Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
28 november 2005
Ons kenmerk
DAB 2005/2273
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

-
Uw kenmerk

Onderwerp
versterking van de strategische kennisbasis voor het mobiliteitsbeleid

Geachte voorzitter,

In mijn brief van 4 juli 2005 heb ik u geïnformeerd over de ontwikkeling van de kennisfunctie van Verkeer en Waterstaat, naar aanleiding van de aanbevelingen van de TCI. Ik heb toen aangegeven dat ik van mening ben dat de strategische kennisbasis voor het mobiliteitsbeleid versterkt en verbreed dient te worden. Het gaat daarbij in het bijzonder om het (laten) opstellen van regelmatige trendanalyses, verkenningen, prognoses en beleidsevaluaties en om de verdere ontwikkeling van de voor het mobiliteitsbeleid eveneens benodigde gamma-kennis. Verder heb ik aangekondigd dat ik advies zou vragen aan enkele externe deskundigen onder leiding van de heer Peter Nijkamp, voorzitter van het algemeen bestuur van NWO, over de noodzakelijke strategische kennisproducten en over de positionering van de eenheid die deze producten moet gaan maken.

Mede op basis van dit advies heb ik het voornemen een nieuwe, zelfstandige kenniseenheid binnen VenW op te richten die wetenschappelijk gevalideerde kennisproducten levert ten behoeve van het mobiliteitsbeleid voor de middellange en lange termijn (personen én goederen; alle modaliteiten, inclusief luchtvaart). Het gaat daarbij in eerste instantie om:

periodieke beschrijvingen van de huidige situatie van het mobiliteitssysteem en de effecten daarvan;
analyses van trends en de effecten daarvan;
periodieke verkenningen van ontwikkelingen in de toekomst; internationaal en intersectoraal vergelijkend onderzoek; ex-ante evaluaties van beleidsopties en beleidspakketten. De nieuwe eenheid richt zich met name op de interpretatie en synthese van bestaande kennis, waarbij de producten van de huidige planbureaus een belangrijke basis vormen voor de kennisontwikkeling van deze eenheid. De producten kunnen zowel op het gehele mobiliteitssysteem betrekking hebben ('brede' kennisproducten) als op onderdelen daarvan (meer specifieke kennisproducten). De eenheid zal zich in eerste instantie vooral richten op regelmatige 'brede' kennisproducten en op een aantal door de directoraten binnen mijn departement gevraagde meer specifieke kennisproducten. Op basis van opgebouwd gezag en vertrouwen zal de eenheid in een later stadium naast gevraagde ook meer ongevraagde producten leveren. Het gaat in dat geval vooral om kennis die dient als spiegel of reflectie voor het mobiliteitsbeleid.

Ik acht de interne verankering van de eenheid van groot belang: het gaat er primair om dat de producten van de eenheid een belangrijke bijdrage leveren aan de kennisontwikkeling voor het mobiliteitsbeleid voor de middellange en lange termijn. Ik wil daarom de eenheid binnen mijn departement positioneren maar wel met een zelfstandige en onafhankelijke positie ten opzichte van de directoraten. De eenheid zal ressorteren onder de secretaris-generaal. In overleg met de leiding van het departement zal een jaarlijks werkprogramma worden opgesteld. In een protocol worden waarborgen opgenomen betreffende de onafhankelijkheid van de inhoud van de producten van de eenheid. Het Wetenschappelijk Onderzoeks- en DocumentatieCentrum (WODC) is op een vergelijkbare wijze gepositioneerd binnen het ministerie van Justitie. Die taken van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) die betrekking hebben op de strategische kennisontwikkeling voor het mobiliteitsbeleid zullen worden overgeheveld naar deze nieuwe eenheid. In het genoemde protocol wil ik ook de openbaarheid van de producten regelen.

Bij deze opzet is voorzien in de mogelijkheid dat de Kamer de Minister van Verkeer en Waterstaat vraagt deze eenheid kennisproducten te laten leveren ten behoeve van het parlementaire en maatschappelijke debat rond mobiliteit. Deze kennisproducten zal ik u dan, al dan niet voorzien van een afzonderlijke beleidsreactie, toesturen. Een soortgelijke procedure geldt voor onderzoek dat op uw verzoek wordt verricht door het WODC of door bijvoorbeeld het Centraal Planbureau.

Een eerste evaluatie van de eenheid zal drie jaar na de oprichting plaatsvinden. Daar kunnen aanbevelingen uit voortkomen over eventuele wijzigingen in het type producten en in de positionering van de eenheid. Hierover zal ik u dan informeren.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs