Ingezonden persbericht


Gezamenlijk Persbericht van GGZ Nederland en Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

Utrecht, 17 november 2005

Onderzoek TNS NIPO naar Beeldvorming over psychiatrische patiënten en mensen met een beperking

Integreren: wiens verantwoordelijkheid?

De Nederlandse bevolking is van mening dat psychiatrische patiënten en mensen met een beperking in de maatschappij moeten worden opgenomen. Hiervoor vindt men de overheid, familie en zorgaanbieders verantwoordelijk. De helft van de ondervraagden kent iemand in zijn naaste omgeving met een beperking of psychische ziekte.

Dit zijn enkele conclusies uit het onderzoek van TNS NIPO naar "Beeldvorming over psychiatrische patiënten en mensen met een beperking".

De resultaten worden vandaag gepresenteerd op het congres "Gewoon waar het kan. De vermaatschappelijking voorbij?" in de Reehorst te Ede.

Onderzoek

In opdracht van GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heeft TNS NIPO een telefonisch onderzoek uitgevoerd onder de Nederlandse bevolking. Het doel van het onderzoek was om de beeldvorming over en de integratie in de maatschappij van mensen met een beperking en psychiatrische patiënten in kaart te brengen. Voor GGZ Nederland is het een herhaling van het onderzoek in 2000.

Het telefonische onderzoek is uitgevoerd onder 1.100 respondenten in september, oktober van dit jaar.

Resultaten

De helft van de ondervraagden kent iemand in zijn naaste omgeving met een beperking of psychische ziekte. Ongeveer 20% weet geen psychische ziekte, verstandelijke of lichamelijke (inclusief zintuiglijke) beperkingen te noemen. Men denkt dat psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking vooral problemen hebben op sociaal gebied. Bij mensen met een lichamelijke beperking denkt men voornamelijk aan mobiliteitsproblemen en het niet voor zichzelf kunnen zorgen. De helft van de mensen geeft aan dat zij een persoon met een psychische ziekte niet zouden herkennen op straat en iemand met een beperking veelal wel.

Er zijn aan de respondenten situaties voorgelegd (zoals in de buurt wonen, werken in de supermarkt, lid zijn van dezelfde sportvereniging), waarin men persoonlijk te maken krijgt met personen met psychische ziekten of een beperking. Hierbij heeft men de meest positieve houding ten opzichte van de integratie van mensen met een lichamelijke beperking, gevolgd door mensen met een verstandelijke beperking en tot slot mensen met een psychische ziekte. Bij deze laatste groep stelt men zich niet negatief op maar voorzichtiger. De resultaten geven geen eenduidig antwoord op de vraag wat er kan worden gedaan om de vermaatschappelijking van mensen met psychische ziekten of een beperking te bevorderen.

Reactie GGZ Nederland en VGN

Jopie Nooren, directeur van de VGN en Jos de Beer, directeur van GGZ Nederland: "Vermaatschappelijking komt niet vanzelf tot stand. Er zijn succesvolle voorbeelden en die moeten meer in beeld worden gebracht. Maar professionele ondersteuning van mensen met psychische ziekten of een beperking blijft nodig, zolang de overheid en maatschappij teveel nadruk blijven leggen op eigen verantwoordelijkheid."