Wageningen Universiteit

| |

|                                           |
|persbericht / nr. 2005-8, 5 december 2005       |
Boomkikker moet vreemd gaan om soort te behouden
Aandacht voor genetische diversiteit voorwaarde voor behoud van bedreigde soorten

Het monitoren van genetische diversiteit is essentieel voor een adequate bescherming van bedreigde planten en dieren in Nederland. Dat stelt Paul Arens, medewerker van het instituut Plant Research International van Wageningen UR. Arens hoopt op 6 december op zijn onderzoek naar genetische diversiteit te promoveren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Grote genetische diversiteit in een soort, heeft een positief effect op de veerkracht van die soort. Tijdens zijn onderzoek vond Arens onder andere dat geïsoleerde populaties van de boomkikker heel geringe diversiteit vertonen, maar dat de verschillen tússen de populaties aanzienlijk waren. Dergelijk inzicht is cruciaal voor het nemen van adequate maatregelen voor een goede bescherming van bedreigde planten en dieren.

Niet alleen in de tropen, maar ook in Nederland worden veel planten en dieren met uitsterven bedreigd. Deze soorten staan op de zogenoemde Rode Lijsten, de officiële lijsten met in Nederland bedreigde planten en dieren. De soorten op de Rode Lijsten zijn niet automatisch ook beschermde soorten. Daarvoor moet de Flora- en Faunawet worden aangepast.

De belangrijkste manier om bedreigde planten en dieren te beschermen, is het bewust inrichten van het landschap. Bescherming van de natuur, uitbreiding van natuurgebieden, en een toegespitst beheer, vergroten en verbeteren het leefgebied. Door geïsoleerde gebieden met elkaar te verbinden, via verbindingszones en ook via wildviaducten, dassentunnels en dergelijke, wordt het contact tussen geïsoleerde populaties van planten en dieren weer mogelijk gemaakt

Veelal treedt in geïsoleerde populaties van planten en dieren verlies op aan de genetische diversiteit. Door geïsoleerde populaties met elkaar te verbinden kan herstel optreden van de genetische diversiteit. De grotere genetische diversiteit zorgt ervoor dat soorten zich op de lange termijn beter kunnen aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden. Daardoor vermindert het risico op uitsterven. Daarnaast heeft een grotere genetische diversiteit een direct en positief effect op de grootte van het nageslacht.

Arens concentreerde zich bij zijn onderzoek op twee dierensoorten en drie plantensoorten: de Europese boomkikker, de heikikker, de zwarte populier, het dalkruid en de boszegge. In alle soorten vond hij in de genetische diversiteit effecten van menselijk ingrijpen in de natuur.

In het gebied waar Arens de Europese boomkikker onderzocht, een gebied rond Borculo in de Achterhoek, kwamen in het begin van de vorige eeuw nog tienduizenden boomkikkers voor. Door menselijk ingrijpen viel dat aantal terug tot rond de honderd in de zeventiger jaren. Aan het eind van de vorige eeuw werd daarom actief gewerkt aan verbetering van de mogelijkheden voor de boomkikker, onder andere door het weer

z.o.z.
aanleggen van poelen en struweel. Dit heeft intussen geleid tot een voorzichtig herstel van de boomkikker in dit gebied.

Arens toonde aan dat de genetische diversiteit van de boomkikker binnen groepen van dicht bij elkaar gelegen poelen heel beperkt was. Tussen de groepen van poelen waren de verschillen juist aanzienlijk. Dat geeft aan dat binnen de groepen van poelen verschillende delen van de oorspronkelijke diversiteit behouden zijn gebleven en dat de populaties sindsdien niet of nauwelijks contact met elkaar hebben gehad.

Arens vergeleek de genetische diversiteit ook met de genetische diversiteit van boomkikkerpopulaties in Denemarken. Daaruit bleek dat de Deense populaties meer genetische diversiteit hebben dan de Nederlandse. En dat terwijl er sterke aanwijzingen zijn dat bij de Deense populaties het verlies aan genetische diversiteit al heeft geleid tot hogere sterfte onder nakomelingen. Arens concludeert daarom dat de Nederlandse populaties nog kwetsbaarder zijn dan die in Denemarken en dat verder verlies aan genetische diversiteit moet worden voorkomen.

Internationaal onderzoek bij onder andere wolven en adders heeft aangetoond dat het (tijdelijk) introduceren van individuen uit andere populaties in bedreigde populaties (de 'doelpopulaties'), leidt tot grotere genetische variatie binnen de doelpopulatie. De doelpopulaties werden daardoor vitaler. Dat kwam onder andere tot uiting in een sterke stijging van het aantal nakomelingen.

Arens concludeert dan ook dat monitoring van genetische diversiteit, gekoppeld aan eventuele bijplaatsing van individuen uit populaties die genetisch veel variatie vertonen ten opzichte van de doelpopulatie, van groot belang is voor het beschermen van bedreigde soorten planten en dieren. "Met alleen het verbeteren en verbinden van leefgebieden zijn we er nog niet. Als we serieus willen inzetten op bescherming van bedreigde soorten dieren en planten, kunnen we niet zonder de meting van de genetische diversiteit van bedreigde soorten en het daarop inspelen met acties zoals het bijplaatsen van individuen. Zeker niet nu de bedreigde soorten ook nog eens geconfronteerd worden met klimaatverandering".


---