Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk
26 oktober 2005 W&B/URP/2005/86791 nr. 2050601950

Onderwerp Datum
Kamervragen van het lid De Wit (SP) over 16 november 2005
participatiebanen in Amsterdam

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid De Wit (SP) over participatiebanen in Amsterdam (ingezonden 26 oktober 2005).

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. Van Hoof)


2

2050601950

Vragen van het lid De Wit (SP) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over participatiebanen in Amsterdam. (Ingezonden 26 oktober 2005.)

Vraag 1.
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Amsterdam gaat starten met participatiebanen? 1)

Antwoord 1.
Ja.

Vraag 2.
Op welke bijstandsgerechtigden zijn de participatiebanen in Amsterdam gericht?

Vraag 3.
Zijn bijstandsgerechtigden verplicht mee te werken aan de participatiebanen in Amsterdam? Zo ja, wat zijn de sancties op het niet meewerken?

Vraag 4.
Welke werkzaamheden moeten bijstandsgerechtigden in Amsterdam verrichten in een participatiebaan?

Vraag 5.
Welke beloning ontvangen bijstandsgerechtigden voor hun werk in de participatiebanen?

Vraag 6.
Gaat het bij de participatiebanen in Amsterdam om tijdelijke banen? Zo ja, voor welke duur moeten bijstandsgerechtigden in Amsterdam participeren in een participatiebaan? Wat is uw oordeel over deze duur?

Vraag 7.
Welke garanties voor werk krijgen bijstandsgerechtigden na het beëindigen van een participatiebaan in Amsterdam?

Antwoorden 2, 3, 4, 5, 6 en 7.
De verantwoordelijkheid voor het ondersteunen van de tot de doelgroep behorende personen bij arbeidsinschakeling of het aanbieden van een voorziening berust bij het college, dat hiervoor over veel beleidsvrijheid beschikt.
Vanwege deze verantwoordelijkheidsverdeling, die uitstekend past in (vorig jaar) met u besproken Code Interbestuurlijke Verhoudingen, beschikt mijn departement welbewust niet over informatie waarmee de gestelde vragen inhoudelijk beantwoord kunnen worden.

Vraag 8.


3

Welke garanties voor werk dienen naar uw oordeel uit een participatiebaan voort te vloeien?


4

Antwoord 8
Uit oogpunt van de regulering en ruimte voor gemeentelijk maatwerk bevat de WWB geen bepaling inzake de garanties voor werk die uit de gemeentelijke reïntegratie-instrumenten dienen voort te vloeien. Daarom onthoud ik mij van een oordeel over bedoelde garanties.

Vraag 9.
Deelt u de mening dat eerst de Tweede Kamer zich moet uitspreken over de wenselijkheid van participatiebanen voordat gemeenten overgaan tot de uitvoering? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om gemeenten hierop te wijzen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 9.
Dat er in het advies van de Raad voor werk en inkomen sprake is van "participatiebanen" laat onverlet dat dit begrip op dit moment nog niet eenduidig is ingevuld; er is geen sprake van een "gebruiksrecht" op het begrip. Het staat een gemeente daarom vrij om aan een door haar ontwikkeld reïntegratie-instrument desgewenst de naam "participatiebaan" te geven, wat de gemeente overigens niet ontslaat van de verplichting om binnen de kaders van de WWB te blijven. Bij de uitwerking van het begrip "participatiebanen" uit het advies van de Raad voor werk en inkomen zal ik, zoals ik al eerder heb aangeven, de Tweede Kamer uiteraard betrekken.


1) de Volkskrant, 20 oktober jl.