Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie
Communicatie
17 november 2005
Nr. 05/192
Wetsvoorstel nieuwe WW naar Tweede Kamer
Werklozen krijgen minder lang recht op WW en de eerste twee maanden
een hogere uitkering. Het (snel) vinden van nieuw werk en het
voorkomen van werkloosheid komen centraal te staan. Verder wordt de WW
eenvoudiger, dalen de administratieve lasten voor werkgevers en wordt
het ontslagrecht versoepeld. Dat is de kern van een wetsvoorstel van
minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor
modernisering van de WW en het ontslagrecht, dat vandaag naar de
Tweede Kamer is gestuurd. Het wetsvoorstel is een uitwerking van een
unaniem advies van de Sociaal-Economische Raad over de WW. Het kabinet
streeft ernaar de maatregelen per 1 oktober 2006 in te voeren.
In de nieuwe WW wordt de maximale uitkeringsduur verkort van vijf jaar
tot drie jaar en twee maanden. Deze maximale duur wordt bereikt bij
een arbeidsverleden van 38 jaar. Het niveau van de WW-uitkering gaat
in de eerste twee maanden omhoog naar 75 procent van het loon. Vanaf
de derde maand bedraagt de uitkering 70 procent van het loon. De
kortdurende uitkering van zes maanden tegen 70 procent van het
minimumloon wordt omgezet in een op het loon gebaseerde uitkering van
drie maanden. Deze uitkering geldt voor werknemers die wel aan de
wekeneis voldoen, maar niet aan de eis dat zij in minimaal 4 van de
laatste 5 kalenderjaren over minimaal 52 dagen loon hebben ontvangen.
Na deze omzetting en de eerdere afschaffing van de vervolguitkering
kent de WW nog maar één soort uitkering. Dit betekent een aanzienlijke
vereenvoudiging van de WW.
De verkorting van de maximale duur van de uitkering past in het
streven van het kabinet de WW het karakter te geven van een
overbrugging tussen twee banen.
Het voorstel voorziet verder in een soepeler toets of werkloosheid de
werknemer te verwijten is. Het wordt de werknemer niet langer
aangerekend dat hij zich neerlegt bij zijn ontslag. Dit ontlast
werkgevers, werknemers en de rechterlijke macht omdat zogeheten pro
forma procedures, die alleen worden gevoerd om het recht op WW veilig
te stellen, niet meer nodig zijn. Dit leidt tot minder kosten en een
soepeler ontslagpraktijk. Het wetsvoorstel verduidelijkt ook hoe
omgegaan moet worden met verwijtbare werkloosheid bij een ontslag als
gevolg van verwijtbaar gedrag jegens de werkgever. De WW-uitkering
wordt in dat geval alleen geweigerd als het gedrag een dringende reden
voor ontslag oplevert.
In een modern ontslagrecht dient volgens De Geus het criterium `last
in, first out' niet langer het leidende beginsel te zijn bij
bedrijfseconomische ontslagen. Het afspiegelingsbeginsel, waarbij
ontslagen meer gespreid worden over de verschillende
leeftijdscategorieën in een bedrijf, wordt daarom hoofdregel. Hiervoor
wordt het Ontslagbesluit per 1 maart 2006 aangepast. Het wetsvoorstel
biedt daarnaast de sociale partners de mogelijkheid om bij CAO andere
ontslagcriteria overeen te komen.
Het wetsvoorstel van het kabinet leidt tot een besparing die oploopt
tot 254 miljoen euro in 2011. Voor werkgevers betekent het voorstel
een lastenbesparing van 92 miljoen euro (2007) tot structureel 98
miljoen euro (vanaf 2009).
De hervorming van de WW omvat ook een aanscherping van de toegang tot
de WW per 1 april 2006. Dit voorstel is al in behandeling bij de
Tweede Kamer. Verder komt er voor ouderen een werkloosheidsuitkering
na afloop van de WW (de Inkomensvoorziening Oudere Werklozen, IOW).
Het wetsvoorstel voor invoering van de IOW zal vóór de zomer van 2006
bij de Tweede Kamer worden ingediend.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid