Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag Directie Westelijk Halfrond
Afdeling Noord-Amerika
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 18 november 2005 Behandeld Clarinda van den Bor
Kenmerk DWH/NM-141/05 Telefoon 0031-70-3484239
Blad 1/5 Fax 0031-70-3485472
Bijlage(n) Clarinda-vanden.Bor@minbuza.nl
Betreft Bezoek aan Colombia, Suriname en de Verenigde Staten

Graag bied ik u hierbij aan het verslag van mijn bezoek aan Colombia, Suriname en de Verenigde Staten van 18 oktober t/m 24 oktober jl.

Samenvatting
Mijn bezoek aan Colombia stond in het teken van Nederlandse steun aan het vredesproces. Nederland zal deze steun voortzetten, o.a. in de vorm van financiële bijdragen aan de verificatiemissie van de Organisatie van Amerikaanse Staten en de nationale verzoeningscommissie. Mijn Colombiaanse gesprekspartners toonden zich hier zeer erkentelijk voor, evenals voor de goede samenwerking op justitieel en milieugebied. Regionale ontwikkelingen, waaronder de relaties met gemeenschappelijk buurland Venezuela, kwamen eveneens in diverse gesprekken aan bod.

Met een bezoek aan Paramaribo heb ik gewacht tot na de verkiezingen en het aantreden van de nieuwe regering Venetiaan. Gezien de ontwikkeling van onze betrekkingen met Suriname, waarbij ook andere onderwerpen dan ontwikkelingssamenwerking in toenemende mate aan de orde zijn, was dit een nuttig bezoek op het juiste moment dat door beide zijden zeer gewaardeerd werd.

Tot slot bracht ik een bezoek aan Washington, waar in goede sfeer een aantal, ook gevoelige, onderwerpen zowel op mondiaal als op bilateraal niveau werd besproken.

Verslag

Colombia
Tijdens mijn bezoek aan Colombia sprak ik op 19 oktober jl. onder anderen met president Uribe, vice-president Santos, minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Barco, alsmede leden van de Nationale Commissie voor Genoegdoening en Verzoening (CNRR).

Tijdens deze gesprekken heb ik de Nederlandse steun tot uitdrukking gebracht voor het beleid van de Colombiaanse regering om in onderhandelingen met de paramilitairen te proberen tot een vergelijk te komen over een einde aan hun deelname aan het gewapende conflict, waarbij een balans zal moeten worden gevonden tussen gerechtigheid en vrede. Het is Nederland niet ontgaan dat mede als gevolg van de recente DDR-processen het geweld in het land is afgenomen. Ik heb aangegeven dat Nederland in EU verband altijd heeft aangedrongen op een wettelijk kader voor deze onderhandelingen (totstandgekomen in de wet Justicia y Paz) en gewezen op het belang van een zorgvuldige implementatie van deze wet en op de naleving van de aanbevelingen van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten. Ik heb tegenover mijn gesprekspartners mijn zorg geuit dat het paramilitaire demobilisatieproces vacuüms creëert die, als de staat niet bij machte is het gezag in desbetreffende gebieden over te nemen, door andere gewapende groepen, met name de FARC, worden opgevuld. Ik heb daarom het belang benadrukt om ook met deze groepen tot een vergelijk te komen.

Tijdens mijn gesprekken met de Nationale Commissie voor Genoegdoening en Verzoening (CNRR) werd lang stil gestaan bij de wet Justicia y Paz. Ik wisselde met de commissieleden uitvoerig van gedachten over de noodzaak om erop toe te zien dat de slachtoffers genoegdoening werd gedaan, en dat de CNRR binnen het kader van haar mandaat zou moeten bijdragen aan waarheidsvinding, het herstel van vertrouwen in de samenleving en de afname van geweld. De leden van de commissie gaven aan dat steun voor organisaties van slachtoffers een kernprioriteit was, en de garantie dat de diverse leden van de Commissie onafhankelijk konden opereren essentieel. Nederland is bereid om deze voorwaarden financieel te helpen bestendigen.

Mijn gesprekspartners zagen tevens een rol voor Nederland weggelegd bij het bevorderen van een pro-actieve EU-agenda ten aanzien van de regio. Ik heb aangegeven dat het Koninkrijk zich bewust is van de politieke spanningen in de regio, waarin ook delen van het Koninkrijk zijn gelegen, en de Colombiaanse autoriteiten verzekerd van de Nederlandse steun voor de rol die de OAS als regionale organisatie speelt om stabiliteit, democratie en mensenrechten veilig te stellen en sociaal economische gelijkheid te bevorderen.

Ik heb erop gewezen dat het aanvankelijk ook in mijn bedoeling lag om tijdens deze reis Venezuela aan te doen, maar dat vanwege de afwezigheid van president Chavez en minister van Buitenlandse Zaken Rodriguez dit bezoek is uitgesteld tot begin 2006. President Uribe en minister Barco benadrukten de noodzaak voor Colombia om met buurland Venezuela goede contacten te onderhouden, ondanks verschillen van inzicht op politiek gebied. Ik heb van mijn kant duidelijk gemaakt dat ook het Koninkrijk groot belang hecht aan vriendschappelijke relaties met buurland Venezuela op basis van respect voor elkaars soevereiniteit en grondgebied.

Na terugkeer heb ik tijdens de RAZEB van 7 oktober jl. kort verslag uitgebracht van mijn bevindingen in Colombia en gewezen op de noodzaak, mede in het belang van de hele regio, van voortgezette steun vanuit Commissie en Lidstaten voor het vredesproces, inclusief steun aan de slachtoffers.

Suriname
Op 21 oktober 2005 bezocht ik de Republiek Suriname. Gesprekken vonden plaats met president Venetiaan en vice-president Sardjoe. Voorts voerde ik werkoverleg met de Surinaamse minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Kraag-Keteldijk. Daarbij werd ook tijd ingeruimd voor de minister van Defensie, Fernald, en de minister van Justitie en Politie, Santokhi. De gesprekken en het werkoverleg verliepen in een prettige en constructieve sfeer. In alle ontmoetingen heb ik steeds de Nederlandse visie op de toekomst van de relatie met Suriname benadrukt, zoals die ook is vastgelegd in de nota 'Een Rijke Relatie'. Nederland streeft naar een zakelijke en betrokken relatie met Suriname, op basis van overeenstemming over te bereiken doelen. In een bijeenkomst op het Lim A Po instituut werd ik in de gelegenheid gesteld de beleidsnotitie nader toe te lichten in een lezing en daaropvolgend debat.

Tijdens het werkoverleg met mijn Surinaamse ambtgenoot heb ik ten behoeve van de zogenaamde BZ-BZ samenwerking EUR 100.000 beschikbaar gesteld voor capaciteitsversterking van het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken. In het kader van het 'bananen-dossier' is toegezegd dat Nederland zich zal inspannen de toegang van Suriname tot de EU-markt te verbeteren. Ik heb aangegeven dat de 100% controle op Schiphol, in het kader van de drugsbestrijding, niet ter discussie staat. Wel zal desgevraagd worden bezien of de manier waarop deze controle plaatsvindt kan worden verbeterd. Suriname gaf voorts nogmaals aan de Toescheidingsovereenkomst (TOS) te willen beëindigen. In dat verband heb ik aangegeven dat Nederland zorgvuldig wil omgaan met de in het geding zijnde belangen van Nederlanders van Surinaamse herkomst. Op korte termijn zal een Nederlandse ambtelijke delegatie naar Suriname reizen voor overleg hierover, waarna uiteraard nog politieke besluitvorming volgt. Ten aanzien van het Statuut van Rome (ICC) bevestigde mevrouw Kraag-Keteldijk dat Suriname het Verdrag zal ratificeren.

Minister Santokhi van Justitie en Politie toonde zich zeer tevreden over de samenwerking met zijn Nederlandse counterparts van Justitie en BZK. Op het terrein van Defensie, alsmede Justitie en Politie, zijn er mogelijkheden voor uitbreiding van de samenwerking tussen Nederland en Suriname. Daarover vindt separaat overleg plaats tussen de betrokken bewindspersonen. Een brede aanpak van de drugsproblematiek, het ontmantelen van criminele organisaties alsmede rechtshandhaving zijn prioriteiten van Suriname, zo stelde minister Santokhi. In dit kader bepleitte ik een driehoeksoverleg Colombia-Suriname-Nederland om zo goed mogelijk inzicht te krijgen in de drugsproblematiek. Minister Santokhi wees op het belang van goede hulpmiddelen, capaciteitsopbouw en samenwerking met landen als de Verenigde Staten en Nederland. Ik gaf aan dat Nederland gaarne bereid is tot deze samenwerking.

Verenigde Staten
Op 24 oktober bezocht ik Washington, waar ik gesprekken voerde met Secretary of State Condoleezza Rice, Deputy Secretary Robert Zoellick en J.D. (Jack) Crouch, Deputy National Security Advisor (Nationaal Veiligheidsadviseur Hadley verbleef in het buitenland).

Alle gesprekspartners brachten Venezuela ter sprake. De Verenigde Staten is zeer bezorgd over de ontwikkelingen in Venezuela en over de invloed van dat land in de regio. In mijn reactie heb ik gezegd een en ander met grote aandacht te volgen, niet in de laatste plaats vanwege de ligging van de Nederlandse Antillen en Aruba, waardoor Venezuela een buurland van het Koninkrijk is. In dit verband heb ik benadrukt dat Nederland betrekkingen van goede nabuurschap met Venezuela nastreeft en hecht aan het onderhouden van een open dialoog. Het was spijtig dat vanwege agendaproblemen mijn bezoek aan Caracas had moeten worden uitgesteld, maar ik heb mijn gesprekspartners verzekerd voornemens te zijn binnen afzienbare termijn Venezuela te bezoeken. M.b.t. de regio deed ik verslag van mijn gesprekken in Bogota en mijn indrukken van het vredesproces.
Zowel op het State Department als bij National Security Council heb ik de zorgen van de Nederlandse regering overgebracht m.b.t. de gevangenen in Guantanamo Bay en over het risico dat zij lopen indien zij naar hun land van herkomst zouden worden teruggezonden. Gesprekspartners toonden zich zeer bewust van de kritiek die het beleid m.b.t. Guantanamo Bay opriep. Men had inmiddels VN-rapporteurs uitgenodigd naar de basis te komen, de modaliteiten van het bezoek waren nog onderwerp van discussie. Ook het terugzenden van gevangenen naar hun land van herkomst was nog
geen uitgemaakte zaak. Hoewel de VS grote voordelen ziet in het terugzenden, moeten goede afspraken gemaakt worden met de landen in kwestie zodat een humane behandeling van de gevangenen verzekerd is.

Gezien het feit dat Secretary Rice juist was teruggekeerd van een bezoek aan Moskou en ook omdat het Staatsbezoek van president Poetin aan Nederland spoedig zou plaatsvinden, kwam ook de Russische Federatie ter sprake. Met name de relatie met de Europese Unie werd besproken, met inbegrip van de verhouding met de buurlanden Oekraïne, Georgië en Belarus. De VS is van mening dat de Russische Federatie afzijdig moet blijven van de interne aangelegenheden van in het bijzonder de twee eerstgenoemde landen, en dat de EU een soortgelijk signaal zou moeten afgeven. Ik heb mijn gesprekspartners verzekerd dat de EU haar verantwoordelijkheden in dezen niet uit de weg gaat, hetgeen geïllustreerd werd door het optreden m.b.t. Oekraïne tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap.

De situatie in het Midden-Oosten werd besproken, zowel het vredesproces alsook de situatie in Syrië, Irak en Iran. M.b.t. het laatstgenoemde land toonde men belangstelling voor de Nederlandse activiteiten op mediagebied. Secretary Rice sprak haar waardering uit voor de Nederlandse inzet in Afghanistan, welke gelegenheid ik aangreep om het belang van een juiste behandeling van gevangenen, ook daar, te benadrukken. Met vice-minister Zoellick werd de situatie in Soedan besproken evenals het Nederlandse voornemen twee (transatlantische) conferenties over de politieke aspecten van energiezekerheid en de veiligheidsaspecten van energievoorziening te organiseren.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot