Bve Raad



MBO: Harmonisatie onderwijswetgeving heilloze operatie

Persbericht Bve Raad 17-11-2005

Harmonisatie van de onderwijswetgeving is een volstrekt heilloze operatie. Het middelbaar beroepsonderwijs verschilt bestuurlijk en inhoudelijk zozeer van het primair en voortgezet onderwijs dat het ondenkbaar is het mbo onder dezelfde wettelijke regels te brengen. Dit stelt de Bve Raad, de brancheorganisatie voor het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie, in reactie op de plannen van minister Van der Hoeven voor verdere harmonisatie van de onderwijswetgeving.

Het mbo leidt op voor het bedrijfsleven. Dat betekent dat zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau niet alleen de overheid maar ook het bedrijfsleven een belangrijke bepalende factor is. Het mbo verschilt daarmee wezenlijk van het primair en voortgezet onderwijs. In het mbo is niet alleen sprake van publiek bekostigd onderwijs maar ook van zogenoemd contractonderwijs zoals bijscholingscursussen voor bedrijven en van binnenkort te privatiseren activiteiten als inburgeringscursussen.

Zakelijke verhoudingen
Ook de positie van de deelnemer aan het beroepsonderwijs (met een gemiddelde leeftijd van 23 jaar) is fundamenteel anders dan die van de leerling of de scholier in het primair en voortgezet onderwijs. Mboers hebben een dubbelrol, zij zijn zowel onderwijsconsument als contractpartner. Een mboer sluit een onderwijsovereenkomst met de instelling, waarin de wederzijdse rechten en plichten zijn verankerd. Dit weerspiegelt de zakelijke verhoudingen in deze sector, waarbij instellingen en deelnemers op een meer volwassen manier met elkaar omgaan dan in andere onderwijssectoren. Ook dit is een wezenlijk verschil met het primair en voortgezet onderwijs waardoor gelijktrekking van wettelijke bepalingen niet haalbaar is.

Complexe bedrijfsvoering
Hoewel de bekostiging van het mbo in hoofdzaak van het rijk komt, hebben de mbo-instellingen met vele andere opdrachtgevers en geldstromen te maken. Daarmee hebben ze een complexere bedrijfsvoering dan scholen. Ze onderhouden meer en andersoortige bestuurlijke relaties dan scholen, zoals relaties met andere departementen, het bedrijfsleven, gemeenten, jeugdzorginstellingen, reïntegratiebedrijven en centra voor werk en inkomen. Het personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid is, ook wat betreft de primaire arbeidsvoorwaarden, in het mbo volledig gedecentraliseerd. Op basis van de sector-cao geven de onderwijswerkgevers in het mbo zelfstandig vorm aan het eigen personeelsbeleid, zonder overheidswetgeving die dit reguleert. Bij deze bedrijfsvoering, met deelnemers als volwassen contractpartij, hoort ook een ander medezeggenschapstelsel met ondernemingsraden en deelnemersraden.

De Bve Raad vindt het overigens opvallend dat het hoger onderwijs vooralsnog buiten de harmonisatie lijkt te blijven omdat er al een nieuwe wet op het hoger onderwijs in de maak is. Dat maakt de voorgestelde harmonisatie des te bedenkelijker. De vergelijkbaarheid van het mbo met het hbo is in bestuurlijk opzicht vele malen groter dan die met het primair en voortgezet onderwijs. Theoretische bespiegelingen over één wettelijk kader leiden af van de noodzaak om de komende jaren op basis van de in gang gezette vernieuwing van het mbo en de versterking van bestuur en toezicht in de sector de huidige wetgeving te vernieuwen.

---