Gerechtelijke organisatie

Uitspraak in de zaak Eternit tegen de erfgenamen van mw. H

Hoge Raad, Den Haag, 25 november 2005- De Hoge Raad heeft op 25 november 2005 uitspraak gedaan in een zaak waarin bij een vrouw die in 1971 is blootgesteld aan asbeststof, in mei 2002 de diagnose mesothelioom is gesteld. De vrouw was met die stof in aanraking gekomen doordat in 1971 op het erf van haar ouderlijk huis in Oosterhesselen door een aannemer en haar broers een loods is gebouwd, waarbij asbestcementplaten zijn verzaagd. De vrouw heeft toen de kleding van haar broers uitgeklopt en het erf aangeveegd waarop de platen werden verzaagd. Eternit was in 1971 leverancier van asbestcementplaten.

De vrouw heeft in kort geding een voorschot gevorderd op de door Eternit verschuldigde schadevergoeding. De vordering is in twee instanties toegewezen. Hiertegen heeft Eternit beroep in cassatie ingesteld. In cassatie waren uitsluitend de vragen aan de orde (1) of Eternit verwijtbaar onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de vrouw door in 1971 op door haar geleverde asbestcementplaten geen waarschuwing aan te brengen dat contact met asbeststof gezondheidrisico's meebracht en (2) of Eternit met succes een beroep kon doen op verjaring van de vordering van de vrouw.

De Hoge Raad heeft ten aanzien van vraag (1) geoordeeld dat Eternit onrechtmatig heeft gehandeld. Eternit moet destijds ermee bekend worden geacht dat aan het werken met asbest gevaren voor de gezondheid zijn verbonden. Daarom gold voor haar een verhoogde zorgvuldigheidsnorm tegenover diegenen die zich bevonden in de directe nabijheid van een plaats waar met asbest wordt gewerkt.

Ten aanzien van vraag (2) geldt dat de vordering van de vrouw volgens de wettelijke regeling is verjaard. Maar ingevolge eerdere rechtspraak van de Hoge Raad kan het onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn een beroep te doen op verjaring van een vordering als de benadeelde niet eens wist dat hij een vordering had omdat hij niet wist dat bij hem latent mesothelioom aanwezig was (waarvan de incubatietijd enkele tientallen jaren bedraagt). Volgens de Hoge Raad heeft het hof nog niet alle van belang zijnde omstandigheden meegewogen: de vraag of Eternit (nog) is verzekerd tegen de onderhavige schade moet nog worden bekeken. Daarom zal een ander hof opnieuw moeten onderzoeken of het beroep van Eternit op verjaring slaagt. De vernietiging door de Hoge Raad van het arrest van het hof loopt op de beantwoording van die vraag uiteraard niet vooruit.

Voor Eternit is de zaak behandeld door mr. J. van Duijvendijk-Brand, advocaat in Den Haag, voor de erfgenamen van de vrouw is de zaak behandeld door mr. M.J. Schenck, advocaat in Den Haag.

Den Haag, 25 november 2005
de griffier, mw. mr. E. Hartogs
tel 070 - 3611236

LJ Nummer

AT8782

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 25 november 2005 Naar boven