Kamer informeren.

Motie Koopmans c.s., nr. 39 (30 300 XIV)
Het kabinet gaat ervan uit dat het tuinbouwcluster ruimte moet krijgen om zich te ontwikkelen. In dat kader heb ik in de FES-ronde dit jaar een project met betrekking tot de inrichting van de Greenports ingediend. Dit project heeft vanwege de urgente problematiek van de luchtkwaliteit minder prioriteit gekregen, maar ik zal mij blijven inspannen om de Greenports op de FES-agenda te houden.
Een nieuwe FES-ronde zal ik dan ook zeker benutten om opnieuw de financiering van de Greenports aan de orde te stellen. Daarbij zal ik de uitwerking betrekken die momenteel parallel aan en in afstemming met de visie en agenda voor het tuinbouwcluster Nederland door de betrokken stakeholders wordt opgesteld.

Motie Van Velzen en Atsma, nr. 40 (30 300 XIV)
Het LEI zal worden gevraagd om in aanvulling op het reeds uitgevoerde onderzoek nadere gegevens te vergaren omtrent de effecten van de prijzenoorlog op het inkomen van primaire producenten, die mede-eigenaar zijn van de verwerkende industrie. Verwacht wordt dat deze gegevens begin volgend jaar bekend zijn. Ik zal de Kamer hierover in het voorjaar van 2006 berichten.

Motie Van Velzen c.s., nr. 42 (30 300 XIV)
Ik zal dit onderwerp binnen de EU aan de orde stellen. Daarbij wil ik echter wel aantekenen dat de productie van ganzenlever in het Europees Verdrag tot het culturele Franse erfgoed wordt gerekend. Het bedoelde verbod op ganzenlever zou dan ook een aanpassing van het Verdrag vereisen.

Motie Snijder-Hazelhoff en Atsma, nr. 44 (30 300 XIV)
Deze motie spreekt over financiële middelen die voor het overgrote deel (EUR 39 mln.) op de VROM-begroting staan. Derhalve zal ik met de staatssecretaris van VROM overleggen over de uitvoering van de motie. Daarna zal uw Kamer worden geïnformeerd.

Motie Van den Brink en Koopmans, nr. 51 (30 300 XIV)
Het kabinet is voorstander van een geharmoniseerd toelatingsbeleid voor gewasbeschermingsmiddelen en streeft waar mogelijk naar versnelling van procedures om te komen tot geharmoniseerde toelatingsmethodieken. Nederland heeft zich de afgelopen jaren reeds intensief ingezet via onderzoek van Alterra en het RIVM om te komen tot geharmoniseerde modellen voor plaatsing van werkzame stoffen op de Annex I van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn en tot geharmoniseerde modellen voor de toelating van de gewasbeschermingsmiddelen in de lidstaten. Het model dat in Nederland is ontwikkeld voor de uitspoeling van stoffen naar het grondwater wordt in toenemende mate gebruikt door de ons omringende lidstaten.

Ook op residugebied streeft Nederland naar volledige harmonisatie van het beleid. Door de Residuverordening, die onder Nederlands voorzitterschap is afgerond, zal de EU binnen twee jaar in alle lidstaten over dezelfde volledig geharmoniseerde residutoleranties beschikken.

De wijziging van de gewasbeschermingsmiddelenrichtlijn zal ook in de vorm van een verordening worden gedaan. Dit leidt tot een verdere versnelling van de harmonisatie. Nederland streeft hierbij naar een versnelling van procedures en een vermindering van de administratieve lastendruk. Via een stelsel van zonale beoordelingen van werkzame stoffen (bijvoorbeeld één beoordeling voor Noord, één voor Centraal en één voor Zuid Europa) worden de wederzijdse erkenningen tussen lidstaten vergemakkelijkt.
Nederland wil wel dat de besluitvorming over de toelatingen van de gewasbeschermingsmiddelen een nationale verantwoordelijkheid blijft.

Motie Van den Brink, nr. 53 (30 300 XIV)
Op korte termijn zal ik een brief aan de provincies sturen en vervolgens met hen en alle andere betrokken organisaties (KNJV, LTO, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de Landschappen) in overleg treden om te kijken hoe zij de nul-optie het beste kunnen effectueren.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman