Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
11 november 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/u.05.01708
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
2050601390
Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij ontvangt u, mede namens mijn collega van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de antwoorden op de vragen van het lid Duyvendak over de penibele situatie van veerponten.

Is het u bekend dat veel veerponten zich in een penibele situatie bevinden omdat de exploitatie van deze veren maar een zeer klein overschot of zelfs een tekort laat zien en omdat vele veren wegens ouderdom aan vervanging toe zijn, welke onmogelijk uit de lopende exploitatie betaald kan worden (artikel in NRC Handelsblad van 10 oktober 2005, 'Je kunt niet overal bruggen bouwen') ?


1. Ja, het artikel hierover in NRC Handelsblad is mij bekend. Het onderwerp is
overigens niet nieuw. Het is eerder ter sprake gekomen in de correspondentie met de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 7 juni 2000, in beantwoording van kamervragen van het lid van Hijum (CDA) van 9 oktober 2003 en in mijn reactie van 12 augustus 2004 op het rapport "Hoe ver is de overkant?" van de Erasmus Universiteit.

Is het waar dat de rijkssubsidieregeling voor ondersteuning van veerponten (en aanmeerfaciliteiten) in 1992 is afgeschaft en dat de bijbehorende gelden zijn doorgesluisd naar provincies en gemeenten? Zo ja, zijn daarbij aan provincies en gemeenten voorwaarden gesteld voor de besteding van deze gelden, bijvoorbeeld de eis dat provincies en gemeenten de ondersteuning voor veerponten voor onbepaalde tijd moesten continueren? Zo ja, hoe luiden deze voorwaarden en wordt hieraan in de huidige praktijk voldaan?


2. Het is inderdaad waar dat door middel van de Wet herverdeling wegenbeheer
die in 1992 in werking is getreden de verantwoording naar de decentrale overheden is overgegaan. Er is hierbij sprake van volledige decentralisatie (dus inclusief de middelen), waaraan geen nadere voorwaarden zijn gesteld.

Is het waar dat alleen de provincie Gelderland, middels een provinciaal verenfonds, financieel bijspringt om de exploitatietekorten af te dekken? Zo neen, waar bestaat nog meer een dergelijke regeling? Zo ja, is dit in strijd met de hierboven genoemde afspraken met gemeenten en provincies?


3. Dat klopt. Dit initiatief van de provincie Gelderland sluit geheel aan bij de
decentralisatiegedachte dat de decentrale overheden zelf maatregelen treffen
om hun verantwoordelijkheden na te komen.

Deelt u het standpunt dat de veerponten een zeer waardevolle bijdrage leveren aan het Nederlandse wegennet - met name voor de toegankelijkheid van het landelijk gebied, het lokaal bestemmingsverkeer en het recreatieverkeer - en dat daarom een overheidsbijdrage gerechtvaardigd is? Zo neen, waarom niet?


4. Ik onderken dat overzetveren een belangrijke schakel in de infrastructuur
vormen. Ze hebben een functie op de genoemde terreinen. De verantwoordelijkheid voor de overzetveren berust evenwel bij de decentrale overheden als beheerders van de wegen waar de veerverbinding een schakel in is. Gezien de betekenis die deze veerverbindingen kunnen hebben voor de toegankelijkheid van het platteland zal de minister van LNV vanuit zijn coördinerende verantwoordelijkheid voor het plattelandsbeleid in zijn contacten met de andere overheden hiervoor aandacht vragen.

Wat vindt u van het voorstel van gedeputeerde Van Haaren van Gelderland (artikel in NRC Handelsblad van 10 oktober 2005, 'Je kunt niet overal bruggen bouwen') om een landelijk verenfonds in te stellen, dat garant kan staan voor bankleningen om nieuwe veren te betalen en dat (een deel van) de eventuele exploitatietekorten kan vergoeden?


5. Het oordeel over een dergelijk fonds laat ik aan de decentrale overheden.


6. Deelt u het standpunt dat veren beschouwd dienen te worden als een onderdeel van de weg en dat de lagere overheden de Brede Doel Uitkering voor infrastructuur hieraan mogen besteden? Zo neen, waarom niet?

6. De Brede Doel Uitkering voor infrastructuur uit 2005 mag niet aan overzetveren worden besteed. In de BDU zijn namelijk een aantal bijdragen gebundeld die eerder afzonderlijk werden verstrekt. Het gaat om de bijdragen voor aanleg regionale infrastructuur, exploitatie openbaar vervoer, duurzaam veilig en vervoermanagement. Overzetveren behoren hier niet toe. Zoals ik bij vraag 2 heb aangegeven zijn die immers al eerder aan decentrale overheden overgedragen.


7. Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de veerponten

behouden kunnen blijven?

7. De verantwoordelijkheid en de zorg voor de overzetveren is overgedragen
aan de decentrale overheden. Deze overheden kunnen zelf het beste afwegingen over het behoud van overzetveren maken. Ik ben niet van plan die verantwoordelijkheid naar mij toe te trekken. Ik acht het daarom niet nodig om hierin stappen te zetten.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs