Meer informatie: dienst Interne en Externe Communicatie, tel. 071-5273282
Parlement eerder betrekken bij EU-wetgeving
25 november 2005
Nederland zet al lang niet meer als een van de snelste landen Europese
richtlijnen om. Gedurende het EU-voorzitterschap in 2004 kampte
Nederland zelfs met een hardnekkige achterstand. Afgelopen jaar
onderzocht de Universiteit Leiden in opdracht van het Ministerie van
Justitie de verschillende technieken en instrumenten die andere
lidstaten van de Europese Unie gebruiken bij het omzetten van
EU-richtlijnen. Het team van onderzoekers, onder leiding van
bestuurskundige Bernard Steunenberg en jurist Wim Voermans, onderzocht
of er bruikbare ideeën te putten zijn uit buitenlandse voorbeelden
voor de versnelling van de omzetting van EU-richtlijnen in Nederland.
Het rapport De omzetting van Europese richtlijnen: Instrumenten,
technieken en processen in zes lidstaten vergeleken is deze week aan
de Eerste en Tweede Kamer aangeboden.
De onderzoekers concluderen dat het inzetten van bijzondere juridische
instrumenten en technieken, zoals de laatste jaren wel is voorgesteld
in Nederland, waarschijnlijk niet blijvend zal bijdragen aan de
verbetering en versnelling van de omzetting van EU-richtlijnen. Ze
bevelen aan om het Nederlandse parlement in een eerder stadium te
betrekken bij de voorbereiding van EU-wetgeving. Verder om het
parlement daartoe te activeren door middel van een
behandelingsvoorbehoud zoals het Verenigd Koninkrijk dat kent. Een
behandelingsvoorbehoud houdt in dat de regering niet kan onderhandelen
in Brussel over een wetgevingsvoorstel van de Commissie, zonder dat
het Nederlandse parlement dat wetgevingsvoorstel heeft behandeld. De
Britse praktijk laat zien dat dit niet leidt tot tijdverlies of
onderhandelingsproblemen in Brussel. Deze werkwijze biedt het
parlement bovendien een veel effectievere mogelijkheid om een inbreng
te leveren.
De onderzoekers stellen verder voor een actief strategisch beleid ten
aanzien van de omzetting van EU-richtlijnen te voeren, onder andere
door de verantwoordelijkheid voor de voortgangsbewaking beter te
organiseren. Ze zien overigens niet zoveel in een centrale rol van de
minister-president op dit punt.
Ook adviseren zij EU-richtlijnen op een zo laag mogelijk niveau om te
zetten en daarbij de bestaande wetgevingssystematiek en -instrumenten
ten volle te benutten. Dit in plaats van het inzetten van nieuwe aan
ons constitutionele systeem wezensvreemde omzettingstrumenten of
-procedures. Tot slot bevelen ze de Nederlandse regering aan om te
werken aan een breed gedragen, gezamenlijke Nederlandse beïnvloeding
van Europese dossiers.
In het onderzoek is vooral gekeken naar de implementatietechnieken en
-systemen om EU-richtlijnen rechtmatig, zorgvuldig en snel in de
nationale rechtsorde in te bedden in Duitsland, Denemarken, Frankrijk,
Italië, het Verenigd Koninkrijk en Spanje. De onderzoekers hebben in
de verschillende landen steeds met een tiental sleutelpersonen
gesproken over hun ervaringen bij de omzetting van EU-richtlijnen.
Daarbij hebben ze gekeken naar de gebruikte juridische technieken en
instrumenten van omzetting. Ook hebben ze nadrukkelijk gekeken naar de
wijze waarop omzetting van EU-richtlijnen is ingebed in nationale
beleidsprocessen: van de voorbereiding op aanstaande EU-wetgeving tot
aan de uitvoering van eenmaal omgezette EU-wetgeving.
Het onderzoek is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie uitgevoerd
door onderzoekers van de Faculteit Sociale Wetenschappen en de
Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Het team stond onder leiding van
prof. dr. Bernard Steunenberg (FSW) en prof. dr. Wim Voermans (FdR).
Het rapport is op de website van het WODC geplaatst (www.wodc.nl).
De omzetting van Europese richtlijnen: instrumenten, technieken en
processen in zes lidstaten vergeleken, Auteurs: B. Steunenberg en W.
Voermans, m.m.v. B. Berglund, A. Dimitrova, M. Kaeding, , E.
Mastenbroek, A. Meuwese, M. Romeijn.