Inspectie Werk en Inkomen
De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor
WW-gerechtigden
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden
R05/15, november 2005
ISSN 1383-8733
ISBN 90-5079-136-0
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 2/33
Voorwoord
Op de private reïntegratiemarkt zoals Nederland die kent heeft UWV, onder andere, de ver-
antwoordelijkheid het opdrachtgeverschap voor de reïntegratie van WW'ers in te vullen. Het is
van groot belang dat deze groep werkzoekende burgers op het goede moment de juiste onder-
steuning krijgen bij hun terugkeer naar werk. Deze ondersteuning krijgt vaak de vorm van een
reïntegratietraject.
Al eerder dit jaar bracht de inspectie een rapport uit over de keuzen die gemeenten maken bij
het selecteren van bijstandsgerechtigden voor reïntegratietrajecten. In deze rapportage worden
de selecties beschreven van WW'ers die een reïntegratietraject krijgen.
UWV en CWI hebben aangegeven de in dit rapport geconstateerde problemen serieus te ne-
men en actie te ondernemen. Zo zullen CWI en UWV verder onderzoek doen om vast te stel-
len waarom een kwart van de WW'ers na een jaar werkloosheid nog geen reïntegratietraject
volgen. UWV onderneemt verschillende acties die naar verwachting afroming verder tegen
gaan.
Mevrouw dr. E. Sol van het Hugo Sinzheimer Instituut van de Universiteit van Amsterdam
heeft waardevol commentaar geleverd op het onderzoek. De inspectie is haar erkentelijk voor
deze bijdrage.
Mr. L.H.J. Kokhuis
Inspecteur-generaal
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 3/33
Inhoud
1 Inleiding 5
2 Bevindingen 7
2.1 De positie van WW'ers die na een jaar nog als fase 1 geregistreerd staan 7
2.2 De positie van kansarme WW'ers bij reïntegratiebedrijven 9
3 Oordeel 13
4 Bestuurlijke reactie UWV en CWI 15
Lijst van afkortingen 16
Bijlage 1: Reactie Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen 19
Bijlage 2: Reactie Centrale organisatie werk en inkomen 27
Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 31
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 4/33
1 Inleiding
Reïntegratie ondersteunt werkloze werknemers bij hun terugkeer naar werk. Hierbij is het de
bedoeling dat iedere werkloze die ondersteuning krijgt die hij nodig heeft om zo snel mogelijk
weer een plek op de arbeidsmarkt te herwinnen. De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) gaat in
dit rapport in op de mate waarin WW'ers die ondersteuning krijgen die zij nodig hebben.
Kansarme WW'ers hebben meer ondersteuning nodig bij hun terugkeer naar werk dan kansrij-
ke. Op het moment dat kansarme WW'ers minder ondersteuning krijgen dan zij nodig hebben,
terwijl de ondersteuning van kansrijke WW'ers (beter) past is er sprake van afroming. Tijdens
de behandeling van Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) hebben verschillende
partijen gewezen op het risico van afroming.
Het risico op afroming is groter geworden door het invoeren van een uitgebreidere vorm van
resultaatfinanciering. Reïntegratiebedrijven krijgen nu in veel gevallen alleen nog betaald wan-
neer de WW'er werk vindt. De financiële risico's zijn hierdoor groter geworden voor deze
bedrijven, waardoor het risico dat er minder geïnvesteerd wordt in kansarme WW'ers is ge-
groeid.
Dit vormde de aanleiding voor IWI te onderzoeken in welke mate afroming op dit moment een
probleem vormt en wat voor acties het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
onderneemt om afroming te voorkomen. De inspectie heeft niet onderzocht of afroming plaats-
vindt bij afzonderlijke reïntegratiebedrijven. Het doel van het onderzoek is vast te stellen of
structureel afroming voorkomt.
UWV heeft de verantwoordelijkheid te zorgen voor een passend aanbod voor elke werkloze,
zodat de kortste weg naar werk gevolgd wordt. UWV bepaalt - mede aan de hand van de fase-
ring van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) - wie wanneer een reïntegratietraject aan-
geboden krijgt. Deze reïntegratietrajecten worden vervolgens uitgevoerd door private reïnte-
gratiebedrijven. UWV is een publieke opdrachtgever. In de Wet Structuur uitvoering werk en
inkomen is expliciet gesteld dat de publieke opdrachtgever moet bepalen of het reïntegratiebe-
drijf voldoende en gerichte activiteiten onderneemt om de WW'er weer aan het werk te hel-
pen.1 UWV heeft dus de verantwoordelijkheid de belangen van kansarme WW'ers te waarbor-
gen.
Bij de uitvoering van het onderzoek is gebruik gemaakt van bestandsanalyses van de gegevens
van ruim 105.000 WW'ers, een grootschalige schriftelijke enquête en zijn interviews gehou-
den. De enquête is uitgezet onder 4.000 reïntegrerende WW'ers waarvan ongeveer 67 procent
heeft deelgenomen aan het onderzoek. De resultaten van de enquête voor dit onderzoek heb-
ben betrekking op de inhoud van de trajecten en de meningen van de WW'ers zelf hierover.
1 Kamerstukken II 2000/01 27665 nr. 5, p.31.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 5/33
Ten slotte zijn interviews afgenomen met UWV werknemers en WW-gerechtigden om inzicht
te krijgen in mechanismen en motieven op de werkvloer. Tot slot zijn twee interactieve
groepsessies georganiseerd met consulenten van reïntegratiebedrijven. Dit gebeurde deels om
de resultaten van het onderzoek aan deze groep voor te leggen en deels om ook bij het reïnte-
gratiebedrijf processen en mechanismen in beeld te brengen.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 6/33
2 Bevindingen
2.1 De positie van WW'ers die na een jaar nog als fase 1 geregistreerd staan
De wetgever wil dat WW'ers zo snel mogelijk weer aan het werk komen. Sommige WW'ers
lukt dat op eigen kracht, maar veel WW'ers hebben daarbij ondersteuning nodig. CWI moet
aan het begin van de werkloosheidsuitkering voor alle WW'ers nagaan wat hun kansen op de
arbeidsmarkt zijn en hoeveel ondersteuning ze nodig hebben. Op basis hiervan deelt CWI hen
in vier groepen in; de zogenaamde fasen.
WW'ers worden ingedeeld in fase één als ze naar verwachting binnen een half jaar zelf een
baan vinden. CWI helpt deze groep de eerste zes maanden bij het zoeken naar werk. Zij wor-
den in die periode in principe niet doorgestuurd naar het UVW voor ondersteuning en komen
nog niet in aanmerking voor een reïntegratietraject.
Als deze WW'ers na een half jaar geen werk gevonden hebben, hebben ze volgens de wetge-
ver meer ondersteuning nodig . CWI moet deze WW'ers daarom herfaseren (tot fase 2, 3 of 4)
en overdragen aan UWV. Afspraak is dat CWI hen binnen zes maanden aan UWV overdraagt
met een reïntegratieadvies. Vanaf dat moment is UWV verantwoordelijk voor de reïntegratie
van deze WW'ers. In het reïntegratieadvies staat welk soort ondersteuning nodig is, zodat
UWV tijdig een passend aanbod kan doen.
Het tijdig doen van een passend reïntegratieaanbod is van groot belang. Werklozen vinden
namelijk steeds moeilijker werk naarmate ze langer werkloos zijn. Om uitkeringsgelden te
besparen en langdurige werkloosheid te voorkomen is tijdige ondersteuning dus van groot
belang.
Bevindingen
Uit onderzoek van de inspectie blijkt dat in de periode april 2003 tot en met oktober 2004 een
grote groep mensen (ruim 27.000) een jaar nadat hun WW-uitkering is begonnen nog steeds
als fase 1 geregistreerd staan in de registratie van CWI. Dit is ongeveer 8 procent van alle
WW'ers die zijn ingestroomd en 26 procent van de WW'ers die na een jaar nog een WW uit-
kering hebben. Deze groep WW'ers ontvangt al twaalf maanden een uitkering en kan daarom
geen fase 1 meer zijn. Na zes maanden werkloosheid moet CWI elke WW'er immers geherfa-
seerd hebben tot fase twee of hoger om ze aan UWV over te dragen
Een aanzienlijk percentage van de WW'ers die na een jaar nog werkloos zijn, staat na een jaar
dus nog als fase 1 geregistreerd. In de loop van de tijd is dit percentage iets gedaald. In het
tweede en derde kwartaal van 2003 schommelde het tussen de 25 en 30 procent. In het laatste
kwartaal van 2003 nam het sterk toe, met een hoogtepunt van 42 procent in december 2003. In
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 7/33
2004 schommelde het tussen de 20 en 25 procent. In de onderzochte periode van april 2003 tot
oktober 2004 was het gemiddeld 26 procent.
Ook constateert de inspectie dat bijna niemand uit deze groep mensen in het eerste jaar van
hun werkloosheid ondersteuning krijgt in de vorm van een traject; namelijk slechts 3 procent.
Van de mensen die na een jaar WW in fase 2,3 of 4 geregistreerd staan, krijgt echter ongeveer
de helft een traject in hun eerste jaar WW.
UWV geeft in een reactie aan dat ze WW'ers meer ondersteuning biedt dan alleen reïntegratie-
trajecten. Ook ondersteunende gesprekken met casemanagers of reïntegratiecoaches telt UWV
sinds begin 2005 als ondersteuning bij het zoeken naar werk. De verbreding van de definitie
van ondersteuning is tot stand gekomen na overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Als de inspectie deze bredere definitie van ondersteuning hanteert voor de
groep WW'ers die in 2003 en 2004 na een jaar nog fase 1 waren, blijkt dat 5 procent van hen
binnen een jaar ondersteund wordt door UWV; 95 procent van hen ontvangt dus geen onder-
steuning in het eerste jaar werkloosheid. Een deel van de groep, 28 procent, ontvangt later
alsnog ondersteuning van UWV.
Achtergrond en verklaringen
De inspectie heeft tot op heden, ook na consultatie van UWV en CWI, nog niet met zekerheid
kunnen vaststellen wat de verklaring is voor de bevinding dat veel WW'ers na een jaar nog als
fase 1 geregistreerd staan en nauwelijks trajecten aangeboden krijgen. In samenwerking met
UWV en CWI is een aantal mogelijke verklaringen onderzocht, bijvoorbeeld dat het registra-
tiefouten betreft, maar geen van deze verklaringen bleek echter afdoende te zijn.
Er blijven twee verklaringen over die de inspectie plausibel acht. CWI en UWV noemen deze
verklaringen ook. De eerste is dat CWI een deel van de WW'ers in fase 1 niet binnen een jaar
overdraagt aan UWV en het UWV vervolgens niet lukt die mensen op te sporen en een traject
aan te bieden. De tweede verklaring is dat UWV een deel van de WW'ers wel krijgt overge-
dragen van CWI maar ze vervolgens bijna nooit binnen een jaar een traject aan heeft geboden.
UWV noemt naast deze problemen het sterk gestegen aantal WW aanvragen tijdens de onder-
zochte periode als mogelijke oorzaak. Dit aantal steeg van 219.000 in januari 2003 naar
317.000 in augustus 2005 en legde daardoor druk op de verwerkingscapaciteit van de uitvoe-
ringsorganisaties.
Het lijkt waarschijnlijk dat het gebrek aan ondersteuning van de genoemde groep in de onder-
zochte periode is ontstaan door problemen in de ketensamenwerking tussen UWV en CWI. De
kwaliteit van de samenwerking tussen de verschillende uitvoerders staat al geruime tijd in de
belangstelling. Er is een aantal initiatieven genomen om de werking van het stelsel te verbete-
ren.
Zo is een aantal experimenten opgezet met onder andere als doel te voorkomen dat WW-
gerechtigden geen of te weinig ondersteuning bij hun reïntegratie krijgen aangeboden. Deze
initiatieven richten zich op het verbeteren van het functioneren van de keten van werk en in-
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 8/33
komen en betreffen bijvoorbeeld een nieuwe manier van faseren (de A/B routering), de invoe-
ring van een elektronisch klantdossier en de invoering van reïntegratiecoaches.
UWV meldt verder dat op regionaal niveau op deze problematiek wordt gestuurd en dat er
gesprekken plaatsvinden tussen UWV en CWI om door een betere samenwerking tot betere
resultaten te komen. Tot slot meldt UWV dat de grootste beperkingen inmiddels zijn geanaly-
seerd en er een nieuwe aanpak is ontwikkeld die binnenkort wordt uitgerold. In deze aanpak
zoekt UWV actief naar WW'ers die nog geen reïntegratieaanbod hebben gekregen, zodat dat
alsnog kan gebeuren. UWV verwacht dat deze aanpak het hier beschreven probleem zal oplos-
sen.
UWV en CWI geven aan de problematiek serieus te nemen en oplossingen te willen vinden
voor de hier beschreven problematiek.
2.2 De positie van kansarme WW'ers bij reïntegratiebedrijven
UWV en CWI moeten in samenspraakmet WW'ers bepalen welke ondersteuning deze
WW'ers nodig hebben. 2 Als een reïntegratietraject nodig is, verandert de rol van UWV. UWV
voert de trajecten namelijk niet zelf uit, maar besteedt die taak uit aan private reïntegratiebe-
drijven die ze via een jaarlijkse aanbesteding heeft gecontracteerd. Bij de aanbesteding worden
doelgroepen onderscheiden en wordt verschil gemaakt in de mate van resultaatfinanciering per
doelgroep. Bij moeilijkere doelgroepen lopen reïntegratiebedrijven minder risico waardoor
afroming wordt tegengegaan.
Bij de uitvoering van trajecten binnen een doelgroep moet UWV als publieke opdrachtgever
ervoor zorg dragen dat alle WW'ers passende ondersteuning ontvangen en zo voorkomen dat
er afroming plaatsvindt. Er zijn een aantal momenten in een traject waar het risico van afro-
ming een rol speelt.
Mogen de kansarmen meedoen?
Het eerste moment waarop afroming kan plaatsvinden is wanneer UWV WW'ers aanmeldt bij
reïntegratiebedrijven. Het bedrijf moet in samenspraak met deze WW'er een trajectplan opstel-
len, mede op basis van het reïntegratieadvies van CWI. Het traject mag pas starten als UWV
het plan heeft goedgekeurd. Als UWV en het bedrijf het niet eens worden over het plan, kan de
opdracht afgebroken worden en moet UWV de WW' er terugnemen. Afroming kan dan
plaatsvinden als reïntegratiebedrijven vooral kansarme WW'ers niet in traject nemen.
Het blijkt dat reïntegratiebedrijven kansarme WW'ers niet vaker weigeren. Er vindt geen se-
lectie bij de poort plaats, UWV let hier scherp op. Bijna alle WW'ers die worden aangemeld
krijgen ook een traject, tenzij ze door een fout van UWV verkeerd zijn aangemeld. De scherpe
controle door UWV voorkomt dus afroming bij het aannemen van WW'ers.
2 Zie voor de praktijk hiervan: IWI (2006) `Invloed van WW-gerechtigden op hun reïntegratietraject'.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 9/33
Krijgen kansarmen het juiste soort trajecten?
Ook als alle kansarmen een traject krijgen, kunnen reïntegratiebedrijven nog afromen door hen
geen passend reïntegratieaanbod te doen. Als bedrijven deze kansarmere WW'ers te weinig
activiteiten aanbieden ten gunste van kansrijke WW'ers, heeft dat afroming tot gevolg. UWV
moet dit tegengaan en kan dat onder andere doen door alleen passende plannen goed te keuren.
Bedrijven maken bij het bepalen van de inhoud van de trajecten maar weinig verschil naar
arbeidsmarktkansen. Kansarme en kansrijke WW'ers krijgen in ongeveer dezelfde activiteiten
aangeboden. Scholing komt slechts zelden voor, maar is als het voorkomt vaker deel van tra-
jecten voor kansarme cliënten.
De trajecten zijn over het algemeen beperkt van inhoud.3 Een grote groep WW'ers ervaart dan
ook te weinig ondersteuning in hun traject.4 Omdat kansarme WW'ers intensievere ondersteu-
ning nodig hebben dan kansrijke, krijgen kansarme WW-gerechtigden dus te weinig onder-
steuning. Dit is een vorm van afroming.
UWV geeft aan dat de hoogte van het budget voor reïntegratie van WW'ers beperkt is in ver-
houding tot de stijging van het aantal WW'ers in de laatste jaren. Hierdoor lukt het niet om
iedereen een traject aan te bieden en lukt het ook niet om alle kansarme WW'ers een intensie-
ver traject te geven.
Spannen reïntegratiebedrijven zich voldoende in voor kansarme WW'ers?
Bij het doen van een passend aanbod gaat het niet alleen om wat voor soort activiteiten reïnte-
gratiebedrijven aanbieden aan kansarme WW'ers, maar ook om de wijze waarop ze die activi-
teiten uitvoeren; in welke mate ze zich inspannen voor deze WW'ers.
Tijdens de uitvoering van trajecten spannen de reïntegratiebedrijven zich meer in voor kansrij-
ke WW'ers. Reïntegratieconsulenten zeggen dat ze aan alle WW'ers aandacht besteden maar
dat ze meer energie steken in kansrijke WW'ers dan in kansarme. Dit doen zij volgens eigen
zeggen omdat het binnen de huidige contracten nodig is zoveel mogelijk mensen zo snel mo-
gelijk te plaatsen, hier worden de reïntegratieconsulenten veelal ook op beoordeeld. UWV
medewerkers bevestigen het beeld dat bedrijven zich minder inspannen voor kansarmen. Er is
hier dus sprake van bevoordeling van kansrijke WW'ers. Ook op dit punt is sprake van een
vorm van afroming.
Waarom lukt het UWV niet om afroming tijdens het traject te voorkomen?
UWV moet als publieke opdrachtgever zorg dragen dat alle WW'ers passende ondersteuning
ontvangen en dus voorkomen dat er afroming plaatsvindt. Bij het al of niet starten van trajec-
3 Zie bijvoorbeeld ook: IWI (2005) `Jaarverslag 2004', en RWI (2004) `Beleidskader 2004; Naar een werkende arbeidsmarkt'. Hier
worden soortgelijke conclusies getrokken over de inhoud van trajecten.
4 Zestig procent van alle WW'ers die het traject al hebben afgerond of minimaal een jaar met het traject bezig zijn, geeft aan niet
voldoende ondersteuning te hebben ontvangen van het reïntegratiebedrijf. Dit blijkt uit een enquête van IWI onder WW'ers. Ook uit
interviews die IWI met WW'ers hield komt hetzelfde beeld naar voren.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 10/33
ten lukt het UWV goed om afroming te voorkomen. Voor wat betreft de inhoud en uitvoering
van trajecten is dit UWV kennelijk niet voldoende gelukt. Hoe kan dat?
De voornaamste reden is dat UWV er voor kiest om zich maar beperkt met de inhoud en uit-
voering van het traject te bemoeien. UWV vindt dat door de uitgebreidere invoering van resul-
taatfinanciering inhoud en uitvoering van het traject primair de verantwoordelijkheid van het
reïntegratiebedrijf zijn geworden. Een belangrijk element van de `no cure, no pay' systematiek
is immers dat reïntegratiebedrijven afgerekend worden op het resultaat. Het aantal plaatsingen
dat wordt gerealiseerd staat centraal en het bedrijf krijgt de ruimte om zelf te kiezen op welke
wijze dit resultaat bereikt moet worden.
Het trajectplan - de inhoud van het traject
Medewerkers van UWV geven aan de trajectplannen alleen globaal te toetsen.
De uitvoering van het traject
Ook op de uitvoering van het traject had UWV in de onderzochte periode weinig zicht. UWV
medewerkers die de trajecten aanstuurden hadden geen direct contact met WW'ers. Deze me-
dewerkers baseerden zich enkel op de voortgangsrapportages van de reïntegratiebedrijven. Die
rapportages bieden volgens deze UWV-medewerkers onvoldoende zicht op de voortgang van
het traject, waardoor zij daarop niet goed konden ingrijpen.
UWV werkt al enige tijd met functionarissen die wel direct contact hebben met WW'ers. In
eerste instantie ging dit om de casemanagers. Meer recent wordt dit werk verricht door de reïn-
tegratiecoach. Uit interviews met casemanagers en reïntegratiecoaches blijkt dat zij door hun
contacten met reïntegrerende WW'ers meer zicht hebben op de uitvoering van de trajecten. De
volledige invoering van de werkwijze met reïntegratiecoaches vergt echter nog de nodige tijd.
UWV legt de verantwoordelijkheid voor de inhoud en uitvoering van het traject grotendeels bij
het reïntegratiebedrijf. Tegelijkertijd is ook de controle via rapportages minder intensief en
gedetailleerd geworden. Een beperktere controle zorgt voor een beperking van de administra-
tieve lasten voor de reïntegratiebedrijven, maar heeft ook tot gevolg dat UWV te weinig zicht
heeft op de inhoud en de uitvoering van trajecten. Daardoor kan UWV niet voorkomen dat
kansarme WW'ers te weinig ondersteuning ontvangen.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 11/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 12/33
3 Oordeel
Het voorkomen van afroming
De inspectie oordeelt positief over de manier waarop UWV afroming voorkomt bij het starten
van een traject. In deze fase worden vrijwel geen WW'ers zonder goede reden teruggestuurd.
Dit is mede te danken aan de wijze waarop UWV omgaat met `terugmeldingen' van de reïnte-
gratiebedrijven. Terugmeldingen zonder goede reden worden door UWV niet geaccepteerd.
De inspectie houdt geen toezicht op de uitvoering van reïntegratietrajecten door private bedrij-
ven, maar heeft de activiteiten van deze bedrijven wel onderzocht om inzicht te krijgen in de
effectiviteit van het opdrachtgeverschap van UWV bij het voorkomen van afroming. Kansar-
me WW'ers krijgen niet meer ondersteuning dan kansrijke, terwijl zij naar verwachting wel
extra ondersteuning nodig hebben. Zowel kansarme als kansrijke WW'ers ontvangen een rela-
tief beperkt traject. Tijdens het traject spannen reïntegratiebedrijven zich soms meer in voor
kansrijke dan voor kansarme WW'ers, omdat die eerste groep makkelijker aan het werk te
krijgen is.
De inspectie is van mening dat UWV op dit moment te weinig verantwoordelijkheid neemt
voor de inhoud en de uitvoering van de reïntegratietrajecten. De keuze om reïntegratiebedrij-
ven veel vrijheid te laten bij de invulling van het traject is door UWV gemaakt omdat met de
`no cure, no pay' financieringssystematiek de verantwoordelijkheid voor het resultaat sterk bij
het reïntegratiebureau wordt gelegd.
IWI onderkent de verantwoordelijkheid van het reïntegratiebedrijf voor de inhoud van het tra-
ject, maar vindt dat dit UWV niet ontslaat van haar verantwoordelijkheid te waarborgen dat
WW'ers voldoende en gerichte activiteiten krijgen aangeboden. UWV blijft (zij het in beperk-
tere mate), verantwoordelijk voor de inzet van voldoende activiteiten voor WW'ers. Bij de
trajecten met een no cure less pay vergoeding krijgt het reïntegratiebedrijf altijd een deel van
de kosten van het traject vergoed uit publieke middelen, ook als een traject niet tot een plaat-
sing leidt. Bij deze trajecten is de verantwoordelijkheid van UWV voor de inhoud zelfs groter.
IWI oordeelt dat UWV haar verantwoordelijkheid momenteel niet voldoende invult.
De inspectie onderkent dat UWV is gestart met een grote verandering door de invoering van
de reïntegratiecoach. IWI gaat ervan uit dat UWV de mogelijkheden die deze nieuwe invulling
van het opdrachtgeverschap bieden, aangrijpt om de in dit onderzoek geconstateerde proble-
men op te lossen.
Fase 1 cliënten
Een kwart van alle WW'ers die na één jaar nog een uitkering ontvangen staat nog als fase 1
geregistreerd. De WW'ers binnen deze groep kregen slechts zelden (in drie procent van de
gevallen) binnen een jaar een traject aangeboden. De inspectie vindt het zorgwekkend dat deze
groep tijdens de onderzochte periode slechts zelden ondersteuning heeft gekregen. Hoe langer
deze mensen geen ondersteuning krijgen, hoe kansarmer ze uiteindelijk worden. De kans op
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 13/33
langdurige werkloosheid neemt dus toe voor deze groep. UWV en CWI hebben aangegeven de
oorzaken van dit probleem nader te onderzoeken.
UWV plaatst de problematiek in de context van een algemene verbeteringsslag die UWV wil
uitvoeren in het kader van de sluitende aanpak. In het kader van een verbetering van de keten-
samenwerking tussen (onder andere) UWV en CWI wordt binnenkort een aantal maatregelen
geëvalueerd. Het is daarbij van belang dat bij de evaluatie van deze maatregelen expliciet aan-
dacht gegeven wordt aan het oplossen van de in dit rapport beschreven problematiek.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 14/33
4 Bestuurlijke reactie UWV en CWI
Samenvatting reactie UWV
UWV geeft in haar reactie aan dat zij reeds verschillende verbetermaatregelen heeft doorge-
voerd om ervoor te zorgen dat iedere WW'er binnen een jaar een aanbod voor reïntegratieon-
dersteuning krijgt. Zo werkt UWV met verbeterde signaleringslijsten om WW'ers binnen een
jaar een aanbod te doen.
UWV onderneemt actie om de geconstateerde problemen op te lossen. Afroming wordt door
UWV op verschillende wijzen aangepakt. UWV gaat overleg voeren met Borea, de branche-
organisatie voor reïntegratiebedrijven over de mogelijkheden om afroming tijdens de uitvoe-
ring van het traject verder aan te pakken. Verder wordt er bij de aanbesteding van reïntegratie-
activiteiten met steeds homogenere groepen WW'ers gewerkt zodat afroming minder kans
krijgt. Ook de mogelijkheid voor de cliënt om een individuele reïntegratieovereenkomst (IRO)
af te sluiten geeft de mogelijkheid om het traject zo goed mogelijk op de specifieke behoeften
van de WW'er af te stemmen. Tenslotte voert UWV op dit moment de reïntegratiecoach in,
deze functionaris heeft regelmatig contact met de WW'er zodat er een beter zicht ontstaat op
de uitvoering van het traject. De reïntegratiecoach kan met behulp van het zogenaamde AN-
KER model en de invoering van de A/B fasering een beter inzicht krijgen in de kenmerken en
de behoeften van de afzonderlijke WW'ers. Deze acties onderneemt UWV ondanks de beden-
kingen die zij geuit heeft over de analyses en resultaten die over afroming gaan.
UWV geeft ten slotte aan niet verantwoordelijk te zijn voor de kwaliteit van de uitvoering van
afzonderlijke reïntegratietrajecten maar enkel voor het bewaken van de kwaliteit van de uit-
voering van alle reïntegratietrajecten.
Nawoord IWI
IWI is positief over het feit dat UWV initiatieven ontplooit om alle WW'ers binnen een jaar
een reïntegratietraject aan te bieden. Ook is IWI is positief over het feit dat UWV stappen gaat
ondernemen om afroming verder tegen te gaan. IWI hoopt dan ook dat de door UWV beschre-
ven - en al in gang gezette - acties zullen leiden tot een verder terugdringen van afroming. De
bedenkingen van UWV bieden IWI onvoldoende houvast om de eerder met UWV afgestemde
bevindingen aan te passen.
UWV geeft ten slotte aan dat zij zich niet verantwoordelijk acht voor de inhoud van afzonder-
lijke reïntegratietrajecten. IWI onderkent dat de verantwoordelijkheid voor afzonderlijke tra-
jecten primair bij de reïntegratiebedrijven ligt, maar ziet wel een taak voor UWV om de in-
houd van de afzonderlijke trajecten te borgen. UWV heeft aangegeven dat deze borging beter
vorm zal krijgen met de invoering van de reïntegratiecoach. De inspectie volgt deze ontwikke-
lingen met belangstelling.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 15/33
Reactie CWI
CWI geeft aan samen met UWV op regionaal niveau onderzoek te gaan doen naar de oorzaken
van het grote aantal WW'ers dat na een jaar nog in fase 1 is ingedeeld en geen reïntegratietra-
ject volgt. Op basis van dit onderzoek zullen er maatregelen genomen worden.
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 16/33
Lijst van afkortingen
IRO Individuele Reïntegratie Overeenkomst
IWI Inspectie Werk en Inkomen
SUWI Wet Structuur uitvoering werk en inkomen
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
WW Werkloosheidswet
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 17/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 18/33
Bijlage 1
Reactie Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 19/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 20/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 21/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 22/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 23/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 24/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 25/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 26/33
Bijlage 2
Reactie Centrale organisatie werk en inkomen
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 27/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 28/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 29/33
Inspectie Werk en Inkomen De gevolgen van selectie bij reïntegratietrajecten voor WW-gerechtigden. 30/33
Lijst van publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid