Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake OVSE Ministeriële Raad, Ljubljana d.d. 5 en 6 december 2005

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4
Den Haag | |Directie Veiligheidsbeleid
Afdeling Veiligheids- en Defensiebeleid
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |

|Datum |22 december 2005                    |Behand|Mr Arjen J. van den  |
|      |                                    |eld   |Berg MA              |
|Kenmer|DVB/VD - 540/05                     |Telefo|(070) 348 73 19      |
|k     |                                    |on    |                     |
|Blad  |1/4                                 |Fax   |(070) 348 54 79      |
|Bijlag|                                    |arjen-vanden.berg@minbuza.nl |
|e(n)  |                                    |                             |
|Betref|OVSE Ministeriële Raad, Ljubljana, 5|                             |
|t     |en 6 december 2005                  |                             |
Sinds de vorige bijeenkomst van de Ministeriële Raad van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (Sofia, 6 en 7 december 2004; zie mijn brief d.d. 27 januari 2005 met kenmerk DVB/VD - 009/05), toen ik u informeerde over de sterk verslechterde sfeer binnen de OVSE, is van een duidelijke sfeerverbetering sprake. In genoemde brief vermeldde ik het besluit tot instelling van een 'Panel of Eminent Persons' dat hervormingsvoorstellen voor de OVSE diende te formuleren, teneinde de effectiviteit van de organisatie te vergroten en het vertrouwen van alle deelnemende Staten in de OVSE te herstellen (met name van die landen, oostelijk van Wenen, die bij herhaling in verklaringen kritiek hadden geuit op het huns inziens eenzijdige en onevenwichtige karakter van de organisatie).

Dit 'Panel of Eminent Persons' werd dit voorjaar door het Sloveense Voorzitterschap benoemd. Ook oud-minister Van den Broek maakte deel uit van dit Panel dat eind juni zijn aanbevelingen en conclusies presenteerde. Tijdens 'High-level Consultations' medio september jl. in Wenen werd dit rapport verwelkomd als een goede basis voor concrete hervormingsvoorstellen om de organisatie intern meer coherent en slagvaardig te laten functioneren en scherper te focussen op die terreinen waar de OVSE een duidelijke toegevoegde waarde heeft in vergelijking met andere internationale organisaties.

In de weinige maanden die resteerden tot de laatste Ministeriële Raad bleek het echter niet mogelijk nu al concrete hervormingsbesluiten te formuleren die voor alle deelnemende Staten aanvaardbaar waren. Wel resulteerde deze Raad in aanvaarding van een duidelijke hervormingsagenda ('roadmap' genoemd) die tijdens het Belgische OVSE-Voorzitterschap in 2006 tot overeenstemming over concrete stappen aanleiding moet zijn.

Dit was meteen ook het belangrijkste resultaat van de recente bijeenkomst van de Ministeriële Raad in Ljubljana die de afsluiting vormde van het Sloveense Voorzitterschap. Evenals in de twee voorgaande jaren bleek het niet mogelijk een akkoord te bereiken over formulering van een ministeriële slotverklaring. Opnieuw moest worden volstaan met een voorzitterschapsverklaring. De Istanboel-verplichtingen vormden wederom het struikelblok: waar de Verenigde Staten en het overgrote deel van de EU-lidstaten stonden op de vermelding van het feit dat deze verplichtingen (terugtrekking van Russische troepen en sluiting van militaire bases in Moldavië en Georgië) zes jaar na dato nog altijd niet zijn nagekomen, weigerde Rusland met iedere verwijzing in te stemmen.

Wel bleek het mogelijk consensus te bereiken over een regionale verklaring over Georgië. In deze verklaring worden de vredesvoorstellen van president Saakasjvili met betrekking tot Zuid-Ossetië vermeld en wordt de beginselovereenstemming verwelkomd die Georgië en Rusland in mei jl. bereikten met betrekking tot een tijdpad voor sluiting van twee militaire bases.

Het komende jaar zal moeten aantonen of de voorzichtige vooruitgang op sommige terreinen ook kan bijdragen tot overeenstemming over plaats en rol van de organisatie in de internationale Europese en Euro-Aziatische veiligheidsarchitectuur. Hier zal een brug moeten worden geslagen tussen twee uitersten. Aan de ene kant staat Rusland, gesteund door een deel van de lidstaten van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), dat een grondige hervorming van de gehele organisatie wenst, waarbij het sterk voorstander is van een grotere politieke controle van de deelnemende Staten op de autonomie van de OVSE-instellingen en de in diverse landen opererende veldmissies. Aan de andere kant staan de Verenigde Staten, die weliswaar mogelijkheden voor enige verbetering onderkennen, doch de autonomie van instellingen en veldactiviteiten geenszins willen aangetast zien.

Een speciale nadruk zal in deze discussie komen te liggen op de rol van het 'Office for Democratic Institutions and Human Rights' (ODIHR) en op het functioneren van verkiezingswaarnemingsmissies. Vooral deze laatste worden van Russische kant bekritiseerd als eenzijdig en vooringenomen. Zowel de rol van ODIHR-verkiezingswaarnemingsmissies bij recente "kleurenrevoluties" in Georgië, Oekraïne en Kirgizië speelt hierbij mee, als het feit dat de Russische verkiezingen van 2007 en 2008 nu al hun schaduw vooruit werpen.

Een interessante ontwikkeling tijdens de afgelopen bijeenkomst van de Ministeriële Raad was overigens wel dat Oekraïne, Georgië en Moldavië zich distantieerden van de algemene kritiek van het GOS op het functioneren van ODIHR en diens rol bij verkiezingen juist ten volle ondersteunden.

De Europese Unie bevindt zich in het hervormingsdebat tussen beide eerdergenoemde uitersten. Zij zou een brugfunctie kunnen vervullen in het herstel van vertrouwen in de OVSE als een cruciaal instrument voor veiligheid en samenwerking in en tussen de deelnemende Staten van de OVSE. Hiervoor zou zij echter, meer dan in het afgelopen jaar het geval was, moeten voortbouwen op de uitgangspunten die onder het Nederlandse EU-Voorzitterschap werden geformuleerd in het 'Assessment report on the EU's role vis-à-vis the OSCE' waarover ik u meer uitvoerig informeerde in mijn verslag van de vorige bijeenkomst van de Ministeriële Raad.

Tot slot kan niet onvermeld blijven dat enkele dagen vóór de Ministeriële Raad overeenstemming werd bereikt over de financiële verdeelsleutels voor de periode 2005 tot en met 2007. Rusland weigerde begin dit jaar nog akkoord te gaan met de begroting voor 2005 omdat onvoldoende aan zijn eisen op het punt van de verdeelsleutels, op basis waarvan de bijdragen van de deelnemende Staten worden bepaald, werd tegemoet gekomen. Rusland eist dat de bijdragen worden bepaald naar draagkracht (het zogenaamde 'capacity to pay' beginsel), zoals dat ook in de Verenigde Naties wordt gehanteerd. Het Sloveense voorzitterschap deed in oktober een nieuw voorstel dat een beetje aan de Russische eis tegemoet kwam en uiteindelijk door alle deelnemende Staten kon worden aanvaard. Daarmee zijn de vooruitzichten voor een tijdig akkoord over de begroting voor 2006 goed. Rusland heeft echter wel bedongen dat bij de onderhandelingen over de financiële verdeelsleutels voor de periode na 2007 opnieuw wordt gekeken naar de draagkracht van de deelnemende Staten.

Nederland zal zich het komende jaar in het bijzonder inzetten voor een succesvolle afronding van de hervorming en zal trachten ook anderszins binnen de OVSE het hervormingsproces te bevorderen. Hierbij staat centraal dat enerzijds het vertrouwen van landen als Rusland in de organisatie moet worden vergroot, zonder dat anderzijds landen als de Verenigde Staten het gevoel krijgen dat de OVSE-verplichtingen worden afgezwakt of naleving ervan wordt ondergraven.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot


---- --