Ministerie van Buitenlandse Zaken



Geannoteerde agenda voor de Ecofin Raad (Begroting) van 24 november 2005

De staatssecretaris voor Europese Zaken voert namens Nederland het woord wanneer onderwerpen die met de EU-begroting te maken hebben op de Ecofin Raad staan geagendeerd.

De agenda voor de Ecofin Raad (begroting) van 24 november is als volgt:


1. Presentatie jaarverslag 2004 van de Europese Rekenkamer
2. Voorbereiding conciliatie met het Europees Parlement (EP)
3. Ontwerp Aanvullende Begroting nr.8 voor de begroting 2005
4. De Nota van Wijziging nr.1 en 2 op het Voorontwerp van de begroting 2006
5. De vaststelling in tweede lezing door de Raad van de ontwerpbegroting 2006
6. Inzet flexibiliteitsinstrument


1. Presentatie jaarverslag 2004 van de Europese Rekenkamer

Het eerste agendapunt van de Ecofin begrotingsraad in november is traditioneel de presentatie door de Europese Rekenkamer (ERK) van het jaarverslag over het afgelopen boekjaar. Het jaarverslag over 2004 zal op 17 november 2005 gepubliceerd worden. Het betreft het oordeel van de ERK over de uitvoering van de begroting 2004 door de Commissie. De inhoudelijke bespreking ervan zal tijdens de Ecofin Raad van maart 2006 plaatsvinden en het advies aan het EP - de décharge autoriteit - zal bij deze gelegenheid worden vastgesteld. In voorbereiding hierop zal de Nederlandse regering een reactie opstellen die de Kamer eind januari 2006 toe zal komen.

Nederlandse inzet
Nederland zal kennisnemen van de presentatie van het jaarverslag over 2004 van de Europese Rekenkamer.


2. Voorbereiding van en conciliatie met het EP: hoofdlijnen

De gebruikelijke conciliatie met het EP dient ter bespreking van geschilpunten tussen Raad en EP over de begroting voor 2006. Aangezien beide takken van de begrotingsautoriteit inmiddels hun eerste lezing achter de rug hebben, kan gewerkt worden aan een politiek akkoord. Dit is dan ook het centrale doel van deze bijeenkomst. De conciliatie vindt plaats voorafgaand aan de tweede lezing door de Raad. Hierdoor kan de Raad het resultaat van de conciliatie met het EP in zijn tweede lezing van de ontwerpbegroting meenemen. In december volgt de tweede lezing door het Europees Parlement, dat de begroting voor 2006 zal vaststellen.

De conciliatie zal zich voor wat betreft de begroting 2006 naar verwachting met name richten op: · De financiering van een aantal beleidsprioriteiten van EP en Raad in met name Categorieën 3 (intern beleid) en 4 (extern beleid) met inachtneming van de sub-plafonds van de Financiële Perspectieven; · Voldoende marge onder de sub-plafonds van Categorieën 3 (intern beleid), 4 (extern beleid) en 5 (administratieve uitgaven); · De inzet van het flexibiliteitsinstrument bij drie Categorieën van de begroting: in Categorie 2 (structuurbeleid) ten behoeve van het vredesproces in Noord-Ierland (PEACE-II); in Categorie 3 (intern beleid) vanwege "Lissabon" en in Categorie 4 (extern beleid) ten behoeve van de bijdrage aan Irak, de wederopbouwsteun in Azië na de Tsunami en de flankerende maatregelen voor Afrika, Cariben en Stille Zuidzee (ACS)-landen als gevolg van de EU-suikerhervorming; · De totale hoogte van de beschikbare betalingskredieten voor 2006.


3. Aanvullende Begroting nr. 8, begroting 2005

In deze aanvullende begroting nr.8 voor het lopende begrotingsjaar 2005 wil de Commissie twee zaken regelen. In de eerste plaats wil de Commissie een correctie aan de Eigen Middelen kant doorvoeren, onder andere vanwege nieuwe cijfers voor BTW en BNI-afdrachten. Ten tweede wil zij deze aanvullende begroting gebruiken om de betalingskredieten voor structuurfondsen te verhogen. Conform de afspraak die op 25 november 2004 tijdens de begrotingsconciliatie 2005 tussen Raad en EP is gemaakt, kan de Commissie op basis van uitputtingscijfers al in juli 2005 met een aanvullende begroting voor structuurfondsen komen, die dan door de begrotingsautoriteit via een snellere procedure goedgekeurd zou kunnen worden. De Commissie denkt maximaal 1.040 mln. euro extra nodig te hebben tot het eind van het jaar, waarvan 390 mln. gevonden kan worden door herschikking en waarbij 650 mln. euro via additionele nieuwe middelen.

Tijdens een eerste ambtelijke behandeling begin oktober bleek echter dat de toelichting en onderbouwing voor de correctie bij de Eigen Middelen ontbrak en dat de Commissie pas medio november zou kunnen zeggen hoeveel additionele middelen er voor de structuurfondsen daadwerkelijk nodig zijn. Eind oktober is namelijk pas de uiterste termijn verstreken waarop de lidstaten hun claims voor 2005 in kunnen dienen.

Nederlandse inzet
Nederland wacht een verdere onderbouwing door de Commissie van de Aanvullende Begroting nr. 8/2005 af. Nederland zal zich voor wat betreft additionele betalingskredieten conform hetgeen tijdens de begrotingsprocedure 2005 overeengekomen is opstellen, maar verwacht dat door een verdere herschikking en/of lagere claims door de lidstaten, de uiteindelijk benodigde additionele middelen beperkt of zelfs nihil zullen zijn.


4. Nota van Wijziging nr. 1 en 2 bij het Voorontwerp van begroting 2006

Nota van Wijziging nr. 1.

De eerste Nota van Wijziging op het Voorontwerp van de Commissie betreft de financiering van de flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de EU-suikerhervorming. Het gaat om een bedrag van 40 mln. euro. De Commissie stelt voor dit te financieren binnen het externe beleid (Categorie 4), maar omdat deze Categorie volgens de Commissie over onvoldoende middelen beschikt zou het flexibiliteitsinstrument ingezet moeten worden. De Raad heeft bij de vaststelling van de ontwerpbegroting (in juli) bij het externe beleid een marge gecreëerd van ruim 40 mln. euro, alvast rekening houdend met het voorstel van de Commissie.

Nederlandse inzet

Nederland vindt dat de financiering van de flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de suikerhervorming onder het landbouwplafond zou moeten worden gebracht. Nederland wil dat de uitvoering van de flankerende maatregelen tijdig kan beginnen. Echter, de inzet van het flexibiliteitsinstrument, zoals de Commissie voorstelt, is wat Nederland betreft ongewenst. Dit onderwerp is separaat geagendeerd onder punt 6. Voor de verdere Nederlandse lijn wordt naar dit agendapunt verwezen.

Nota van Wijziging nr. 2

Nota van Wijziging nr.2/2006 betreft de traditionele najaarsnota met de geactualiseerde ramingen voor de landbouwuitgaven. De wijzigingen in de ramingen bevatten twee componenten. Ten eerste heeft de Commissie de schattingen per begrotingslijn aan de meest recente marktontwikkelingen aangepast. Ten tweede is de euro-dollar koers aangepast. De Commissie geeft aan ten opzichte van haar Voorontwerp voor marktmaatregelen per saldo 362 mln. euro minder nodig te hebben. In het voorstel van de Commissie komt de marge tot aan het plafond van de Financiële Perspectieven uit op 1,57 mld. euro.

De neerwaartse bijstelling komt hoofdzakelijk door een neerwaartse bijstelling van het hoofdstuk marktinterventies met 350 mln. euro. Het gaat bij de plantaardige producten voornamelijk om granen (-136 mln.), rijst (-22 mln.), suiker (-122 mln.) en katoen (-28 mln.). De Commissie verwacht meer uit te moeten geven voor fruit en groente (110 mln.) en wijn (165 mln.). Bij de dierlijke producten worden de verwachte marktmaatregelen voor melk en melkproducten met 285 mln. euro neerwaarts bijgesteld, als ook de uitgaven voor vlees (-80 mln.). Tot slot wordt bij de voedselprogramma's 48 mln. euro aan extra benodigde middelen voorzien.

De wisselkoersaanpassing zorgt voor een groot deel van de meevaller: werd in het Voorontwerp nog uitgegaan van 1 Euro = 1,31 USD, in deze Nota van Wijziging wordt gerekend met een koers 1 Euro = 1,22 USD, de koers tussen 1 juli en 30 september 2005, in overeenstemming met de regels daarvoor in de Verordening Begrotingsdiscipline. Dit levert een meevaller op van 169 mln. euro, voornamelijk bij granen, suiker en katoen.

Daarnaast neemt de Commissie in deze Nota van Wijziging nog een aantal vooral door het EP gewenste proefprojecten mee. Het gaat hierbij om een proefproject voor een haalbaarheidsstudie voor een veiligheidsfonds in de sector voor groente en fruit (0,5 mln. euro) en een studie om bossterfte in de Unie tegen te gaan (gefinancierd onder Cat. 3 voor 0,3 mln. euro).

Tot slot heeft de Commissie de verwachtingen voor wat betreft de benodigde middelen voor de Internationale Visserijovereenkomsten op het niveau van het Voorontwerp gehandhaafd.

Nederlandse inzet
Nederland heeft aangegeven dat in tweede lezing de Nota van Wijziging met de geactualiseerde landbouwramingen dient te worden meegenomen in de afwegingen van de Raad. De Commissie stelt in haar Nota van Wijziging nr.2 voor om de landbouwuitgaven met 362 mln. euro neerwaarts bij te stellen, voornamelijk als gevolg van een meevaller bij de berekening van de euro-dollar koers. Nederland vindt dat dit bedrag toegevoegd zou moeten worden aan de marge uit de Ontwerpbegroting.


5 Vaststelling door de Raad in tweede lezing van de ontwerpbegroting 2006

In tweede lezing bespreekt de Raad de wijzigingsvoorstellen en amendementen zoals door het EP aangebracht op de ontwerpbegroting. De wijzigingsvoorstellen hebben betrekking op verplichte uitgaven van de Unie (voornamelijk landbouw). Bij de verplichte uitgaven heeft de Raad het laatste woord, waardoor een afwijzing van een wijzigingsvoorstel betekent dat het bedrag dat de Raad in de ontwerpbegroting schrijft voor 2006 als vastgesteld kan worden beschouwd. Amendementen worden ingediend op delen van de begroting waar sprake is van niet-verplichte uitgaven. Over deze uitgaven heeft het EP het laatste woord. Dit betekent dat ook indien de Raad een amendement afwijst in tweede lezing, het EP dit in december weer in de begroting kan opnemen. Wel moet hiervoor de budgettaire ruimte zijn onder de subplafonds per begrotingscategorie van de Financiële Perspectieven.

5.1 Resultaten eerste lezing door het Europees Parlement (27 oktober 2005)

5.1.1 Algemeen

Het Europees Parlement heeft de meeste budgetlijnen verhoogd ten opzichte van de eerste lezing van de Raad. Hiermee zijn de marges onder de verschillende subplafonds van de Financiële Perspectieven nagenoeg opgevuld en dreigen zij zowel bij het interne (Categorie 3) als bij het externe beleid (Categorie 4) zelfs te worden overschreden. In Categorie 3 gaat het Europees Parlement 54,7 mln. uit boven het plafond en wil het EP het flexibiliteitsinstrument inzetten. Dat geldt ook voor Categorie 4, waar het EP de EU-bijdrage aan Irak ten laste van het begrotingsjaar 2006 ongedekt (200 mln.) laat, evenals de hulp aan de door de Tsunami getroffen gebieden (180 mln.) en de flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de suikerhervorming (40 mln.).

Resultaat van de amendementen en wijzigingsvoorstellen is dat het totaal aan vastleggingskredieten uitkomt op 121,8 mld. en het totaal aan betalingskredieten op 116,2 mld. Euro. Dat is bijna 1,05% van het EU-BNI, een verhoging van 9,4% ten opzichte van 2005. Het EP heeft de door de Raad in eerste lezing vastgestelde Ontwerpbegroting voor wat betreft de vastleggingen met ongeveer 1 mld. Verhoogd en de betalingen met 4,8 mld.

5.1.2 Specifiek per Categorie van de EU-begroting

Categorie 1a (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB))

Het Europees Parlement heeft een aantal wijzigingsvoorstellen aangenomen waarmee ten opzichte van de ontwerpbegroting zoals door de Raad vastgesteld een verhoging van 188,1 mln. euro wordt doorgevoerd. De marge onder het Subplafond wordt hiermee 1.167,5 mln. euro. De totale uitgaven voor deze categorie komen op 43,7 mld. euro (zowel vastleggings als betalingskredieten).

Veelal heeft het EP via wijzigingsvoorstellen het Voorontwerp Begroting van de Commissie hersteld en derhalve de beperkte korting die de Raad in eerste lezing had doorgevoerd weer teruggedraaid.

Opgemerkt kan worden dat een fors wijzigingsvoorstel met per saldo een korting van 788,9 mln. euro voor tabak, onverwacht tijdens de plenaire stemming op 27 oktober sneuvelde. Het betrof hier een korting op premies voor tabak (913,9 mln. euro) met gedeeltelijke compensatie via de steun voor diversificatie in regio's met tabaksteelt (plus 100 mln.) en de antirookcampagne (plus 25 mln.). Belangrijkste resterende wijzigingvoorstel is de steun voor energiegewassen (wijzigingsvoorstel nr. 449) waar het EP een verhoging van 24,3 mln. euro voorstelt.

Nederlandse inzet
Zoals Nederland had verwacht is de door de Raad in eerste lezing doorgevoerde neerwaartse bijstelling van 150 mln. euro te weinig gebleken. Nederland heeft aangegeven dat in tweede lezing de Nota van Wijziging met de geactualiseerde landbouwramingen dient te worden meegenomen in de afwegingen van de Raad. De Commissie stelt in haar Nota van Wijziging nr.2 voor om de landbouwuitgaven met 362 mln. euro neerwaarts bij te stellen. Nederland vindt dat dit bedrag toegevoegd zou moeten worden aan de marge uit de Ontwerpbegroting.

Nederland heeft een terughoudende opstelling ten aanzien van voorliggende wijzigingsvoorstellen van het EP, maar zou met de in de Nota van Wijziging nr.2/2006 voorgestelde proefprojecten (zie onder punt 4) in kunnen stemmen om het EP in de onderhandelingen tegemoet te komen.

Categorie 1b (Plattelandsontwikkeling)

Het Europees Parlement heeft in deze categorie geen amendementen aangenomen en derhalve blijft het totaal aan vastleggingskredieten en betalingskredieten op hetzelfde niveau als bij de eerste lezing van de Raad.

Nederlandse inzet

Aangezien in deze beleidscategorie sprake is van langlopende programma's in de lidstaten is het te rechtvaardigen dat alle beschikbare middelen worden ingezet. Aangezien er verder geen verschuivingen door het EP zijn voorgesteld, is de Nederlandse inzet de Raadspositie uit de eerste lezing ongewijzigd te laten.

Categorie 2 (Structuurbeleid)

Met een groot aantal amendementen heeft het EP de betalingskredieten voor de verschillende structuurprogramma's met in totaal ruim 3,7 miljard verhoogd, hetgeen ook bijna 3,6 mrd. euro meer is dan in het Voorontwerp van de Commissie. Hiermee komt het totaal bedrag aan vastleggingen op 44,6 mld. en betalingskredieten op 39,2 mld.

Voorts wordt door het EP de onder het Nederlands voorzitterschap op 25 november 2004 bereikte overeenkomst over de verlenging van middelen voor het vredesproces in Noord-Ierland, PEACE-II (amendement 597, 12 mln. euro) op scherp gezet. Afgesproken werd dat voor 2006 minimaal 16 mln. euro door herschikking vrijgemaakt zou worden. Het EP stelt dat het om maximaal 16 mln. ging en draait de additionele herschikking van 12 miljoen terug. Het EP laat de middelen voor het vredesproces in Noord-Ierland ongemoeid zodat volgens het EP het flexibiliteitsinstrument ingezet zal moeten worden voor 12 mln. euro.

Nederlandse inzet
De verhoging van de betalingskredieten wordt door Nederland afgewezen. De argumenten dat een additionele betalingsruimte van 3,7 mld. nodig zou zijn om rekening te houden met het bedrag van de af te wikkelen verplichtingen uit vorige begrotingsjaren of betalingen van het lopende begrotingsjaar overtuigen Nederland niet. Het meent dat de door de Raad voorziene stijging van 4,9% meer dan voldoende is. Het EP heeft zijn cijfers gebaseerd op de informatie van de individuele lidstaten, maar de ervaring leert dat deze de benodigde kredieten veelal te optimistisch inschatten. Ook het feit dat de uitputting veel beter verloopt dan in voorgaande jaren is geen rechtvaardiging voor een dergelijke stijging. Tijdens de onderhandelingen over de begroting 2005 heeft de Raad slechts een beperkte verhoging geaccepteerd - veel minder dan door Commissie en EP in eerste instantie gevraagd - onder toezegging van additionele financiering indien nodig. Op dit moment lijken de middelen voor 2005 echter t och voldoende en lijkt een eventueel beperkt tekort bij het structuurbeleid eenvoudig binnen de begroting te kunnen worden opgevangen. Ook voor 2006 zou voor een dergelijke aanvullende verklaring gekozen kunnen worden.

Voor wat betreft de financiering van PEACE II wijst Nederland de inzet van het flexibiliteitsinstrument af. Nederland kan instemmen met de additionele herschikking door de Commissie, zoals afgesproken, en anders zullen de betrokkenen bij moeten dragen aan een oplossing.

Categorie 3 (intern beleid)

Het Europees Parlement heeft met de goedgekeurde amendementen geen marge onder het subplafond gelaten en laat zelfs 54,7 mln. euro ongedekt. De Raad had na eerste lezing een marge gecreëerd van 210 mln. euro.

Het EP heeft als horizontale lijn 10 procent gekort op het beheer van diverse beleidslijnen en deze middelen aan de beleidslijnen zelf toegevoegd, onder meer om de Commissie te dwingen haar prestaties bij de uitvoering van het beleid te verbeteren. Het EP stelt een beter evenwicht te willen tussen administratieve en operationele kredieten. Zij loopt daarmee vooruit op een mogelijke vereenvoudiging van procedures - in het kader van de herziening van het Financieel Reglement - waardoor de Commissie over meer ruimte zou moeten beschikken.

Het EP wil fors meer middelen voor de Lissabonstrategie in het informatiebeleid. Onder de Lissabon-noemer komt het EP met twee grote verzamelamendementen die vooral het MKB, onderwijs, jeugd en het kaderprogramma beslaan:

· Am 760: het EP voert een aantal lijnen flink op (MKB, Socrates, eLearning, Leonardo da Vinci, Jeugd), met in totaal 104,8 mln aan vastleggingskredieten en 112,1 mln in betalingen; · Am 761: dit amendement verhoogt eveneens diverse lijnen, waaronder onderzoek en innovatie, eures, intelligente energie, Life III, gezondheid, nanotechnologie, lucht & voedselveiligheid met in totaal 85,3 mln. aan vastleggingskredieten en 53,8 mln. aan betalingskredieten.

Een tweede aandachtspunt is het informatiebeleid van de Commissie, zoals het debat over de toekomst van Europa. Het EP plaats alle additionele middelen in reserve, in afwachting van het door de Commissie te publiceren Witboek over het informatie- en communicatiebeleid. Bovendien wil het Parlement een verklaring van de Commissie over de onderbesteding binnen het informatiebudget in 2005.

In tegenstelling tot het voorgaande jaar geeft het EP minder prioriteit aan het JBZ-deel van de begroting. Wel ruimt het EP meer middelen in voor terrorismebestrijding (Am. 705, plus 2 mln) en eurojust (Am. 632, plus 1,5 mln.)

Tot slot verhoogt het Parlement nog een veelheid van overige lijnen en voert het een aantal nieuwe proefprojecten en voorbereidende acties op, o.a. ter bevordering van toerisme, voor de mobiliteit van ouderen, voor veiligheid op het Trans-Europese wegvervoersnetwerk en een op internet gebaseerd systeem voor een betere regelgeving en participatie van de burger.

Nederlandse inzet
Nederland wijst ten algemene amendementen af die tot doel hebben de Commissie (of de Raad) via de begroting te dwingen aan bepaalde verzoeken te voldoen, af.

2006 is het laatste jaar van het merendeel van de co-decisieprogramma's, welke voor 80 procent de uitgaven in categorie 3 bepalen. Nederland wenst zich evenals de Commissie en de Raad in eerste lezing aan de afgesproken enveloppe te houden.

Nederland onderschrijft de "Lissabon'-prioriteit en kan in dit kader opmerken dat in de Ontwerpbegroting van de Raad ten opzichte van 2005 hiervoor al 12% extra wordt uitgetrokken.

Nederland wenst, in tegenstelling tot hetgeen het EP thans heeft gedaan, een redelijke marge voor onvoorziene omstandigheden te behouden. Het inzetten van het flexibiliteitsinstrument wijst Nederland in principe af. Tegelijkertijd is duidelijk dat tussen de marge van 210 mln euro van de Raad en het voorstel om het plafond met bijna 55 mln te overschrijden, een groot verschil zit. Om tijdens de onderhandelingen met het EP een akkoord te kunnen bereiken moet gekeken worden in hoeverre en aan welke wensen van het EP tegemoet gekomen kan worden. Nederland zou bijvoorbeeld in kunnen stemmen met een aantal proefprojecten en voorbereidende acties. Verder kan gedacht worden aan een voor Nederland interessant amendement als Eurojust (Am 632).

Categorie 4 (extern beleid)

Het EP heeft dmv diverse amendementen in totaal voor 457 mln. euro verhogingen doorgevoerd in vergelijking met de eerste lezing van de Raad. Hierdoor resteert een negatieve marge van 415,3 mln. euro waarvoor het EP het flexibiliteitsinstrument wenst in te zetten. Het totaal aan vastleggingskredieten komt daarmee op 5,7 mld. en aan betalingskredieten op 5,5 mld.

Het EP heeft net als in Categorie 3 op een aantal administratieve lijnen gekort en de middelen aan de programma's toegevoegd. Daarnaast heeft de Commissie van de belangrijkste begrotingslijnen voor ontwikkelingshulp 10% in reserve opgenomen om de Commissie aan te sporen de benchmark van 20% voor basisonderwijs en basisgezondheidszorg te halen.

De belangrijkste amendementen in categorie 4 zijn: · Am 725: Irak, er wordt 200 mln. steun voor het herstel en reconstructie Irak van de lijn gehaald, totdat Raad en EP overeenstemming hebben bereikt over de financiering van Categorie 4. Het EP wil voor 200 mln. het flexibiliteitsinstrument inzetten; · Am 731: Tsunami: maatregelen voor herstel en wederopbouw ten gunste van ontwikkelingslanden in Azië. Ook hier wordt 180 mln. van de lijn gehaald en in de onderhandelingen over een globaal akkoord ingebracht. Het EP wil hiervoor eveneens de inzet van het flexibiliteitsinstrument; · Am 738: Het EP schrijft 40 mln. in voor aanpassingssteun voor de landen van het suikerprotocol, maar geeft aan dit bedrag te willen financieren uit het flexibiliteitsinstrument; · Am 708: Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), het EP heeft een korting van 1,5 mln doorgevoerd. De Raadspositie in eerste lezing was 62,6 mln., gelijk aan het bedrag voor 2004 en 2005.

Voor wat betreft de regionale beleidslijnen voert het EP een aantal verhogingen door, vooral bij Latijns-Amerika (Am 726, 727, 202 en 628 + 36,7 mln.), MEDA (Am 723, +49,4 mln.) en Azië (am 728, 729 en 730, +53,3 mln.).

Overige in het oog springende ophogingen zijn voor NGO's (am. 735, + 21 mln. in reserve), bestrijding van armoede gerelateerde ziekten (hiv/aids, malaria en tuberculose) in ontwikkelingslanden (Am 769, + 26,4 mln.). Met amendementen 736, 28 en 737 worden nieuwe begrotingslijnen gecreëerd, specifiek voor het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen (basisonderwijs 48 mln., schoolmaaltijden 10 mln., voedselzekerheid 10 mln.). Tot slot wordt bij hulp en noodvoedselhulp, voor operationele steun en rampenpreventie in totaal een verhoging van 31 mln. doorgevoerd t.o.v. de eerste lezing van de Raad (am 776).

Nederlandse inzet
Nederland wijst de amendementen inzake het de verplaatsing van administratieve middelen naar de programmalijnen af. Indien het EP meent dat de Commissie onvoldoende presteert op de betreffende beleidsterreinen, zijn andere instrumenten (debat, resoluties) geëigend om dat te veranderen. Bovendien kan nog niet vooruit worden gelopen op de herziening van het Financieel Reglement. Het commissievoorstel zal in 2006 worden behandeld en op zijn vroegst pas per 1 januari 2007 geïmplementeerd worden.

Hoewel Nederland zich realiseert dat het beroep op middelen uit Categorie 4 in 2006 groter is dan in voorgaande jaren wenst Nederland toch een marge in Categorie 4 om onvoorziene omstandigheden ook in 2006 het hoofd te kunnen bieden. Hieruit vloeit voort dat het voorstel van het EP om het flexibiliteitsinstrument in te zetten niet kan worden gehonoreerd. Ook betekent dit dat het grote aantal verhogingen van verschillende begrotingslijnen zoals hierboven weergegeven wordt afgewezen.

Bij de horizontale/thematische programma's wenst Nederland zich, net als de Commissie en de Raad in eerste lezing, aan de bedragen te houden die voor de meerjarige programma's middels co-decisie door Raad en EP overeengekomen zijn. Zoals aangegeven bij de Nederlandse inzet voor de eerste lezing leidt dit in een aantal gevallen tot lagere bedragen in de Ontwerpbegroting dan in de begroting voor 2005 (HIV/AIDS) omdat er door prioriteitstelling sprake is geweest van het naar voren halen van betalingen ('frontloading').

Ten aanzien van het GBVB-budget herhaalt zich de jaarlijkse rituele dans; het EP zet maximale druk om inhoudelijke betrokkenheid te verkrijgen bij het GBVBdoor te korten op het budget. Echter, de situatie is nog steeds dezelfde als in voorgaande jaren, een voorafgaande betrokkenheid van het EP is alleen mogelijk binnen de kaders van het Verdrag en het Inter Institutioneel Akkoord (financiële aspecten). Nederland wenst de ontwerpbegroting te herstellen en zou zelfs, op basis van een goede onderbouwing van de Raad, een beperkte stijging geoorloofd vinden. Echter, niet tot elke prijs, gezien het feit dat het GBVB onderdeel is van het uiteindelijke akkoord met het EP, waarvan ook de stijging van de betalingskredieten en de inzet van het flexibiliteitsinstrument deel uitmaken.

De marge van de Raad na eerste lezing bedroeg 41,6 mln. Hierbij had de Raad de middelen voor Irak (200 mln) en de Tsunami (180 mln) al in de begroting ingeschreven. Bovendien heeft de Raad bij het bepalen van de marge al rekening gehouden met de flankerende maatregelen voor de landen van het suikerprotocol, waarvoor de Commissie nu een Nota van Wijziging (nr. 1/2005) heeft ingediend (40 mln). Nederland is van mening dat die middelen in principe onder het landbouwplafond gefinancierd zouden moeten worden, maar dat mocht het tot financiering uit Categorie 4 komen, er geen gebruik moet worden gemaakt van het flexibiliteitsinstrument.

Categorie 5 (administratieve uitgaven)

Ten opzichte van de Ontwerpbegroting van de Raad heeft het EP de administratieve uitgaven met 77,5 mln. verhoogd. Hiermee komt het totaalbedrag in deze categorie op 6,7 mld. (zowel vastleggings als betalingskredieten). De resterende marge is 52,6 mln.

Het EP heeft net als in het voorgaande jaar, 10% van de administratieve uitgaven in reserve geplaatst om de Commissie aan te sporen de implementatie op diverse beleidsterreinen, inclusief proefprojecten en voorbereidende acties, te verbeteren.

Nederlandse inzet
Nederland wijst de amendementen waarbij geld in de reserve wordt gezet totdat de Commissie aan allerlei aanvullende voorwaarden heeft voldaan, in principe af omdat hier sprake is van oneigenlijk gebruik van de begrotingsprocedure.

Nederland is van mening dat de Raad het in eerste lezing ingenomen standpunt voor Categorie 5 moet handhaven. In de finale onderhandelingen met het EP is enige beweging mogelijk omdat recente Commissiecijfers aantonen dat de invulling van (nieuwe) posten substantieel verbeterd is. Wel dient er voldoende marge te resteren om onverwachte gebeurtenissen op te kunnen vangen.

Categorie 6 (reserves)

Geen opmerkingen.

Categorie 7 (pre-accessiesteun)

Het EP heeft met een aantal amendementen het totaal aan beschikbare betalingskredieten verhoogd met 54,9 miljoen. Het totaal in deze categorie komt hiermee op 2,5 mld. vastleggingen en 3,1 mld. betalingen.

Nederlandse inzet
Nederland wijst de door het EP voorgestelde verhoging van de betalingen af. Het feitelijke tempo van uitvoering noopt tot een behoedzame raming. Indien gedurende het jaar mocht blijken dat toch meer middelen nodig zijn, dan kan de Commissie een voorstel bij Raad/EP indienen.

Categorie 8 (tijdelijke compensatie)

Deze Categorie is ingesteld bij de aanpassing van de Financiële Perspectieven in verband met de uitbreiding om de tijdelijke budgettaire compensatie voor een aantal nieuwe lidstaten onder te brengen. Deze compensatie is in Kopenhagen overeengekomen om te voorkomen dat een aantal nieuwe lidstaten er ten opzichte van 2003 netto op achteruit zou gaan en om een aantal begrotingssteun-maatregelen onder te brengen. Het EP heeft geen amendementen aangebracht.

Nederlandse inzet
De Raadspositie uit de eerste lezing kan worden gehandhaafd.


6. Inzet flexibiliteitsinstrument

Het flexibiliteitsinstrument is bestemd voor onvoorziene uitgaven die werkelijk nodig zijn, maar niet binnen de door de FP's bepaalde maxima gevonden kunnen worden. Het bedraagt ten hoogste 200 mln. per jaar. Voordat de Commissie met een voorstel tot het gebruik hiervan komt, moet zij alle mogelijkheden hebben onderzocht voor een kredietherschikking in de betreffende rubriek. Het flexibiliteitsinstrument kan in principe slechts eenmaal voor hetzelfde doel worden ingezet. Indien dit instrument wordt ingezet dan is feitelijk sprake van een ophoging van het desbetreffende sub-plafond van de FP's, met hogere afdrachten van de lidstaten tot gevolg.

Het EP wenst het flexibiliteitsinstrument bij drie categorieën van de begroting in te zetten voor in totaal 487 mln euro. In Categorie 2, structuurbeleid, wil het EP een deel van de verlening van PEACE II uit het flexibiliteitsinstrument financieren (12 mln.). In Categorie 3 zou het flexibiliteitsinstrument ingezet moeten worden om de verhogingen voor de Lissabon-agenda gedeeltelijk te financieren (55 mln.). Tot slot wenst het EP bij het externe beleid het flexibiliteitsinstrument voor in totaal 420 mln in te zetten; 200 mln. voor Irak, 180 mln. voor hulp aan de door de Tsunami getroffen gebieden en 40 mln voor flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de EU-suikerhervorming.

Het feit dat het EP in totaal een veel hogere inzet van het flexibiliteitsinstrument vraagt dan 200 mln. is gelegen in de afwijkende interpretatie door het EP van de toepassing van de zogenaamde n+2-regel op het flexibiliteitsinstrument. De Raad is van mening dat alleen vastgelegde middelen die niet zijn uitbetaald, twee jaar mogen worden doorgeschoven, hetgeen impliceert dat er per begrotingsjaar de in het IIA afgesproken 200 mln. euro beschikbaar is. Het EP hanteert echter een ruimere uitleg van de regel. Het stelt dat alle niet-gecommiteerde middelen uit het flexibiliteitsinstrument twee jaar kunnen worden doorgeschoven. Het gevolg is dat als de ruime uitleg gehanteerd wordt, in 2006 iets minder dan 500 miljoen boven de FP-plafonds ingezet zou kunnen worden in plaats van de door de Raad voorgestane 200 mln.

Nederlandse inzet

Nederland onderschrijft de doelen waarvoor het EP het flexibiliteitsinstrument inzet, maar vindt de inzet van het flexibiliteitsinstrument in geen van de gevallen gerechtvaardigd. Er is geen sprake van een onverwachte situatie, noch bij PEACE-II, noch bij de Lissabon-agenda en noch bij de in Categorie 4 voorgestelde financiering voor Irak, hulp aan de door Tsunami getroffen gebieden en flankerende maatregelen voor ACS-landen als gevolg van de EU-suikerhervorming. Voor vrijwel al deze bestemmingen werden ook in de begroting 2005 middelen vrijgemaakt en de flankerende maatregelen voor ACS-landen zijn een rechtstreeks gevolg van eigen beleidskeuzes.

Bovendien stelt het IIA dat het flexibiliteitsinstrument in principe niet gedurende twee achtereenvolgende begrotingsjaren voor hetzelfde doel dient te worden gebruikt; in 2004 en 2005 werd het flexibiliteitsinstrument reeds voor Irak ingezet en ook voor de Tsunami werd in juli overeenstemming bereikt over een gedeeltelijke inzet van het flexibiliteitsintrument. De Raad heeft in eerste lezing de mogelijkheden voor herschikking in categorie 4 onderzocht en is daarin geslaagd. Ook is er voldoende ruimte om de financiering van flankerende maatregelen voor de ACS-landen als gevolg van de suikerhervorming op te vangen, indien de Raad besluit deze uit Categorie 4 te financieren. Nederland kan derhalve vasthouden aan de Raadspositie in eerste lezing; de inzet van het flexibiliteitsinstrument is niet noodzakelijk.