Ministerie van Financiën

Voorzitter Tweede Kamer der Staten Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

IPAL 2005-259 M

Onderwerp

Intrekking 68 wetsvoorstellen door EC

Mede namens de Minister-President,de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris voor Europese Zaken wil ik hierbij ingaan op een aantal vragen, die door de heer Koopmans zijn gesteld over deregulering en administratieve lastenverlichting door de Europese Commissie tijdens de regeling van werkzaamheden op 4 oktober jl. De vragen hadden betrekking op het intrekken van een aantal voorstellen door de Europese Commissie in het kader van de zogeheten 'screening exercitie', de gevolgen hiervan voor nationale wet- en regelgeving en de verdere activiteiten van de Commissie op het gebied van administratieve lasten reductie en vereenvoudiging van regelgeving.

De verbetering van het regelgevend klimaat staat hoog op de agenda van de huidige Europese Commissie. Bij de recente informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in Hampton Court heeft Commisievoorzitter Barroso aandacht gevraagd voor het ambitieuze programma waarin bestaande en toekomstige regelgeving nauwkeurig tegen het licht gehouden wordt.

'Screening exercitie

Eind september heeft de Europese Commissie een mededeling aangenomen met daarin de uitkomsten van een recent doorgevoerde "screening" exercitie van hangende Commissievoorstellen. In het kader hiervan heeft de Commissie al haar voor 1 januari 2004 ingediende voorstellen, die nog in behandeling zijn bij de Raad en het Europees Parlement, opnieuw beoordeeld op grond van de volgende criteria:


- consistentie met de doelstellingen van de Lissabonagenda, in het bijzonder de vergroting van het concurrentievermogen;


- gebrek aan substantiële voortgang in het wetgevingsproces;


- voortgeschreden inzicht/beleid op het vlak van betere regelgeving, zoals de nieuwe richtsnoeren voor impact-assessments.

Op grond hiervan zullen zo'n 68 van de 183 onderzochte voorstellen worden ingetrokken. De lijst bevat de meest uiteenlopende voorstellen op het vlak van landbouw, mededinging, uitbreiding, ondernemerschap en industrie, milieu, externe betrekkingen, visserij, etc.. Overigens is het recht van initiatief - en dus ook het recht van intrekking - op deze terreinen het prerogatief van de Commissie. Derhalve worden de Raad en het Europees Parlement op dit punt vooral over de voornemens van de Commissie geïnformeerd en is ze alleen om een korte reactie gevraagd. De Raad en het Europees Parlement kunnen dus geen substantiële invloed op het verdere proces uitoefenen. De Raad voor het Concurrentievermogen zal eind november een globale reactie geven op het intrekken van de voorstellen. Daarnaast zullen 5 voorstellen nog worden onderworpen aan een impact-assessment, deze kan mogelijkerwijs leiden tot wijzigingen c.q. intrekking van het ontwerp.

Grosso modo kunnen de in te trekken voorstellen in een aantal hoofdcategorieën worden ingedeeld, te weten:


· Ontwerpbesluiten die verband houden met de laatste uitbreidingsronde. Het betreft hier in totaal zo'n 22 besluiten met de inmiddels toegetreden, nieuwe lidstaten.


· Ontwerprichtlijnen waarover de onderhandelingen in Europa zich in een patstelling bevonden. Over sommige richtlijnen werd in feite al jaren niet meer onderhandeld. Hier legt de Commissie zich feitelijk erbij neer dat er over deze voorstellen geen besluitvorming zal plaatsvinden en verbindt daar - met de intrekking - haar conclusies aan. Dit is onder meer het geval bij verkoopbevordeing in de interne markt (2001/0227/COD), het Statuut van de Europese Vereniging (1991/0386/COD) en het Statuut voor de Europese Onderlinge Maatschappij (1991/0390/COD).


· Ontwerprichtlijnen, die achterhaald zijn door nieuwe (ontwerp)wetgeving. Hiervan is o.m. sprake op het vlak van etiketteringvoorschriften voor levensmiddelen (COM 1997/20 - 1997/27) en veiligheidseisen en vakbekwaamheidattesten voor cabinepersoneel in de burgerluchtvaart (1997/0212/COD).


· Ontwerpbesluiten op het vlak van de internationale externe bevoegdheden van de Europese Commissie. Bijvoorbeeld een voorstel waarin de Commissie wordt gemachtigd om de onderhandelingen met de ACS-Staten tot amendering van de derde en vierde Lomé-Conventie te openen, terwijl de opvolger "het Verdrag van Cotonou" reeds in 2000 in werking is getreden.

Dat deze voorstellen worden ingetrokken, wordt door het kabinet ondersteund.

Gevolgen voor nationale wet- en regelgeving

Zoals uit het bovenstaande overzicht valt af te leiden, zijn de gevolgen van deze intrekking op nationaal niveau bepaald beperkt te noemen. Een substantieel deel van de ontwerpbesluiten zou geen nationale implementatie behoeven. Diverse andere ontwerpen bevinden zich in een dermate initieel c.q. weinig conclusief onderhandelingsstadium, dat het volstrekt prematuur zou zijn geweest reeds implementatiestappen te ondernemen. Gezien het stadium waarin de wetsvoorstellen zich bevonden zijn er geen gedetailleerde "impact assessments" gemaakt, derhalve bestaat geen zicht op de precieze gevolgen die deze voorstellen voor het Nederlandse bedrijfsleven zouden hebben gehad. Een groot deel van de ingetrokken voorstellen had echter in het geheel geen betrekking op het bedrijfsleven.

Het belang van de "screening" exercitie is dan ook vooral gelegen in de

signaalfunctie die daar van uitgaat, namelijk dat betere regelgeving en administratieve lastendruk inmiddels hoog op de politieke agenda van de Commissie staat. Vanzelfsprekend is het kabinet hier verheugd over. Een substantieel deel van onze administratieve lasten heeft immers zijn oorsprong in Brussel. De Europese betere regelgevingagenda is gericht op het terugdringen van regeldruk en administratieve lasten van bestaande en van toekomstige (nog door de Commissie voor te stellen) Europese wetgeving.

Hieruit zal meer winst te behalen zijn dan uit de aanpak van de met de

"screening" aangepakte tussencategorie van reeds ingediende, nog niet aangenomen, EU-wetgeving.

Verdere vereenvoudiging van Europese regelgeving

Op het vlak van vereenvoudiging van bestaande EU-regelgeving, heeft de Commissie de ambitie uitgesproken het gehele "acquis communautaire" systematisch aan een onderzoek te onderwerpen. Een iniatief dat Nederland van harte verwelkomt en volledig kan ondersteunen. De Commissie heeft hiertoe op 25 oktober jl. een mededeling gepresenteerd waarin zij haar strategie t.a.v. vereenvoudiging voor de komende drie jaar uiteenzet. Dit Commissieplan is tot stand gekomen op basis van een brede consultatie van lidstaten en belanghebbenden en bevat een lijst met meer dan 220 voorstellen die voor vereenvoudiging in aanmerking komen. Ook heeft de Commissie zich gebaseerd op de voorstellen die onder het Nederlands voorzitterschap zijn verzameld en de hieruit geselecteerde prioriteiten (zie volgende alinea) De voorstellen strekken zich uit over de volle breedte van het acquis communautaire en er worden verschillende vormen van vereenvoudiging voorgesteld: herschikking of bundeling van teksten, delegatie of vereenvoudiging van normstelling en in sommige gevallen ook intrekking of afschaffing van wetgeving.

De heer Koopmans vraagt aan te geven welke bestaande verordeningen en richtlijnen volgens het kabinet moeten worden ingetrokken, vereenvoudigd of versoepeld. Nederland heeft als input voor het EU-beleid ter zake dit voorjaar - samen met 22 andere lidstaten - voorstellen voor vereenvoudiging bij Commissaris Verheugen ingediend. Daarnaast is tijdens het Nederlandse voorzitterschap - op basis van door de lidstaten ingediende voorstellen - door de Raad voor Concurrentievermogen een lijst van prioriteiten voor vereenvoudiging vastgesteld. De Commissie heeft alle 15 prioriteiten in haar mededeling geadresseerd. U treft de specifiek door Nederland ingediende voorstellen aan in de bijlage bij deze brief.

Naast deze formele uitwisselingsmomenten treedt het kabinet rechtstreeks in contact met de Commissie op het moment dat regelgeving met onnodige lasten voor burgers of bedrijven wordt geconstateerd. Zo heb ik als Minister van Financiën zelf onlangs bij Europees Commissaris Verheugen aangedrongen om de richtlijn energie prestaties van gebouwen en de kaderrichtlijn luchtkwaliteit te vereenvoudigen.

M.b.t. toekomstige EU-wetgeving is het positief dat de Commissie de aandacht voor het uitvoeren van bedrijfseffectentoetsen heeft versterkt en nieuwe richtsnoeren voor deze "impact assessments" heeft vastgesteld. Voortaan zullen alle belangrijke beleidsinitiatieven en wetgevingsvoorstellen aan een integrale "impact assessment" worden onderworpen. In lijn met de Lissabon-agenda is er voor gekozen de effectbeschrijving te richten op de economische, de sociale- en de milieu-effecten, waarbij in de uitwerking de nadruk ligt op de economische aspecten. De aanpak is vergelijkbaar met de in ons eigen land toegepaste bedrijfseffectentoets en een inschatting van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven maakt onderdeel daarvan uit.

Tenslotte is vermeldenswaardig dat de Commissie, mede op basis van Nederlandse input, een gemeenschappelijke methodologie voor het meten van administratieve lasten van EU-regelgeving heeft ontwikkeld. Deze methode is nadrukkelijk gebaseerd op de Nederlandse aanpak, het zogenaamde standaardkostenmodel. De Raad heeft gisteren ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie en de methodiek zal vanaf 2006 worden toegepast bij het vormgeven van nieuwe, en het vereenvoudigen van bestaande, wet- en regelgeving.

De Commissie verdient dan ook onze waardering voor het werk dat ze tot dusver heeft verricht en voor het nieuwe Europese beleidskader dat voor eind oktober is aangekondigd.

Om er voor te zorgen dat de door de Commissie ingeslagen weg daadwerkelijk bijdraagt aan versterking van het Europese concurrentievermogen, zal het proces vooral verder moeten worden voortgezet en voor het bedrijfsleven tot concrete resultaten moeten leiden. Het kabinet zal zich hier dan ook voor inzetten.