Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 14 oktober 2005 W&B/URP/05/82897 nr. 2050601440
Onderwerp Datum Kamervragen van het lid Noorman-Den Uyl 29 november 2005

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Noorman-Den Uyl (PvdA) over de verrekening van inkomsten uit een stamrecht met een IOAW-uitkering.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

2050601440

Vragen van het lid Noorman-den Uyl (PvdA) aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de verrekening van inkomsten uit een stamrecht met een IOAW-uitkering. (ingezonden 13 oktober 2005)

Vraag 1
Kent u de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep1 waarin is gesteld dat een uitkering uit hoofde van een stamrecht moet worden verrekend met een uitkering krachtens de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)?

Antwoord 1
Deze uitspraak is mij bekend.

Vraag 2


1 CRvB Uitspraak LJN: AT 4952, 02/4792 IOAW.


---

Herinnert u zich de brieven van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit 19882 en uit 19973 waarin werd gesteld dat onder voorwaarden de uitkering uit hoofde van een stamrecht niet behoeft te worden verrekend met een IOAW-uitkering?

Antwoord 2
De inhoud van deze brieven is mij bekend. Aangegeven is dat indien met een overeengekomen eenmalige ontslagvergoeding door de werkgever ten behoeve van de werknemer een stamrecht wordt aangekocht de daaruit bedongen periodieke uitkeringen in het kader van de IOAW buiten aanmerking kunnen blijven, mits de belanghebbende een vrije keuze heeft bij de besteding van de eenmalige ontslagvergoeding en deze vrije bestedingsmogelijkheid kan aantonen. Hiermee vindt in de praktijk modulatie plaats van het begrip `vrije besteding', zoals dat oorspronkelijk door de besluitgever is bedoeld, tot `vrije keuze tot besteding'.

Vraag 3
Erkent u dat op grond van de genoemde brieven van uw ministerie de belanghebbende erop mag vertrouwen dat onder de in de brieven genoemde voorwaarden het wel degelijk mogelijk is om een stamrechtuitkering te krijgen die niet verrekend moet worden met de IOAW-uitkering?

Antwoord 3
Het is mogelijk dat gemeenten de door SZW gegeven uitleg van wet- en regelgeving tot het hunne hebben gemaakt en op basis daarvan een bestendige uitvoeringspraktijk hebben vormgegeven. Ik kan mij dus voorstellen dat de betreffende brieven hebben bijgedragen tot het doen ontstaan van een bestendige praktijk die afwijkt van de door de Centrale Raad van Beroep gegeven uitleg.
Of individuele belanghebbenden met succes een beroep kunnen doen op het vertrouwensbeginsel in verband met de in de betreffende brieven door SZW gegeven uitleg van wet- en regelgeving is afhankelijk van de rechterlijke beoordeling hierover.

Vraag 4
Bent u, nu de Centrale Raad van Beroep na 17 jaar uitvoeringspraktijk meent dat de interpretatie van de IOAW tot een andere uitkomst moet leiden dan in de bewuste brieven is aangegeven, bereid de regels over het niet verrekenen van een stamrechtuitkering met de IOAW-uitkering zodanig te verduidelijken dat de toen beoogde optie van het niet verrekenen van beide uitkeringen in stand kan blijven?

Vraag 5
Indien u een beleidswijziging voorstaat ten opzichte van het standpunt zoals dat in de bewuste brieven is opgenomen, wilt u dan daarbij rekening houden met de te goeder trouw eerder aangegane verplichtingen van thans werkloze oudere werknemers? Wilt u voorts bij de ingangsdatum van de beleidsaanpassing rekening houden met de in goed vertrouwen op basis van de brieven van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegane stamrecht- en lijfrenteverzekering die dan niet meer aanpasbaar is?

Antwoord 4 en 5
In het kader van het Actieplan vereenvoudiging SZW-regelgeving heb ik aangekondigd de Inkomensbesluiten op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Toeslagenwet (TW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) te harmoniseren en te vereenvoudigen. In het kader van de ontwikkeling van een Algemeen Inkomensbesluit zal ook de uitspraak van de CRvB over verrekening van uitkeringen uit hoofde van een stamrecht en het regiem van de vrijstelling van de eenmalige ontslagvergoeding worden betrokken. Het parlement zal uiterlijk 1 april 2006 door middel van een voorhangprocedure worden betrokken bij de totstandkoming van het ontwerpbesluit Algemeen Inkomensbesluit. Bij een eventuele wijziging zal ik ook aandacht besteden aan de overgangsproblematiek, gelet op de mogelijk op basis van de brieven van mijn ministerie vormgegeven huidige uitvoeringspraktijk. Ik zal de gemeenten verzoeken hun huidige beleid voort te zetten totdat het nieuwe inkomensbesluit in werking is getreden.

2 Brief van de Hoofddirecteur Bijstand en voorzieningen d.d. 7 december 1988 kenmerk BV/88/2400 aan Divosa.
3 Brief van de Directeur Bijstandszaken d.d. 30 december 1997 kenmerk BZ/UB/97/10346 aan een gemeente.

3