Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG

Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag

Datum18 november 2005AuteurMw. drs. B. M. Karel
KenmerkDIE-827/2005Telefoon070 348 48 76

Blad1/2Fax070 348 40 86

Bijlage(n)9E-maildie-in@minbuza.nl

BetreftInformatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen C.c.

Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Mededeling van de Commissie aan de Raad over het mechanisme voor monitoring en evaluatie van de situatie in derde landen op het gebied van de bestrijding van illegale immigratie
2. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming
3. - Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengen¬informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
4. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen
5. Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Salomonseilanden inzake de visserij in de visserijzone van de Salomonseilanden
6. - Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen
- Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen
7. Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Evaluatie van bepaalde toegangsbeperkingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (Shetlandbox en scholbox)
8. Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit
9. - Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Canadese regering onderhandelingen aan te gaan over een overeenkomst voor een nieuw samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren
- Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Verenigde Staten van Amerika onderhandelingen aan te gaan over een overeenkomst voor een nieuw samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï

Fiche 1: Mededeling over bestrijding van illegale immigratie Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad over het mechanisme voor monitoring en evaluatie van de situatie in derde landen op het gebied van de bestrijding van illegale immigratie


Datum Raadsdocument: 1 augustus 2005
Nr Raadsdocument: 11614/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 352
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. JUST

Behandelingstraject in Brussel: High Level Working Group on Asylum and Migration, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Deze mededeling van de Commissie betreft het eerste jaarlijkse verslag in het kader van het mechanisme voor de monitoring en evaluatie van de medewerking van derde landen op het gebied van de bestrijding van illegale immigratie.

In juni 2003 heeft de Europese Raad verklaard dat de EU-dialoog en acties met derde landen op migratiegebied deel moeten uitmaken van een brede, geïntegreerde en evenwichtige aanpak. Tegelijkertijd erkende de Europese Raad dat het belangrijk is dat een evaluatiemechanisme wordt ontwikkeld om toezicht uit te oefenen op de betrekkingen met derde landen ten aanzien van migratie. In december 2003 beschreef de Raad in zijn conclusies het doel van het mechanisme als de monitoring van de situatie op het gebied van migratie in de betrokken derde landen, en van hun bestuurlijke en institutionele vermogen om asiel en migratie te beheren, inclusief de acties die worden ondernomen om illegale immigratie te bestrijden. De Commissie werd verzocht jaarlijks verslag uit te brengen over de situatie in bepaalde derde landen. De voorliggende mededeling is het eerste verslag en heeft betrekking op een beperkt aantal landen, te weten Albanië, China, Libië, Marokko, Rusland, Servië en Montenegro, Tunesië en Oekraïne. In het verslag wordt per land in het kort de analyse van de Commissie van de huidige betrekking met het land op het gebied van migratie weergegeven, gevolgd door enkele algemene politieke aanbevelingen.

De Commissie geeft aan dat dit verslag een referentiepunt biedt aan de hand waarvan de komende jaren makkelijker kan worden gemeten in hoeverre in de afzonderlijke landen vooruitgang wordt geboekt op het gebied van samenwerking ten aanzien van het hele terrein van migratie. Punt is wel, stelt de Commissie, dat er thans nu nog te weinig betrouwbare en volledige gegevens over migratiebeheer en migratiestromen beschikbaar zijn. Bovendien constateert de Commissie dat voor veel landen gesprekken over illegale migratie niet los te zien zijn van andere aspecten van migratiebeheer, zoals versoepeling/opheffing van de visumplicht, legale migratiekanalen, geld of materieel voor grensbewaking of nauwere banden met de EU in het algemeen.

De Commissie stelt verder voor om Algerije, Pakistan, Hong Kong, Macao en Sri Lanka op te nemen in het volgende verslag, omdat meer inzicht in de migratieproblemen van deze landen en hun mogelijkheden om samen te werken met de EU, nuttig zou kunnen zijn voor onderhandelingen over terug- en overname. Ook geeft de Commissie in overweging het rapport uit te breiden tot meer partnerlanden in het kader van het Europees Nabuurschapbeleid.

Naast algemene politieke aanbevelingen wordt een drietal technische aanbevelingen gedaan ter verbetering van het mechanisme. Een van de belangrijkste problemen bij het ontwikkelen van een juist beeld van de migratiesituatie per land was het gebrek aan nauwkeurige en vergelijkbare gegevens over migratie. Hiervoor dient de capaciteit voor het verzamelen en verwerken van gegevens te vergroten en goede methoden en kanalen te worden ontwikkeld om deze gegevens te vergelijken en uit te wisselen; de Commissie zal blijven werken aan de ontwikkeling van de nodige statistische grondslagen. Een tweede aanbeveling is dat in de toekomst meer en beter gebruik kan worden gemaakt van al bestaande rapportages en zonodig ook het netwerk van Immigration Liaison Officers meer kan worden geraadpleegd. De laatste aanbeveling betreft de flexibiliteit van het mechanisme. De Commissie stelt voor om per jaarlijks verslag niet meer dan tien landen te behandelen. Daarnaast beveelt zij aan om per land niet vaker dan eenmaal per twee jaar verslag uit te brengen, zodat de landen voldoende tijd hebben om (wets)wijzigingen door te voeren of hun capaciteit uit te bouwen. In het jaarlijkse verslag kan dus telkens een andere groep landen worden behandeld.

In de bijlage wordt een verdere analyse gegeven van de samenwerking van de EU met de betrokken landen en per land uitvoerige feitelijke informatie gegeven. De Commissie geeft aan dat in het verslag gebruik is gemaakt van gegevens die zijn verstrekt door lidstaten, internationale organisaties en vertegenwoordigers in de regio. Daarnaast bevat het verslag gegevens die via rechtstreekse contacten met de autoriteiten van derde landen zijn verkregen. In het verslag worden de ontwikkelingen tot 20 december 2004 belicht.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: Strikt genomen n.v.t, het betreft een mededeling. Voor zover toch tot een beoordeling dient te worden overgegaan, is deze in het geval van: Subsidiariteit:
Positief. Samenwerking met derde landen op het gebied van migratiebeheer heeft meer kans op succes als dit in Europees verband gebeurt. Gezamenlijk hebben de EU-landen richting derde landen meer te bieden en kunnen ze, waar nodig, beter druk uitoefenen om samenwerking op het gebied van migratiebeheer te stimuleren. Proportionaliteit:
Positief. Een jaarlijks rapport is nodig om toezicht te houden. De aanbevelingen van de Commissie kunnen dienen in het verdere traject nog wel scherper te worden geformuleerd.

Consequenties voor de EU-begroting:
De mededeling heeft geen directe consequenties voor de EU begroting. Mocht in de toekomst dit instrument worden gebruikt om positieve danwel negatieve prikkels te geven aan de relatie met derde landen op het gebied van migratie, dan kan dit eventueel gevolgen hebben voor de EU-begroting.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Geen. Zoals is vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad in Sevilla in 2003 kan de Raad constateren dat een derde land ten onrechte te weinig medewerking heeft verleend bij het gemeenschappelijk beheer van de migratiestromen. In dat geval kan de Raad maatregelen of standpunten vaststellen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland verwelkomt het eerste monitor- en evaluatie rapport. Nederland heeft altijd veel belang gehecht aan het in kaart brengen van de samenwerking met derde landen zodanig dat het een effectief en flexibel instrument is bij het verder vormgeven van die samenwerking. De Commissie schetst de huidige samenwerking en geeft aanbevelingen. Het mechanisme is opgesteld om prikkels te geven aan de samenwerking tussen een derde land en de EU. Het rapport is een follow-up van de conclusies van de Europese Raad in Sevilla die beoogden om voor een aantal prioritaire landen de voortgang van de samenwerking op asiel/migratie terrein te bezien, en te overwegen of bijzondere (negatieve dan wel positieve) prikkels moeten worden ingezet om de samenwerking te bevorderen. Op dit moment is het niet helder welke consequenties uit dit rapport voortvloeien. De aanbevelingen zijn vaak te weinig specifiek om op basis daarvan vervolgstappen te kunnen nemen. Voor Nederland is het belangrijk dat een dergelijk mechanisme leidt tot een benadering waarbij, afhankelijk van de geschetste situatie in het jaarlijkse rapport en wanneer wenselijk, positieve en negatieve maatregelen kunnen worden genomen in de betrekkingen met de derde landen. Samenwerking op het gebied van migratie kan niet vrijblijvend zijn. Nederland is altijd van mening geweest dat een houding van volhardende non-coöperatie van derde landen op het gebied van migratie ook gevolgen moet hebben voor de samenwerking van de EU met het betrokken land. In welke vorm dient nog te worden besproken.

De Commissie stelt voor om, in het licht van de readmissie-onderhandelingen, het volgende rapport uit te breiden met de volgende landen: Algerije, Pakistan, Hong Kong, Macao en Sri Lanka. Nederland kan zich hierin vinden al moet dit niet ten koste gaan van de voortgang die de EU moet maken met de huidige landen. De Commissie stelt dat overlap met andere rapporten en analyses vermeden moet worden (zoals de reviews in de ENP-plannen). De Commissie zal in de toekomst ook gebruik maken van de reguliere verslagen van het Immigration Liaison Officers' Network. Dit kan Nederland ondersteunen.

Fiche 2: Verordening betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming


Datum Raadsdocument: 15 september 2005
Nr. Raadsdocument 12302/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 375 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. FIN, JUS, BZK, DEF en BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is er gewerkt om in de Europese Unie gemeenschappelijk stelsels voor immigratie en asiel tot stand te brengen. Bij de verdere ontwikkelingen van communautair beleid en wetgeving over asiel en migratie is gebleken dat er behoefte bestaat aan volledige en vergelijkbare Europese statistieken over diverse aspecten van het migratievraagstuk. In april 2003 publiceerde de Commissie een actieplan COM(2003)179. Hierin werden de doelstellingen op korte en middellange termijn met betrekking tot de ontwikkeling van de statistische activiteiten op het terrein van asiel en migratie opgenomen.

Het onderhavige voorstel is een resultaat van het in het actieplan kenbaar gemaakte voornemen van de Commissie een rechtsgrondslag voor communautaire statistieken betreffende migratie en internationale bescherming te scheppen.

Geharmoniseerde en vergelijkbare communautaire statistieken op het gebied van migratie en asiel zijn van essentieel belang voor de ontwikkeling van en het toezicht op de wetgeving en het beleid van de gemeenschap ten aanzien van immigratie en asiel en het vrije verkeer van personen. Dit onderwerp staat zowel op Europees als ook op nationaal niveau hoog op de politieke agenda.

De verordening heeft tot doel de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de verzameling en opstelling van communautaire statistieken op het gebied van migratie en internationale bescherming. Daarnaast geeft de verordening een aantal definities en regels voor de verzameling, toezending en verspreiding van de gegevens.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285, lid 1 EG Verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, EP: co-decisie (artikel 251 EG-Verdrag)

Instelling nieuw Comitologie-comité:
Bestaand Comité: Comité Statistisch Programma

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Het doel van de verordening is het uitwerken en vaststellen van gemeenschappelijke standaards voor de productie van geharmoniseerde en vergelijkbare statistieken betreffende migratie en internationale bescherming. Dit kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd, en kan daarom beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Proportionaliteit: Positief. De verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. In de verordening zijn alleen geharmoniseerde statistische definities op het gebied van migratie en asiel opgenomen. De lidstaten kunnen zelf beslissen welke nationale gegevens bronnen zijn voor de opstelling van de statistieken en kunnen daarbij rekening houden met hun eigen statistische systemen en praktijken. Wel is er enige bezorgdheid over de mate van detail (arbeidspositie, beroep, bedrijfstak en onderwijs en opleidingsniveau) die mogelijk zal worden geëist bij de verzameling van de gegevens.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De financiële en personele gevolgen van het huidige voorstel voor het CBS zijn reeds gedekt. De kosten kunnen als volgt worden gespecificeerd en hebben betrekking op een additionele personele inzet van maximaal 1 vte.

2006200720082009 e.v.
¤ 107.420,-¤ 107.420,-¤ 107.420,-¤ 107.420,-

De eventuele financiële en personele gevolgen voor de IND zullen binnen de Justitie-begroting worden opgevangen en hebben betrekking op additionele personele capaciteit van maximaal 0,5 fte. Het onderhavige voorstel heeft geen additionele consequenties met betrekking tot de administratieve lasten.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Voor het CBS is het voorstel een uitbreiding van het bestaande beleid. Deze uitbreiding heeft betrekking op de maandlevering van de gegevens (artikel 4 lid 1 onder c t/m h). Daarnaast betekent de onderhavige verordening een additionele EU-verplichting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor de IND betekent de verordening een uitbreiding van de bestaande levering van gegevens.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treden (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het streven van de Commissie (Eurostat) is erop gericht dat de lidstaten de bedoelde statistieken het eerst leveren over het referentiejaar 2006. Dit is alleen mogelijk indien tijdige besluitvorming over de verordening plaatsvindt.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: De verordening wordt beschouwd als een essentiële maatregel ter verbetering van de beschikbaarheid van geharmoniseerde communautaire statistieken over asiel en internationale bescherming. Nederland is in beginsel positief over het voorstel en onderschrijft het belang van het uitwisselen van statistische gegevens binnen een geharmoniseerd kader. Hierdoor wordt de inhoud, de kwaliteit alsmede de vergelijkbaarheid van de nationale en communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming verder verbeterd. Er bestaat echter enige bezorgdheid over de mate van detail die op bepaalde onderdelen wordt gevraagd ten aanzien van het verzamelen van de gegevens. Daarnaast is niet geheel duidelijk waarom een aantal kenmerken, die bij bepaalde onderdelen worden gevraagd relevant zijn voor de Europese beleidsontwikkeling. Op een aantal onderdelen van het voorstel zal daarom aan de Commissie om een nadere toelichting worden gevraagd.

Fiche 3: Besluit en verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van SIS II Titel:

- Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)
- Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengen¬informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II)


Datum Raadsdocument: 9 juni 2005, 9 juni 2005 Nr. Raadsdocument: 9942/05 en 9943/05 Nr. Commissiedocument: COM (2005) 230 en COM (2005) 236 Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZK, BZ, FIN, V&W, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Schengen Acquis, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het Schengen Informatie Systeem (SIS) is een gemeenschappelijk informatiesysteem dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stelt om samen te werken ten behoeve van de totstandbrenging van een ruimte zonder controles aan de grenzen tussen de lidstaten. Met dit systeem kunnen deze autoriteiten, via een automatische zoekprocedure, informatie verkrijgen over gezochte personen, voorwerpen en voertuigen. De verkregen informatie wordt met name gebruikt bij de samenwerking van politie en justitie in strafzaken, bij personencontroles aan de buitengrenzen van de Unie of op nationaal grondgebied en bij de afgifte van visa en verblijfsvergunningen. Het SIS is in het Schengengebied onmisbaar voor de toepassing van de Schengenbepalingen betreffende het vrije verkeer van personen en voor een hoog niveau van veiligheid in dit gebied.

De artikelen 92 tot en met 119 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SOU) vormen de rechtsgrond voor SIS. Deze artikelen werden in intergouvernementeel verband vastgesteld en vervolgens met het Verdrag van Amsterdam opgenomen in het institutionele en juridische kader van de Europese Unie.

De samenhang tussen SIS en ander beleid op het gebied van buitengrenzen, visa, immigratie en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken is van wezenlijk belang voor de openbare orde en veiligheid van het grondgebied van de Europese Unie.

Het SIS is momenteel operationeel voor 13 lidstaten (de oude lidstaten minus VK en Ierland) en voor Noorwegen en IJsland. Het systeem is niet opgezet voor -en beschikt dus niet over voldoende capaciteit om te kunnen functioneren voor- alle huidige lidstaten van de Unie. Om het gebruik van het SIS voor de nieuwe lidstaten mogelijk te maken én om met de laatste ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie rekening te kunnen houden, heeft de Commissie tegelijk een Besluit en een Verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het tweede generatie Schengen Informatie Systeem (SIS-II) voorgesteld.

Het Besluit en de Verordening zijn in de eerste plaats bedoeld om het wettelijke kader voor SIS-II te scheppen. Beide instrumenten bevatten gemeenschappelijke bepalingen over de architectuur, de financiering en de verantwoordelijkheden, alsmede algemene gegevensverwerkings- en beschermingsregels voor SIS-II. Naast deze gemeenschappelijke bepalingen bevat het Besluit specifieke bepalingen over de verwerking van SIS-II-gegevens ten behoeve van de samenwerking van justitie en politie in strafzaken, terwijl de Verordening bepalingen bevat voor de verwerking van SIS-II-gegevens ten behoeve van de uitvoering van het beleid op het gebied van het vrije verkeer van personen dat deel uitmaakt van het Schengenacquis (zoals buitengrenzen en visa).

Daarnaast zijn beide instrumenten bedoeld om het wettelijk kader van het SIS beter af te stemmen op het recht van de Europese Unie en het gebruik van het SIS uit te breiden, met name met betrekking tot een betere kwaliteit van de gegevens en betere identificatie, gegevensbescherming en de intergouvernementele oorsprong van de huidige SIS-bepalingen. Met betrekking tot het Besluit betreft dit het Europees aanhoudingsbevel en de doorgifte van persoonsgegevens aan een derde partij; met betrekking tot de Verordening betreft het de signalering van onderdanen van derde landen ter fine van weigering van toegang, een ruimere toegang tot de signaleringen van onderdanen van derde landen en het operationele beheer van SIS-II.

Rechtsbasis van het voorstel:
De rechtsgronden voor het Besluit zijn artikel 30, lid 1, onder a) en b), artikel 31, lid 1, onder a) en b) en artikel 34, lid 2, onder c) van het EU-Verdrag. De rechtsgronden voor de Verordening zijn artikel 62, lid 2, onder a) en artikel 66 van het EG-Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Met betrekking tot het Besluit geldt de adviesprocedure en met betrekking tot de Verordening geldt de co-decisie procedure (artikel 251 EG-Verdrag)

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
Positief. Het doel, namelijk het uitwisselen van informatie over bepaalde categorieën personen en voorwerpen via een geautomatiseerd informatiesysteem met het oog op de totstandbrenging van een ruimte zonder controles aan de grenzen tussen de lidstaten, kan niet worden verwezenlijkt door de afzonderlijke lidstaten. Gezien de aard van een gemeenschappelijk informatiesysteem en vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, kan dit doel beter worden verwezenlijkt op het niveau van de Europese Unie (Besluit) en de Gemeenschap (Verordening). Proportionaliteit:
Positief. Beide initiatieven gaan niet verder dan nodig is om het doel ervan te verwezenlijken. De Commissie houdt zich alleen bezig met het operationele beheer van SIS-II, dat wil zeggen met de centrale gegevensbank, de nationale toegangspunten en de communicatie-infrastructuur tussen de centrale gegevensbank en de nationale toegangspunten. De lidstaten zijn bevoegd voor de nationale systemen en de verbinding met SIS-II en zij moeten de bevoegde autoriteiten in staat stellen SIS-II-gegevens te verwerken. De gegevens zijn alleen toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die uitsluitend voor de in de Verordening genoemde doeleinden de gegevens mogen raadplegen die nodig zijn om de taken te vervullen die moeten worden verricht ter verwezenlijking van deze doeleinden. Consequenties voor de EU-begroting:
In Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad en Besluit 2001/886/JBZ van de Raad betreffende de ontwikkeling van SIS-II is bepaald dat de uitgaven die verband houden met de ontwikkeling ten laste komen van de begroting van de Europese Unie. Dientengevolge heeft de Commissie een gemeenschappelijk financieel memorandum opgesteld. Dit memorandum heeft zij aan het voorstel van de Verordening gehecht. Aangegeven wordt dat het memorandum eveneens geldig is voor het voorstel voor het Besluit. De Commissie geeft in het memorandum aan dat de financiële gevolgen voor SIS-II voor de periode 2007-2013 ¤156 miljoen zullen zijn.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Zoals bij Consequenties voor de EU-begroting aangegeven, is bepaald dat de uitgaven die verband houden met de ontwikkeling van SIS-II ten laste komen van de begroting van de Europese Unie. Echter, de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de financiering van de nationale systemen en de nationale verbinding met SIS-II. Hieronder valt ook de optionele nationale kopie van SIS-II, die Nederland, evenals de meerderheid van de Schengenlidstaten, zal bouwen. De kosten van het nationale systeem en de nationale kopie bedragen circa ¤9 miljoen. Deze kosten zullen worden gedragen door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In dit bedrag zijn echter niet begrepen de kosten van de afzonderlijke gebruikers die in beginsel verantwoordelijk zijn voor de aanpassing van hun eigen ICT-voorzieningen. De huidige gebruikers van het SIS zijn de Regionale Politiekorpsen en het Korps Landelijke Politiediensten, de Koninklijke Marechaussee, de Douane, het Openbaar Ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De kosten die de betreffende departementen moeten maken en die pas zichtbaar zullen zijn als de wetgevingsonderhandelingen volledig zijn afgerond, dienen te worden opgevangen binnen de huidige departementale budgettaire kaders.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Voor de meeste gebruikers zal de nieuwe regelgeving, die gebaseerd is op de huidige SIS-regelgeving, geen grote consequenties hebben. Wel is te verwachten dat de gebruikers gewijzigde gebruikersinstructies zullen krijgen die gevolgen kunnen hebben voor administratieve uitvoerende processen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Afronding van de besluitvorming in de Raad is voorzien voor medio 2006. Gezien de complexiteit van een aantal wetsteksten en de gevoeligheid van enige lidstaten met betrekking tot de toegenomen invloed van de Commissie op het SIS, kan het niet uitgesloten worden dat de genoemde termijn niet gehaald zal worden. Ook een mogelijke discussie over de recent ontvouwde bijdragen van de Europese Dataprotectie Supervisor en de Gemeenschappelijke Controleautoriteit kunnen voor vertraging zorgen.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Vanwege de veiligheid in het Schengengebied is Nederland gebaat bij een nieuw en modern SIS (SIS-II) dat in staat is om nieuwe functionaliteiten, zoals biometrische gegevens in signaleringen, toe te passen en de nieuwe lidstaten in staat stelt het Schengenacquis onverkort toe te passen, Het is aldus voor Nederland van belang dat de SIS-II-wetgeving tijdig, d.w.z. voor 2007, gereed is. Geconstateerd kan worden dat Nederland in zijn algemeenheid positief staat tegenover beide voorstellen, aangezien die grotendeels gebaseerd zijn op de huidige bepalingen van de Schengen Uitvoerings-overeenkomst (SUO). Het Nederlandse standpunt bij de besprekingen wordt primair bepaald door de wens regelgeving tot stand te brengen op grond waarvan SIS-II optimaal kan functioneren, zowel in technische als functionele zin, waarbij de gegevensbescherming voldoende gewaarborgd is. Hiertoe zal Nederland zich scharen achter het standpunt van de Commissie en de Juridische Dienst van de Raad over de opsplitsing van SIS-II in twee rechtsinstrumenten, namelijk een Besluit en een Verordening.

Fiche 4: Verordening betreffende de toegang tot SIS II voor instanties die belast zijn met afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang tot het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen


Datum Raadsdocument: 9 juni 2005
Nr. Raadsdocument: 9944/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 237
Eerstverantwoordelijk ministerie: Justitie i.o.m. BZK, BZ, FIN, V&W, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Schengen Acquis, Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Op 21 augustus 2003 presenteerde de Commissie een voorstel voor een Verordening tot wijziging van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) voor wat betreft de toegang tot het Schengen Informatiesysteem (SIS) voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen.

Het SIS is momenteel operationeel voor 13 lidstaten (de oude lidstaten minus VK en Ierland) en voor Noorwegen en IJsland. Het systeem is niet opgezet voor -en beschikt dus niet over voldoende capaciteit om te kunnen functioneren voor- alle huidige lidstaten van de Unie. Om het gebruik van het SIS voor de nieuwe lidstaten mogelijk te maken én om met de laatste ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie rekening te kunnen houden, heeft de Commissie tegelijk een Besluit en een Verordening betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het tweede generatie Schengen Informatie Systeem (SIS-II) voorgesteld.

Het onderhavige voorstel voorziet in de toegang tot SIS-II voor de instanties die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen. Het voorstel heeft hiermee dezelfde achtergrond als het in augustus 2003 gepresenteerde voorstel, namelijk het versterken van de samenwerking tussen de lidstaten op basis van uitwisseling van informatie ter bestrijding van fraude met en illegale handel in gestolen voertuigen, in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid, zoals bedoeld in titel IV van het EG-Verdrag. Ook de voorgestelde concrete maatregel is dezelfde gebleven: voertuigregistratie-instanties van de lidstaten het recht verlenen om bepaalde categorieën gegevens in het SIS te raadplegen.

Het voorstel waarborgt de samenhang met de eerdergenoemde nieuwe rechtsinstrumenten betreffende de instelling, de werking en het gebruik van SIS-II (Besluit en Verordening). Naast het Besluit en de Verordening zal dit derde instrument het rechtskader voor SIS-II aanvullen en zal als artikel 102bis in de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) worden opgenomen.

Hoewel het voorstel betrekking heeft op de toegang tot SIS-II wordt in het voorstel uitsluitend verwezen naar het Besluit betreffende de instelling, de werking en het gebruik van SIS-II in het kader van de justitiële en politiële samenwerking. Dit Besluit bevat immers de bepalingen betreffende de signaleringen van gestolen, verduisterde of anderszins vermiste voorwerpen, de doeleinden van deze signaleringen en de autoriteiten die toegang hebben tot deze signaleringen. De verwijzingen naar de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) in het vroegere voorstel zijn in het voorliggende voorstel gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met het rechtskader voor SIS-II.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 71, lid 1, onder d) van het EG-Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Het doel van de verordening, namelijk het toegang verlenen tot SIS-II van instanties die belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen, kan alleen op communautair niveau worden verwezenlijkt, aangezien het onderliggende SIS-II een communautair systeem is. Er zijn gemeenschappelijke voorschriften nodig ter regeling van het recht van toegang tot een systeem waarin de lidstaten informatie delen over personen en voorwerpen en dat de uitvoering ondersteunt van beleidsmaatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking, buitengrenzen, visa en het verkeer van personen. Proportionaliteit: Positief. De SIS-II-gegevens zijn alleen toegankelijk voor de bevoegde instanties (die per lidstaat verschillend zijn) van elke lidstaat. Deze instanties mogen, uitsluitend voor de in deze Verordening genoemde doeleinden, de gegevens raadplegen die nodig zijn om de taken te vervullen die moeten worden verricht ter verwezenlijking van deze doeleinden.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie heeft de belangrijkste gevolgen voor de EU-begroting geschetst en een gemeenschappelijk financieel memorandum opgesteld, dat gehecht is aan het eerdergenoemde voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van SIS-II (doc. (05) 236). Bij dit memorandum wordt in het kader van de financiële perspectieven een voorbehoud gemaakt. De Commissie geeft in het memorandum aan dat de financiële gevolgen voor SIS-II voor de periode 2007-2013 ¤156 miljoen zullen zijn.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De lidstaten moeten een verbinding tot stand brengen tussen de nationale voertuigregistratie-instanties en SIS-II onder verantwoordelijkheid van de nationale SIS-II-instantie die wordt aangewezen overeenkomstig het voorgestelde Besluit betreffende de instelling, de werking en het gebruik van SIS-II. De financiële, personele en administratieve consequenties hiervan kunnen in dit stadium niet concreet worden aangegeven. De huidige praktische regeling waarbij politiefunctionarissen, gedetacheerd bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), toegang hebben tot het SIS, is alleen ad hoc in incidentele gevallen bruikbaar. Voor een systematische raadpleging van het SIS zal in samenwerking tussen Justitie, RDW en Politie (ICT Service Coöperatie) een projectplan moeten worden gemaakt over de realisering van de connectie en de wijze waarop daarvan gebruik gemaakt zal worden. Vervolgens zal daaropvolgend een uitvoeringstoets moeten worden uitgevoerd. Een eerste zeer globale inschatting is dat de eenmalige kosten voor RDW ¤ 400.000,- niet te boven zullen gaan en dat 1 fte nodig zal zijn vanwege te verwachten extra werkzaamheden bij RDW onderdelen (IT, Registratie en Informatie als gevolg van het beschikbaar komen van extra informatie). Deze kosten worden opgevangen op de desbetreffende begrotingen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): De eventuele consequenties voor nationale en decentrale regelgeving zullen in het projectplan van Justitie, RDW en Politie worden uitgewerkt.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Nog niet bekend.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het onderhavige Voorstel is op 2 juni 2005 door de Raad van Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken goedgekeurd.

De beraadslaging over het overnemen van de bepalingen van de Verordening in de wetgeving SIS-II zal in de Raadswerkgroep Schengen Acquis plaatsvinden. Het is een Nederlands belang dat deze bepalingen worden overgenomen in de nieuwe SIS-II-wetgeving.

.
Fiche 5: Verordening betreffende sluiting partnerschapsovereenkomst EG en Salomonseilanden inzake visserij Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Salomonseilanden inzake de visserij in de visserijzone van de Salomonseilanden


Datum Raadsdocument: 15 september 2005
Nr Raadsdocument: 12310/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)404
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ en FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Extern, Raad Landbouw en Visserij

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In juni 2001 heeft de Raad aan de Commissie volmacht gegeven om te onderhandelen over bilaterale tonijnvisserijovereenkomsten met ACP-landen van het centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan. Het doel is om in de Stille Oceaan een netwerk van tonijnovereenkomsten tot stand te brengen voor de tonijnvloot van de EG. Het westelijke deel van de Stille Oceaan is het rijkste tonijnvisserijgebied ter wereld: het is goed voor 50% van de totale tonijnvangsten in de wereld. Wetenschappelijke studies hebben volgens de Commissie aangetoond dat de bestanden momenteel in goede toestand verkeren en dat voor sommige bestanden het maximale veilige exploitatieniveau nog niet is bereikt. De Commissie acht de toegang tot de tonijnvisserij in dit gedeelte van de Stille Oceaan van essentieel belang voor de ontwikkeling op lange termijn van de industriële tonijnvisserij van de Gemeenschap.

In 2002 heeft de Commissie in deze regio de eerste overeenkomst gesloten met de Republiek Kiribati. Daarnaast zijn in 2003 verkennende besprekingen gevoerd met de Salomonseilanden, de Federale Staten van Micronesië, Papoea-Nieuw-Guinea en de Cookeilanden.

De partnerschapsovereenkomst tussen de EG en de Salomonseilanden inzake de visserij in de visserijzone van de Salomonseilanden is op 28 januari 2004 door beide partijen ondertekend. De overeenkomst zal in werking treden zodra de partijen de kennisgeving inzake de voltooiing van de respectievelijke goedkeuringsprocedure hebben uitgewisseld.

De overeenkomst tussen de EG en de Salomonseilanden is de eerste waarbij de aanpak is gevolgd zoals voorgesteld in de Mededeling van de Commissie over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebied met derde landen. Daarin staat dat de specifieke doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en het ontwikkelingsbeleid gezamenlijk zouden moeten bijdragen aan de algemene doelstelling: een duurzame ontwikkeling van de visserij. Tevens moeten zij in overeenstemming zijn met het coherentiebeginsel. Concreet houdt dit onder andere in dat een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de financiële vergoeding van de EG in ruil voor visserijmogelijkheden en de bijdrage voor acties in het kader van het partnerschap met het betrokken derde land.

Het protocol bij de overeenkomst, waarbij de vangstmogelijkheden en de financiële vergoeding zijn vastgesteld, is gesloten voor een periode van drie jaar. De totale financiële bijdrage is vastgesteld op 400.000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 6.000 ton gevangen vis. De Salomonseilanden hebben bepaald dat 30% van deze bijdrage is bestemd voor acties in het kader van het partnerschap, namelijk de bevordering van een verantwoorde visserij en een duurzame exploitatie van de visbestanden in de visserijzone van de Salomonseilanden. Vaartuigen van Spanje, Frankrijk en Portugal zullen gebruik maken van de vangstmogelijkheden. De reders van de vaartuigen dienen voor de visrechten te betalen. Daarnaast dienen de reders per vaartuig ten minste één onderdaan van de Salomonseilanden als bemanningslid aan boord te nemen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: n.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap Proportionaliteit: Positief. Een verordening is het geëigende middel om de uitvoering van de partnerschapsovereenkomst te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Gemeenschap betaalt de Salomonseilanden een totale financiële bijdrage die is vastgesteld op 400.000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 6.000 ton gevangen vis. Vanaf het tweede jaar kan de financiële bijdrage worden verhoogd met 65.000 euro per jaar voor elke bijkomende vergunning voor een ringzegenvaartuig (ringzegen is een soort vistuig). Een gedeelte van de bijdrage wordt betaald door de reders van de vaartuigen van de Gemeenschap. Zij betalen voor de visrechten 35 euro per ton gevangen vis.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Het huidige voorstel betreft een bilaterale overeenkomst met de Salomonseilanden. Het voorstel heeft geen consequenties voor andere ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen visserijbelangen binnen dit akkoord. Nederland wil echter in kader van visserijakkoorden met derde landen en de interactie tussen visserij en ontwikkelingssamenwerking wel goed kijken naar de positie van het betreffende ontwikkelingsland in een dergelijk akkoord. Het gaat daarbij met name om zaken die zijn vast gelegd in de Raadsconclusies uit 2004 inzake de partnerschapsakkoorden met derde landen. Het betreft dan zaken als:

- Visserij surplus: De EU mag alleen vissen op een surplus aan vis. Dit surplus moet wetenschappelijk zijn aangetoond en de visserij mag niet ten koste gaan van de lokale visserij.
- Duurzaamheid: de betreffende bestanden moeten duurzaam worden beheerd, het betreffende derde land dient een goed visserij-beheerssysteem op te zetten (een deel van de financiële vergoeding is daarvoor geoormerkt) en visserijonderzoek moet op goede wijze zijn georganiseerd en toegepast in het akkoord.
- sociaal/economische participatie van het partnerland: het is de bedoeling dat het partnerland zoveel mogelijk participeert in de betreffende visserijketen en dat een redelijk deel van de economische spin off in het partnerland terechtkomt.
- Redersbijdrage: Nederland zet zich in voor een groter aandeel van de reders van de vaartuigen in de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Daarnaast zal Nederland trachten zo mogelijk Nederlandse wetenschappers te laten participeren in de op te zetten wetenschappelijke comités. Door grotere deelname van wetenschappers uit lidstaten die geen directe visserijbelangen hebben, zal een meer onafhankelijk advies tot stand komen. De Commissie nodigt de lidstaten expliciet uit om wetenschappers te leveren, ook wanneer ze geen directe visserijbelangen hebben.

Fiche 6: Besluit en verordening betreffende overeenkomst EG- Seychellen inzake de visserij Titel:

- Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen
- Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen


Datum Raadsdocument: 15 september 2005, 15 september 2005 Nr Raadsdocument: 12306/05, 12309/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)420, COM(2005)421 Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ en FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij extern, Raad Landbouw en Visserij

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Het protocol van de visserijovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Seychellen is op 17 januari 2005 afgelopen. Het nieuwe protocol, dat beide partijen op 23 september 2004 hebben ondertekend, loopt van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011. In dit protocol zijn de technische en financiële voorwaarden waaronder vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van de Seychellen mogen vissen, voor deze periode vastgelegd. Volgens de Commissie is dit het belangrijkste protocol van de Gemeenschap met een derde land op het gebied van de tonijnvisserij. Het nieuwe protocol biedt de Gemeenschap vangstmogelijkheden voor 40 vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen (zelfde aantal als in het vorige protocol) en voor 12 vaartuigen met de drijvende beug (kleine afname t.o.v. het vorige protocol) (de zegen en beug zijn soorten vistuig). De vaartuigen komen uit Spanje, Frankrijk, Portugal en Italië. De totale financiële bijdrage van de Gemeenschap is gesteld op 4.125.000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 55.000 ton gevangen vis per jaar. De reders van de vaartuigen betalen een redersbijdrage van 25 euro per gevangen ton. Het nieuwe protocol is in overeenstemming met de partnerschapsbenadering zoals is vastgesteld in de Raadsconclusies betreffende de mededeling van de Commissie over een geïntegreerd kader voor partnerschapsovereenkomsten op visserijgebeid met derde landen. De Commissie en de Seychellen stellen in onderling overleg algemene doelstellingen vast op het gebied van duurzame visserij. Van de financiële bijdrage van de Gemeenschap is 36% bestemd voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een op verantwoorde en duurzame visserij gericht sectoraal visserijbeleid op de Seychellen.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 37, juncto artikel 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad: gekwalificeerde meerderheid, EP: advies

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: n.v.t., het betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap Proportionaliteit: Positief. Een verordening is het geëigende middel om de uitvoering van de overeenkomst te verwezenlijken.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Gemeenschap betaalt de Seychellen een totale financiële bijdrage die is vastgesteld op 4.125.000 euro per jaar voor de hoeveelheid van 55.000 ton. Een gedeelte van de bijdrage wordt betaald door de reders van de vaartuigen van de Gemeenschap. Zij betalen voor de visrechten 25 euro per ton, dit is gelijk aan 33% van de totale bijdrage.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Het huidige voorstel betreft een bilaterale overeenkomst met de Seychellen. Het voorstel heeft geen consequenties voor andere ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland heeft geen visserijbelangen binnen dit akkoord. Nederland wil echter in kader van visserijakkoorden met derde landen en de interactie tussen visserij en ontwikkelingssamenwerking wel goed kijken naar de positie van het betreffende ontwikkelingsland in een dergelijk akkoord. Het gaat daarbij met name om zaken die zijn vast gelegd in de Raadsconclusies uit 2004 inzake de partnerschapsakkoorden met derde landen. Het betreft dan zaken als:
o Visserij surplus: De EU mag alleen vissen op een surplus aan vis. Dit surplus moet wetenschappelijk zijn aangetoond en de visserij mag niet ten koste gaan van de lokale visserij. o Duurzaamheid: de betreffende bestanden moeten duurzaam worden beheerd, het betreffende derde land dient een goed visserij beheerssysteem op te zetten (een deel van de financiële vergoeding is daarvoor geoormerkt) en visserijonderzoek moet op goede wijze zijn georganiseerd en toegepast in het akkoord. o sociaal/economische participatie van het partnerland: het is de bedoeling dat het partnerland zoveel mogelijk participeert in de betreffende visserijketen en dat een redelijk deel van de economische spin off in het partnerland terechtkomt. o Redersbijdrage: Nederland zet zich in voor een groter aandeel van de reders van de vaartuigen in de financiële bijdrage van de Gemeenschap. Daarnaast zal Nederland trachten zo mogelijk Nederlandse wetenschappers te laten participeren in de op te zetten wetenschappelijke comités. Door grotere deelname van wetenschappers uit lidstaten die geen directe visserijbelangen hebben, zal een meer onafhankelijk advies tot stand komen. De Commissie nodigt de lidstaten expliciet uit om wetenschappers te leveren, ook wanneer ze geen directe visserijbelangen hebben.

Fiche 7: Mededeling: Evaluatie van toegangsbeperkingen in kader van GVB (Shetlandbox en scholbox) Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Evaluatie van bepaalde toegangsbeperkingen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (Shetlandbox en scholbox)


Datum Raadsdocument: 19 september 2005 Nr Raadsdocument: 12345/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 422
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. V&W, FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Intern, Raad Landbouw en Visserij

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In de basisverordening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is een evaluatie voorzien van beperking van de toegang tot wateren en hulpbronnen buiten de 12-mijlszone. Er is in de Raad besloten de evaluatie vooralsnog te beperken tot twee bestaande gebieden met beperkte toegang;
- Shetlandbox (benoorden VK sinds 1983)

- Scholbox (langs de DK, DUI en NL waddenkust sinds 1989)

In de Shetlandbox is de toegang beperkt voor de visserij op een aantal demersale vissoorten (bodemvis). Alleen een beperkt aantal vaartuigen uit het VK, Frankrijk, Duitsland en België mag in dit gebied vissen. De toegangsbeperking in de Scholbox treft vooral de boomkorvisserij in het gebied. Alleen kleine boomkorkotters (
Na consultatie van stakeholders (in het Regionaal Advies Comité Noordzee, NSRAC) en lidstaten, heeft de Commissie conclusies getrokken over de voortzetting van de toegangsbeperking. Voor de Shetlandbox geldt dat voortzetting gewenst lijkt door alle betrokkenen. Voor de Scholbox zijn door de NSRAC voorstellen gedaan voor (deels) openen van het gebied om de effectiviteit van de toegangsbeperking te toetsen. De Commissie is hier niet tegen, en zal de voorgestelde aanpak verder onderzoeken. Tot die tijd acht de Commissie het van belang dat de toegangsbeperking naar behoren wordt toegepast, met name door een strikte controle van het motorvermogen. Aanpassing van de Scholbox zoals voorgesteld door de NSRAC is mogelijk in te voeren bij de herziening van de verordening Technische Maatregelen, waarin de toegangsbeperkingen zijn geregeld.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., het betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., deze mededeling betreft een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Voor de Nederlandse platvisvisserij is de Scholbox van groot belang. De instelling van de Scholbox is door de visserijsector indertijd verwelkomd vanwege de beloftes over een groter scholbestand als dit deel van het kinderkamergebied beschermd zou worden. Deze beloften heeft de Scholbox niet kunnen waarmaken. Daarmee is niet aangetoond dat er helemaal geen effecten zijn geweest van de sluiting van het gebied voor grote kotters (> 300 pk). Het voorstel zoals de NSRAC dit heeft gedaan, waarbij het gebied deels wordt geopend voor visserij met grotere vaartuigen, zou veel meer inzicht kunnen geven in de effectiviteit van een dergelijk deels gesloten gebied. Daarom kan Nederland de conclusie die de Commissie trekt op basis van de evaluatie (voorlopig de toegangsbeperking strikt handhaven en de voorgestelde aanpak van de NSRAC verder onderzoeken) ondersteunen. Wel is het van belang dat de Commissie een mogelijke alternatieve invulling van de Scholbox voorbereidt in overleg met stakeholders, lidstaten en wetenschappers. Het (gedeeltelijk) openstellen van een gesloten gebied is alleen zinnig onder de voorwaarden dat:
- De doelstellingen van te voren helder zijn gedefinieerd;
- Meetbare criteria worden ontwikkeld;

- Het gepaard gaat met onderzoek en monitoring om de effectiviteit te kunnen evalueren.

Een eventueel plan voor een alternatieve invulling van de Scholbox dient te zijn afgestemd met stakeholders, lidstaten en wetenschappers voordat een nieuw voorstel voor de Technische Maatregelen wordt gepresenteerd.

Fiche 8: Aanbeveling over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding Titel:
Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit


Datum Raadsdocument: 26 september 2005
Nr Raadsdocument: 12639/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 450 definitief Eerstverantwoordelijk ministerie: OCW i.o.m. FIN, EZ en VWS

Behandelingstraject in Brussel: Onderwijscomite, OJC-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De lidstaten worden aanbevolen een handvest goed te keuren. Dit handvest is een leidraad voor instellingen/organisaties die betrokken zijn bij mobiliteit en bevat de aspecten/richtsnoeren waarmee instellingen/organisaties op systematische wijze de kwaliteit van de mobiliteit kunnen waarborgen.

Het betreft alle vormen van met name uitgaande mobiliteit die op leren of loopbaanontwikkeling gericht zijn. Het kan hierbij gaan verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën (jongeren / volwassenen / vrijwilligers / scholieren / studenten), diverse onderwijsniveaus en vormen (algemeen vormend onderwijs / beroepsopleiding / hoger onderwijs / formeel / niet-formeel leren) en uiteenlopende verblijfsduren ( lang / kort).

Het handvest geeft de aspecten/richtsnoeren die van belang zijn voor de kwaliteitswaarborging:


1. begeleiding en informatie6. logistieke hulp
2. leerplan7. begeleiding door een mentor

3. individuele aanpak8. erkenning

4. algemene voorbereiding9. herintegratie en evaluatie
5. taalaspecten10. verplichtingen en verantwoordelijkheden

De instellingen/organisaties die betrokken zijn bij mobiliteit kunnen afhankelijk van de verblijfsduur, de focus van het verblijf en de vraag van de deelnemers bepalen welke aspectenrichtsnoeren uit het handvest van toepassing zijn.

De gedachte achter de aanbeveling en het handvest is dat systematische kwaliteitswaarborging:
1. ertoe bijdraagt dat de mobiliteitsdeelnemers zowel in het gastland als bij terugkeer in eigen land positieve ervaringen opdoen;
2. de kwaliteit van mobiliteit in onderwijs en beroepsopleiding zal verbeteren.

De aanbeveling waarvan het handvest een vast onderdeel is vloeit voort uit van de (op 10 juli 2001 goedgekeurde) aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over mobiliteit. De aanbeveling van 10 juli 2001 besteedt aandacht aan belangrijke vraagstukken aangaande mobiliteit. De (n.a.v. deze aanbeveling opgerichte) werkgroep van deskundigen stelt dat het zwaartepunt ligt bij de kwaliteitsaspecten van mobiliteit. Het handvest benoemt deze kwaliteitsaspecten en kan als leidraad fungeren bij het maken van gemeenschappelijke afspraken.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 149, lid 4 en artikel 150, lid 4 van het EG-Verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. Samenwerking en afstemming tussen de lidstaten is essentieel om effectief te kunnen zijn in het belang van de mobiliteitsdeelnemer. Veel van de obstakels die zich voordoen bij de kwaliteitswaarborging van mobiliteit, hebben de lidstaten met elkaar gemeen. Met dit voorstel kan er op communautair niveau een oplossing worden gevonden. Inherent aan transnationale mobiliteit is dat die het niveau van de individuele lidstaat overstijgt; dat heeft tot gevolg dat een leidraad op communautair niveau een duidelijke meerwaarde heeft voor de mobiliteit. Proportionaliteit: Positief. Een handvest over kwaliteit in mobiliteit is een geschikt middel, omdat het de lidstaten niet bindt. Wel dient er duidelijkheid te komen t.a.v. het toezicht van de Commissie.

Consequenties voor de EU-begroting: geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Niet voorzien, want uitgangspunt voor Nederland is dat partijen in Nederland die zich bezig houden met het uitzenden of ontvangen het voorstel binnen de bestaande subsidierelatie zullen uitvoeren.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
- Het onderwerp is onder Nederlands voorzitterschap geagendeerd. Mobiliteit overstijgt het nationale niveau. Daarom is het positief dat lidstaten afspraken maken die de kwaliteit van de mobiliteit ten goede komen.
- Het onderwerp is besproken op de informele bijeenkomst van ministers van onderwijs (Rotterdam, 12 juli 2004). Positief is dat het Handvest grotendeels aansluit bij de uitkomsten van die bijeenkomst.
- Positief is tevens dat de aanbeveling aansluit bij het Nederlands beleid om bij mobiliteit een groter accent te leggen op kwaliteit i.p.v. kwantiteit.
- Nationaal wordt momenteel een gedragscode opgesteld voor het Hoger Onderwijs. Dit is een zelfregulerend instrument. De overheid is daar wel in bestuurlijke, maar niet in juridische zin bij betrokken. De aanbeveling brengt hierin geen verandering. Het voorstel kan worden gezien als een stimulans voor andere onderwijsniveaus zonder inbreuk te maken op de autonomie en zelfregulering van instellingen.

Een toelichting is volgens Nederland nodig op de volgende punten:


· Verantwoordelijkheidsverdeling
De huidige formulering geeft niet de gewenste duidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling. Er dient helderheid te bestaan over hoe de Europese Commissie, lidstaten, nationale agentschappen en instellingen zich in dit voorstel tot elkaar verhouden. Om te komen tot een verantwoordelijkheidsverdeling die helder is, is van belang dat:
1. het leidt tot gedetailleerde verantwoordelijkheidsverdeling;
2. institutionele samenwerking een belangrijke voorwaarde is voor (het bewaken van de) kwaliteit;
3. de eerste verantwoordelijkheid bij de lidstaten blijft.


· Vrijwilligheid
Vrijwilligheid van de afspraken past goed bij de bestuurlijke verhoudingen in Nederland. Echter vrijwilligheid dient niet te verworden tot vrijblijvendheid. Duidelijkheid ten aanzien van de verantwoordelijkheidsverdeling en de oproep aan de lidstaten om gebruik van het handvest daadwerkelijk te promoten, kan het risico van vrijblijvendheid mogelijk ondervangen.


· Vrijheid
Meer dan 80 procent van de studentmobiliteit vindt plaats buiten programma's om en bevindt zich daarmee buiten het gezichtsveld. Het is niet de bedoeling dat het feit dat de lidstaten de voorgestelde (administratieve) voorschriften onderschrijven deze vrijheid inperkt.


· Overig
Nederland zal navraag plegen bij de Commissie over:
1. de relatie tussen het Handvest en de nieuwe Europese onderwijs-programma's;
2. de bestuurlijke verhoudingen, de voorgestelde rapportageplicht door de lidstaten en het toezicht door de Commissie;
3. de verhouding tussen het voorstel en bestaande UNESCO richtlijnen / gedragscode(s).

Fiche 9: Aanbeveling overeenkomst samenwerkingsprogramma onderwijs en jongeren met Canada en VS Titel:

- Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Canadese regering onderhandelingen aan te gaan over een overeenkomst voor een nieuw samenwerkingsprogramma op het gebied van hoger onderwijs, beroepsopleiding en jongeren
- Aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om met de Verenigde Staten van Amerika onderhandelingen aan te gaan over een overeenkomst voor een nieuw samenwerkings¬programma op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding


Datum Raadsdocument: 19 juli 2005, 5 september 2005 Nr Raadsdocument: 11250/05, 11945/05
Nr. Commissiedocument n.v.t.
Eerstverantwoordelijk ministerie: OCW i.o.m. FIN, BZ en VWS

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Transatlantische Relaties, Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De doelstelling van deze aanbeveling is het verlenen van een onderhandelingsmandaat, overeenkomstig de voorstellen die hiervoor in de aanbeveling worden gedaan, aan de Commissie om onderhandelingen aan te gaan met resp. de VS en Canada voor het vernieuwen van de bestaande samenwerkingsprogramma's op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleiding. Achtergrond van deze samenwerkingsprogramma's is het streven van de Europese Unie naar gericht hoger onderwijs van topniveau dat wereldwijd als graadmeter geldt en de noodzakelijke uitbreiding van de samenwerking op onderwijsgebied in het kader van de betrekkingen tussen de EU en de VS en Canada. De huidige samenwerkingsovereenkomsten zijn in 2000 gesloten voor een periode van vijf jaar en verstrijken per ultimo 2005. In deze aanbeveling wordt aanbevolen de Commissie een machtiging te geven om een nieuwe overeenkomst voor de periode 2006-2013 af te sluiten.

De operationele doestellingen van de in de aanbeveling vervatte voorstellen zijn:
- ondersteunen van samenwerking tussen instellingen die hoger onderwijs of beroepsopleidingen aanbieden om gezamenlijke studieprogramma's uit te werken en onderlinge mobiliteit mogelijk te maken;
- ondersteunen van samenwerking tussen publieke en private organisaties op het gebied van hoger onderwijs en beroepsopleidingen, om discussies en uitwisseling van ervaringen over beleidskwesties op gang te brengen;
- ondersteunen van transatlantische mobiliteit onder professionals aan beide zijden om inzicht te geven in kwesties die van belang zijn voor de betrekkingen tussen de EU en de VS en Canada;
- ondersteunen van samenwerking tussen jongerenvoorzieningen, -organisaties en werkers om "good practices"uit te wisselen en de vorming van netwerken tussen de EU en Canada te bevorderen.

Rechtsbasis van het voorstel: artt. 149, 151 en 300 EG-verdrag

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Geen rol EP bij de vaststelling van de aanbeveling op grond van art. 300 lid 1 EG. Raadpleging EP bij het sluiten van de uiteindelijke akkoorden.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit:
In strikte zin n.v.t. want het gaat om een aanbeveling van de Commissie om haar een mandaat te verlenen. Voor wat betreft de inhoud van de te onderhandelen akkoorden valt de subsidiariteitstoets positief uit. Het betreft hier het faciliteren van een samenwerkingsprogramma tussen onderwijsinstellingen in resp. de EU en in de VS en Canada. Optreden van de EU op communautair niveau biedt in dit verband schaalvoordelen ten opzichte van optreden op het niveau van nationale instellingen in de lidstaten. Het gaat hier om het verstrekken van een onderhandelingsmandaat aan de Commissie om een bestaand samenwerkingsprogramma te verlengen. Het is logisch dat deze verlenging weer op communautair niveau onderhandeld wordt. Proportionaliteit:
In strikte zin n.v.t. want het gaat om een aanbeveling van Commissie haar een mandaat te verlenen. Voor wat betreft de inhoud van de te onderhandelen akkoorden valt de proportionaliteitstoets positief uit. De voorstellen hiervoor gaan niet verder dan noodzakelijk en laten voldoende ruimte voor de lidstaten omdat het nationaal beleid enkel wordt aangevuld.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie stelt voor het bestaande budget van het lopende programma inde periode 2006-2013 sterk te verhogen tot een totaal van ¤ 58 mln. voor de samenwerking EU-VS en ¤ 17 mln. voor de samenwerking EU-Canada. Dat betekent tenminste een verdubbeling (EU-Canada) tot een verviervoudiging (EU-VS) van de bestaande budgetten tot en met 2005. De Commissie geeft daarvoor als argument dat uit externe evaluatie van het lopende programma blijkt, dat dit tot onvoldoende resultaat heeft geleid door te een laag budget.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen. Het betreft uitsluitend budgettaire verplichtingen op communautair niveau.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: In het algemeen kan worden aangegeven dat de samenwerking met de VS (zowel NL-VS als EU-VS) van belang wordt geacht. De bestaande programma's op het gebied van hoger onderwijs en beroepsonderwijs hebben daaraan een waardevolle bijdrage geleverd. Om deze reden kan Nederland de waarde van de voortzetting van deze programma's als zodanig onderschrijven. Nederland kan instemmen met de inhoudelijke voorstellen voor de opzet van de programma's. (Qua opzet zijn de programma's gebaseerd op de ontwikkeling van consortia van instellingen en organisaties op het gebied van het hoger onderwijs en het beroepsonderwijs). Voorwaarde daarbij blijft wel dat dit alles gebeurt vanuit de autonomie van de instellingen. Nederland zal op geëigende momenten aangeven niet vooruit te zullen lopen op de algemene besluitvorming over de Financiële Perspectieven 2007-2013 en een algemeen voorbehoud maken. Het voorstel dient beoordeeld te worden aan het Nederlandse standpunt m.b.t. de nieuwe FP's, in het bijzonder een reëel constant uitgavenkader waarbij eventuele verhogingen gerealiseerd dienen te worden door besparingen elders. Ongeacht wat de uitkomsten van de onderhandelingen van de Financiële perspectieven zullen zijn, is het voorgestelde budget te hoog (een verdubbeling tot verviervoudiging is niet realistisch).