Federale regering Belgie
Rechten van de Mens
(2005-11-18)
Persbericht van de Ministerraad
Instemming met het Protocol nr. 14 bij het Verdrag ter Bescherming van
de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
Op voortsel van de heer Karel De Gucht, Minister van Buitenlandse
Zaken, keurde de Ministerraad een voorontwerp van wet goed tot
instemming met het Protocol nr. 14 bij het Verdrag ter Bescherming van
de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (*).
Het Protocol nr.14 bij het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van
de Mens en de Fundamentele Vrijheden, dat op 13 mei 2004 voor de
lidstaten van de Raad van Europa werd opengesteld, maakt deel uit van
een reeks goedgekeurde maatregelen die tot doel hebben de efficiënte
inwerkingtreding van het Verdrag op nationaal en Europees vlak te
verzekeren.
De door dit protocol ingevoerde hervorming beoogt voornamelijk het op
lange termijn garanderen van de efficiëntie van het Europees Hof voor
de Rechten van de Mens, door de schifting en de behandeling van de
verzoekschriften te optimaliseren. Ze heeft eveneens het verbeteren
tot doel van het uitvoeren van de arresten van het Hof.
Het Protocol zal voornamelijk de volgende wijzigingen aanbrengen aan
het Verdrag:
- Zaken die klaarblijkelijk niet ontvankelijk zijn: de beslissingen
van onontvankelijkheid die momenteel bij een dergelijk geval worden
genomen door een comité van drie rechters, zal worden genomen door een
alleenzetelend rechter, met assistentie van drie verslaggevers die
geen lid zijn van de gerechtelijke organen. Het achterliggende idee is
het vergroten van de schiftingscapaciteit van het Hof, door de
"hopeloze" zaken te elimineren.
- Repetitieve zaken: wanneer een zaak deel uitmaakt van een reeds
zaken die het resultaat zijn van dezelfde structurele gebreken op
nationaal niveau, wordt voorgesteld dat die zaak ontvankelijk wordt
verklaard en dat er, in het kader van een vereenvoudigde procedure,
zal beslist worden door een comité van drie rechters (in plaats van
door een kamer van zeven rechters),.
- Nieuw criterium van ontvankelijkheid: teneinde aan het Hof meer
soepelheid te geven is een nieuwe ontvankelijkheidsvoorwaarde voorzien
(naast de bestaande voorwaarden, zoals het uitputten van interne
rechtsmiddelen en de termijn van zes maanden). Volgens deze voorwaarde
zal het Hof de zaken onontvankelijk kunnen verklaren waarbij de eiser
geen belangrijke schade heeft geleden, op voorwaarde dat het "respect
voor de rechten van de mens" het Hof niet verplicht om de zaak ten
gronde te onderzoeken en dat er geen enkele zaak wordt verworpen die
niet deugdelijk werd onderzocht door een interne rechtbank.
Tijdens de hele duur van de onderhandelingen was de Belgische regering
krachtig gekant tegen het introduceren van een criterium van
onontvankelijkheid dat van aard is om de individuele toegang tot het
Hof duidelijk te verminderen en dat een subjectief en wazig begrip
invoert van het ontbreken van belangrijke schade, maar ze heeft deze
allerlaatste bewoordingen toch onderschreven, teneinde het geheel van
de hervormingen die in het Protocol staan niet in gevaar te brengen en
in de mate dat twee vrijwaringsclausules het criterium omkaderen van
de belangrijkheid van de schade die de eiser zou hebben geleden.
Bij het ondertekenen van het Protocol heeft België evenwel een
interpretatieve verklaring geformuleerd. Die dringt aan op de
verplichting voor het Hof om objectieve omschrijvingscriteria vast te
leggen, over de noodzaak van het niet-verwerpen van een zaak waarvoor
een onderzoek ten gronde noodzakelijk is, evenals over de noodzaak van
een duidelijke en goed opgestelde rechtsspraak door de Kamers en door
de Grote Kamer van het Hof.
Krachtens het Protocol zal het Comité van Ministers bovendien
gemachtigd zijn om, indien het daartoe besluit met een twee-derde
meerderheid, een procedure in te stellen voor het Hof zodra een staat
weigert om zich te houden aan een arrest. Het Comité van Ministers zal
eveneens de nieuwe bevoegdheid hebben om aan het Hof de interpretatie
te vragen van een arrest, wat zal helpen bij haar taak die bestaat uit
het superviseren van de uitvoering van de arresten en het met name
mogelijk zal maken om te bepalen welke maatregelen nodig zijn om zich
te houden aan een arrest.
Tot slot kan men naast de andere bepalingen van het Protocol ook nog
een wijziging vermelden van het mandaat van de rechters, dat geen
hernieuwbare duur van zes jaar meer zal bedragen, maar een
niet-hernieuwbare van negen jaar en een clausule die de eventuele
aansluiting voorziet van de Europese Unie tot het Verdrag, in
overeenstemming met de mogelijkheid die op dit vlak geboden wordt door
artikel I-9, §2 van de Europese Grondwet.
De goedkeuring van het voorontwerp van wet zal het België mogelijk
maken dit Protocol, dat past binnen de gemeenschappelijke Europese
inspanning die ertoe strekt om het Europees Hof van de Rechten van de
Mens op een meer bevredigende wijze te doen werken, te ratificeren.
(*) dat door België werd ondertekend op 20 april 2005.