18-11-2005, NOS, Gesprek met MP, N.2, 18.30 uur
MINISTER-PRESIDENT BALKENENDE NA AFLOOP VAN DE WEKELIJKSE MINISTERRAAD,
OVER DE VRIJSPRAAK VAN SAMIR A., SPANDOEKEN MET TEKSTEN AAN HET ADRES VAN
MINISTER VERDONK EN HET REFERENDUM
- VRIJSPRAAK SAMIR A. -
VAN DEN BRINK:
Vandaag is Samir A. opnieuw vrijgesproken. De rechter heeft gezegd: 'Hij
had terroristische intenties, maar hij was nog lang niet klaar met
knutselen, dus feitelijk hebben we niets kunnen vinden.' Wat vindt u ervan
dat hij is vrijgesproken?
BALKENENDE:
Ik heb natuurlijk te respecteren hoe het hof tot een uitspraak komt. U zegt
terecht: 'Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van motieven van Samir
A, terroristische motieven', dus hij had echt iets kwaads in de zin. Alleen
in het Nederlands recht geldt: wanneer kan iemand worden veroordeeld. Dat
betekent dat dan een begin moet zijn gemaakt met een feitelijke handeling.
Als u op een gegeven moment zou denken: ik zou dat en dat willen, dan wordt
u niet alleen veroordeeld omdat u zo denkt. Nee, er moet iets gedaan
worden. Dat is natuurlijk het vervelende in dit soort situaties, dat je de
intentie ziet van mensen die fout is, en tegelijkertijd hoeft dat nog niet
strafrechtelijk relevant te zijn.
VAN DEN BRINK:
Zou u willen dat iemand die dit soort intenties heeft, kan worden
opgesloten vanwege die intenties?
BALKENENDE:
Er zijn nu twee dingen aan de orde. Het ene is, er is een uitspraak gedaan
bij het hof. Dat is een tweede uitspraak. Eerst bij de rechtbank en nu bij
het hof. Dus het Openbaar Ministerie moet nu de vraag stellen of de
rechtsvraag aan de hoge raad wordt voorgelegd.
VAN DEN BRINK:
Het hof kan nog een keer in cassatie gaan?
BALKENENDE:
Ja, en dat zou dan ook moeten gaan over de rechtsvraag: is de Nederlandse
wet goed toegepast? Alleen dat kunnen wij niet doen. Dat is een
verantwoordelijkheid van het OM. Het andere punt is meer de juridische
discussie: is ons strafrecht, zijn onze strafrechtelijke regels toereikend
voor dit soort gevallen. Dat is een discussie die je met elkaar moet
aangaan en we zijn als kabinet al een hele tijd bezig om te kijken of ons
strafrecht toereikend is. We zijn al bezig met verandering van wetgeving en
dat moet ook gewoon doorgaan.
VAN DEN BRINK:
Kan het zijn dat je in de toekomst toch zegt: als iemand dit echt van plan
is - hij wilde de Tweede Kamer en Schiphol opblazen - en je weet het, moet
je hem dan op kunnen sluiten?
BALKENENDE:
De vraag is of je iemand alleen kunt veroordelen vanwege een gedachte,
vanwege intenties, of dat er iets meer zou moeten zijn. Ik heb er uiteraard
met minister Donner over gesproken en ik vind het een hele moeilijke.
Alleen al veroordelen vanwege een gedachte is denk ik heel erg lastig. Er
moet iets meer zijn. De vraag is wat dat meerdere dan zou moeten omvatten.
Dat is een zaak die ingewikkeld is, maar het is wel iets dat nodig is omdat
de werkelijkheid van het terrorisme heel wat anders is dan de traditionele
criminele handeling. Iemand steelt of iemand komt met foute handelingen,
het zijn van terroristen is heel wat anders. Er zitten motieven soms bij
van zelfs zelfmoordaanslagen, zoveel mogelijk slachtoffers zien te
bereiken, wat natuurlijk het meest foute is wat je kunt doen. Die
werkelijkheid is anders dan we lange tijd hebben meegemaakt. Hebben we in
het verleden meegemaakt dat iemand zichzelf wil opblazen om een ander het
leven te benemen? Nee, het was vaak zo dat iemand dan werd vermoord.
VAN DEN BRINK:
Dan is de conclusie dat je de wetten aan moet passen aan de nieuwe
realiteit?
BALKENENDE:
Daar zijn we ook mee bezig, want we praten over bevoegdheden van politici
en Justitie. We praten over de vraag: wat is ons strafrecht van nu? We zijn
ook al bezig met de wetten te veranderen.
VAN DEN BRINK:
U zegt dus: ik hoop dat iemand er niet aan toe komt en snel wordt
opgesloten?
BALKENENDE:
Dat gaat me net iets te snel. Het gaat om de vraag of in dit soort gevallen
waarin je toch aanknopingspunten hebt - je vindt materiaal, je vindt
kaarten, dingen waarmee handelingen kunnen worden verricht - of die
situatie beschouwd moet worden als alleen een intentie. Ik vind dat ik nog
enigszins terughoudend moet zijn omdat het OM die vraag moet beantwoorden
van: gaan we de zaak in cassatie brengen? Natuurlijk kun je er niet
lichtvaardig over spreken want we praten wel over verandering van
strafrecht. Maar dat er een discussie nodig is, is wel duidelijk.
VAN DEN BRINK:
Dus het kabinet gaat serieus nadenken om ook intenties en misschien iets
erbij wat bewijs is dat het echt is, strafbaar te stellen?
BALKENENDE:
Die discussie over de vraag of ons strafrecht weer verder moet worden
aangepast na alles wat we al hebben gedaan, die discussie gaat natuurlijk
gewoon door.
- SPANDOEKEN VERDONK -
VAN DEN BRINK:
Op diverse plaatsen in het land zijn de afgelopen weken spandoeken
opgehangen met teksten als 'Rita, moordenaar' en 'Levend verbrand. Rita
bedankt'. Wat vindt u ervan dat die worden opgehangen?
BALKENENDE:
Ik vind het heel erg. Ik zal uitleggen waarom ik dat erg vindt. Mevrouw
Verdonk is bezig om beleid te voeren. Mevrouw Verdonk is bezig om regels
toe te passen. Wat je nu ziet met dit soort uitlatingen is dat het helemaal
op de persoon wordt gespeeld, op mevrouw Verdonk, terwijl het niet om
mevrouw Verdonk gaat als mevrouw Verdonk, het gaat om mevrouw Verdonk als
minister die regels moet uitvoeren. Ik vind dit echt verkeerd en ik vind
ook dat wat zich nu aftekent en de bewoordingen die worden gekozen, daarvan
heeft in ieder geval mevrouw Verdonk het gevoel dat er sprake is van smaad.
Dat zal de rechter dan moeten beoordelen.
VAN DEN BRINK:
Is er een verschil tussen 'Rita, moordenaar' en 'minister, moordenaar'? Dan
is het niet op de persoon gericht maar op het ambt.
BALKENENDE:
Goed, dat is een andere kwestie. Ik heb nu onderscheid gemaakt tussen het
op de persoon spelen van: hou daar eens een keer mee op, het gaat om
ministers en het is niet fair om alleen maar de persoon als zodanig naar
voren te brengen. Het andere punt is: hoe willen we eigenlijk met elkaar
omgaan in dit land? Als je nu woorden gebruikt als 'moordenaar'en allerlei
andere kwalificaties - ik doe er maar geen uitspraak over - dat zijn
natuurlijk wel bewoordingen waarvan je zegt: 'Je hebt de vrijheid van
meningsuiting, maar moet je op die manier die vrijheid benutten? Willen we
dat met elkaar? Is dit de manier van omgaan met elkaar in dit land?'
VAN DEN BRINK:
U lijkt het met 'nee' te beantwoorden.
BALKENENDE:
Ik vind dat je altijd respect voor elkaar moet hebben. Je mag en je moet
kritiek leveren als het nodig is. We weten dat zaken op het gebeid van
migratiepolitiek, asiel gevoelige discussies zijn. Het houdt mensen zeer
bezig. Dat begrijp ik ook.
VAN DEN BRINK:
Wat zegt het u dat er meerdere mensen zijn die dat soort spandoeken
ophangen?
BALKENENDE:
Dat zegt iets over de manier waarop sommige mensen hun ongenoegen willen
uiten. Dan zeg ik - maar dat zijn vragen die mensen zelf moeten
beantwoorden -: 'Wil je op deze manier omgaan met anderen en zijn dat nu de
juiste bewoordingen?'
VAN DEN BRINK:
Er zijn burgemeesters die het niet goed vinden en de spandoeken weghalen.
Terecht?
BALKENENDE:
Dat zijn afwegingen die burgemeesters maken en dat doen ze op grond van hun
verantwoordelijkheid van de openbare orde. Ik kan me voorstellen dat
burgemeesters zeggen: 'Ik heb een bepaalde visie op hoe je met elkaar in de
gemeente omgaat en passen deze uitlatingen daarbij?'
VAN DEN BRINK:
Is dat dan per plaats verschillend?
BALKENENDE:
Bij elk besluit dat wordt genomen moet je natuurlijk kijken wat er aan de
hand is en wat de omvang is en de schaal en de intentie. Maar het feit dat
er burgemeesters zijn - en dat zijn er nogal wat - die zeggen: 'Dit wordt
te gortig en we grijpen in', vind ik zeer te respecteren omdat deze
burgemeesters niet zomaar zeggen: 'Ach, het hangt er en laat het er maar
zitten'. Nee, we moeten een keertje nadenken of we dit met elkaar willen en
past dat nu eigenlijk in een respectvol omgaan met elkaar.
VAN DEN BRINK:
Dan zouden ze het toch eigenlijk allemaal moeten doen?
BALKENENDE:
Dan zitten we direct in de vraag: moet een overheid dat gaan voorschrijven.
Ik ben blij met burgemeesters die ook hebben voor hoe mensen met elkaar
omgaan in gemeenten. Dit leidt natuurlijk tot verhardingen. Dit is geen
methode van werken.
VAN DEN BRINK:
Er is ook zo'n poster opgehangen in Nijmegen in een fractiekamer van een
politieke partij, namelijk GroenLinks. Die is niet weggehaald.
BALKENENDE:
Weet u hoe dat nu weer komt? Omdat wanneer het gaat om spandoeken die in de
openbare ruimte zijn, dan speelt daar het punt van de openbare orde.
VAN DEN BRINK:
Dus u vindt het terecht dat het niet wordt weggehaald als het in een
besloten ruimte is?
BALKENENDE:
Dan stel ik ook eens een keer de eis van verantwoordelijkheid van politieke
groeperingen, hier van GroenLinks. Dat is een vraag die zij maar eens
moeten beantwoorden, of men daar gelukkig mee is, of men dat ook wil.
VAN DEN BRINK:
U zegt: dat is niet de taak van de burgemeester, dat moet de partij zelf
uitmaken?
BALKENENDE:
Dat er een verschil is tussen openbare ruimte en privé-ruimte.
- REFERENDUM -
VAN DEN BRINK:
Deze week is er een wetsvoorstel ingediend voor een referendum vanuit de
Kamer. Gaat de regering dat voorstel steunen?
BALKENENDE:
U weet dat het kabinet zelf heeft gezegd: 'We komen niet met plannen ten
aanzien van referenda'. We hebben wel een notitie opgesteld ten aanzien van
de voors en tegens van het referendum. We hebben gezegd: 'Wij kiezen voor
de vertegenwoordigende democratie'. Dat de gekozen organen bepalen wat er
gebeurt. Die stemmen en besluiten over bijvoorbeeld wetten. Een referendum
is een voorbeeld van de directe democratie. De vraag is nu hoe die
vertegenwoordigende democratie zich verhoudt ten opzichte van de directe
democratie. Toen hebben we als kabinet gezegd: 'We willen eerst dat de
Grondwet wordt gewijzigd, want dit is een fundamentele verandering in ons
stelsel'.
VAN DEN BRINK:
Dat is niet het voorstel van die Kamerleden.
BALKENENDE:
Die willen eerst dat je zegt: het zou een niet-bindend referendum moeten
zijn.
VAN DEN BRINK:
Zoals over Europa?
BALKENENDE:
Hoe je ook over het referendum denkt, het heeft geleid tot allerlei
discussies. Tegelijkertijd is het wel de vraag of je dit moet willen ten
opzichte van die vertegenwoordigende democratie.
VAN DEN BRINK:
Als ik goed luister zegt u dus dat u het niet wilt. Zegt u ook dat als zo'n
wet er door komt, u hem niet zult ondertekenen?
BALKENENDE:
We hebben aangegeven wat het kabinet vindt van referenda. En we hebben
gezegd dat dat correctief moet zijn en bindend moet zijn. Kortom, als het
gebeurt moet het niet zomaar een opiniepeiling zijn. Dan is het ook harde
besluitvorming. We hebben gezegd: 'We zullen eerst afwachten wat er in de
Kamer gebeurt'. Het grote risico is dat als je niet een duidelijke keuze
maakt voor een bepaald referendum, dan krijg je dat je de ene keer iets
kunt gaan doen in de vorm van een soort raadpleging door het parlement en
de volgende keer krijg je weer een correctief referendum. Dat is niet goed.
VAN DEN BRINK:
Dus u gaat hem niet tekenen? Waarom zegt u daar geen 'ja' of 'nee' op?
BALKENENDE:
We hebben gezegd: 'Als het zover komt, dan doen we dat alleen bij een
bepaalde vorm van het referendum'. Deze past dan niet. Maar ik heb nog met
iets anders te maken. Dat is de vraag hoe in het parlement. Wij zijn niet
aan zet, het parement is aan zet. Ik heb begrepen dat de VVD inmiddels
grote bezwaren heeft. Dus ik wacht eerst maar eens af wat er in de Kamer
gebeurt.
(Letterlijke tekst, ongecorrigeerd, RD)
Ministerie van Algemene Zaken