Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: VD. 2005/3176
datum: 18-11-2005
onderwerp: Stand van zaken bestrijding ziekte van Aujeszky bij varkens

Geachte Voorzitter,

De bestrijding van Aujeszky bij varkens is op initiatief en door de inspanningen van het bedrijfsleven een succes. Door de verplichte beschermende vaccinatie is het virus in Nederland verdreven, het gevolg daarvan is dat er tenminste de afgelopen vijf jaar geen besmette dieren meer zijn gesignaleerd. Mede als gevolg van deze gunstige situatie onderzoekt het bedrijfsleven de mogelijkheid om daarvan te profiteren door de vaccinatie te beëindigen en de artikel 10-status van de EU te verkrijgen.

Toekenning van de artikel 10-status impliceert een EU-erkenning dat het land zonder vaccinatie geheel of gedeeltelijk vrij is van de ziekte van Aujeszky. Teneinde deze status te verkrijgen dient Nederland bewijsstukken aan de Europese Commissie te overleggen waaruit blijkt dat het land geheel of gedeeltelijk ziektevrij is. Deze stukken hebben onder meer betrekking op de aard van de ziekte, de wijze waarop de ziekte zich op zijn grondgebied heeft gemanifesteerd en de resultaten van de tests die in het kader van een bewakingsprogramma zijn uitgevoerd. Indien de Commissie de artikel 10-status op basis van de bewijsstukken heeft verleend, blijft Nederland vervolgens verplicht de Commissie in kennis te stellen van elke wijziging van de hiervoor genoemde gegevens met betrekking tot de ziekte, met name in verband met nieuwe dierziekte-uitbraken.

Ten aanzien van de verkrijging van de artikel 10-status heeft het bedrijfsleven mij benaderd. Ik heb aangegeven in principe te willen meewerken aan het verkrijgen van deze EU-erkenning voor Aujeszky, mits wordt voldaan aan een aantal randvoorwaarden.
De belangrijkste daarvan zijn:
* Bij een uitbraak van Aujeszky bestrijden zonder (preventieve) ruiming van gezonde dieren;
* Bestrijding op basis van een bestrijdingsplan dat volledig wordt gesteund door alle geledingen van het bedrijfsleven;
* De kosten van de bestrijding worden volledig gefinancierd door het bedrijfsleven.

Nederland heeft thans de artikel 9-status van de EU. Dit houdt in dat op grond van een bij de EU ingediend en goedgekeurd plan de ziekte wordt bestreden door middel van een verplichte vaccinatie. Een aantal bedrijven dat exporteert naar landen met een hogere diergezondheidsstatus heeft een ontheffing voor de vaccinatieverplichting.

In de artikel 10-status is een land vrij van Aujeszky zonder vaccinatie. Een belangrijk aspect bij de bestrijdingswijze in de artikel 10-status is de reactie van de handelspartners en met name van de derde landen op de bestrijdingsmaatregelen die genomen worden bij een uitbraak. Afgezien van de verplichtingen die Nederland heeft in het internationale handelsverkeer om andere landen te vrijwaren van een besmetting, zouden andere landen in aanvulling daarop aanvullende maatregelen (beperkingen op de import vanuit Nederland) kunnen instellen. Daarover is op voorhand geen zekerheid te verkrijgen. In dat verband is wel het bestrijdingsbeleid in enkele omringende landen interessant.
Duitsland heeft bij een besmetting in een vee-arm gebied geruimd en heeft het voornemen te vaccineren bij een besmetting in een veedicht gebied. Denemarken staat bij een besmetting alleen afvoer van varkens voor de slacht toe. Het bedrijfsleven regelt dit afvoeren van de besmette dieren zelf.

Naast landen als Duitsland en Denemarken zijn ook Engeland, Schotland, Wales, bijna geheel Frankrijk, Luxemburg, Zweden, Finland, Tsjechië, Oostenrijk en Cyprus vrij van Aujeszky en hebben de betrokken landen de artikel 10-status van de EU.

De EU verplicht niet tot bestrijden bij een uitbraak van Aujeszky in de artikel 10-status en de EU heeft ook geen beleid geformuleerd voor het geval een dergelijke situatie ontstaat. Het gaat hier om een dierziekte waarvoor geen EU-bestrijdingsplicht geldt, maar waarvoor landen wel een erkenning van de EU kunnen verkrijgen daarvan vrij te zijn. Een vergelijkbaar voorbeeld van een dergelijke niet verplicht te bestrijden dierziekte is IBR bij runderen.

De OIE heeft standaarden opgesteld voor het bestrijden van Aujeszky en voor het behouden van de vrij-status. De OIE onderscheidt bij een herintroductie van de besmetting twee opties:
* slachten op besmette bedrijven in combinatie met onderzoek op de omliggende bedrijven in een straal van 5 km, of
* vaccineren met verplicht slachten van alle gevaccineerde dieren.

Dit verplicht voorschrijven van slachten van gevaccineerde dieren houdt geen rekening met de beschikbaarheid en toepassing van onderscheidende (DIVA)vaccins. De OIE heeft inmiddels het initiatief genomen om tot een aanpassing van dit bestrijdingsbeleid te komen, dat evenwel als alles meezit pas eind 2007 effectief kan zijn.

Geconcludeerd kan worden dat er nog discussie is over de aanpak bij de bestrijding, onzekerheid over de status van een bestrijdingsgebied en de rest van Nederland en over de reacties van de handelspartners (intracommunautair en derde landen). De reacties van de handelspartners kunnen mede gebaseerd zijn op de beoordeling van de te treffen bestrijdingsmaatregelen. Het vertrouwen wordt bevorderd als de maatregelen in samenwerking met andere landen/Europese Commissie (EC) vorm worden gegeven.
De verantwoordelijke dienst van de EC en Duitsland hebben positief op een suggestie daartoe gereageerd. Ik overweeg een minisymposium of een rondetafelgesprek met enkele andere landen die de artikel 10-status hebben (samen met de verantwoordelijke dienst van de EC) te organiseren. Dit kan leiden tot meer uniformiteit bij de bestrijdingsmaatregelen in de artikel 10-status en vergroting van het gewenste draagvlak.

Een beslissing te stoppen met de verplichte vaccinatie ter bescherming tegen een besmetting met Aujeszky, houdt een wijziging van het bij de EU ingediende bestrijdingsplan voor de huidige artikel 9-status in. Die zal ik moeten melden aan de EU. Door het beëindigen van de vaccinatie ontstaat op termijn een voor besmetting vatbare populatie. Dat laatste heeft tot gevolg dat het bedrijfsleven niet eerder tot stoppen met vaccineren kan besluiten dan nadat overeenstemming is bereikt over de te nemen bestrijdingsmaatregelen.
Het initiatief voor de totstandkoming van een bestrijdingsplan dat voldoet aan de gestelde randvoorwaarden, ligt bij het bedrijfsleven. Op basis van de mij ter beschikking staande gegevens lijkt de discussie binnen het bedrijfsleven te tenderen naar een beslissing om te stoppen met vaccineren. De beslissing voor een aanvraag van de artikel 10-status wordt op een later moment genomen.

Het belang en de voordelen van een hogere (artikel 10-)status liggen bij het bedrijfsleven. Als voor deze categorie van dierziekten het bedrijfsleven gezamenlijk en binnen de door mij gestelde randvoorwaarden een bestrijdingsaanpak voorstelt die door het bedrijfsleven kan worden uitgevoerd, dan ligt het in de rede dat het bedrijfsleven ook de risico's draagt en voor de uitvoering van de bestrijding zorg draagt. Ook al blijf ik aanspreekbaar voor de uitgevoerde bestrijding, een dergelijke invulling acht ik een reële optie.

Samenvattend kan het volgende worden opgemerkt. Het bedrijfsleven heeft uitdrukkelijk de wens geuit om de artikel 10-status voor Aujeszky te verkrijgen. Ik heb mij bereid verklaard aan de verkrijging daarvan mee te werken, waarbij onder meer als voorwaarde is gesteld dat de bestrijding geschiedt op grond van een bestrijdingsplan dat volledig wordt gesteund door het bedrijfsleven. Vooralsnog bestaat binnen het bedrijfsleven nog geen overeenstemming over de inhoud van een dergelijk bestrijdingsplan, en bijgevolg ook niet over het moment waarop de vaccinatie gestaakt zou kunnen worden en de termijn waarop de artikel 10-status zou kunnen worden aangevraagd.

Ik wacht dan ook met belangstelling het resultaat af van de beraadslagingen van het bedrijfsleven. Pas dan kan tot besluitvorming over de uitvoering van de bestrijding van een eventuele uitbraak en ten aanzien van de aanvraag van de artikel 10-status worden overgegaan.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman