Bijlage: MEP subsidiebedrag afvalverbrandingsinstallaties


22-12-2005


Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
Regeling van de Minister van Economische Zaken van ...., nr. ....., houdende
wijziging van de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie
2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de Regeling subsidiebedragen
milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 in verband met het vaststellen van
subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties

De Minister van Economische Zaken,

Handelend na overleg met de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998;
Besluit:

Artikel I

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli
tot en met 31 december) 1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het einde van het eerste lid, onderdeel e, door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende

f. AVI-eenheid: een onderdeel binnen een afvalverbrandingsinstallatie dat tenminste
bestaat uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een
rookgasreinigingsinstallatie, en waarvoor op grond van de AVI-meetvoorwaarden een
systeemgrens is bepaald..

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt:
a. de som van:

10. de door de afvalverbrandingsinstallatie of door een AVI-eenheid per kalendermaand
opgewekte en aan het net of aan een andere productie-installatie dan de productieinstallatie
of de AVI-eenheid die de elektriciteit opwekt geleverde elektriciteit, en
20. tweederde van de door de afvalverbrandingsinstallatie of door de AVI-eenheid per
kalendermaand opgewekte en nuttig aangewende warmte,

b. gedeeld door het product van:

10. de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie of de AVI-eenheid per maand
verwerkte afval en overige brandstoffen, en

20. de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen.
B

1 Stcrt. 2005, 250.

1

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor
duurzame elektriciteit, met uitzondering van elektriciteit opgewekt met behulp van
stortgas of biogas uit slibvergisting, opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie
bedraagt bij subsidieverlening in de periode 1 juli 2006 tot en met 31 december 2006:
a. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 22% en kleiner of gelijk aan 23
%, ¤ 0,003 per kWh;

b. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 23% en kleiner of gelijk aan 24
%, ¤ 0,005 per kWh;

c. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 24% en kleiner of gelijk aan 25
%, ¤ 0,007 per kWh;

d. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 25% en kleiner of gelijk aan
26%, ¤ 0,009 per kWh;

e. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 26% en kleiner of gelijk aan
27%, ¤ 0,011 per kWh;

f. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 27% en kleiner of gelijk aan
28%, ¤ 0,018 per kWh;

g. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 28% en kleiner of gelijk aan
29%, ¤ 0,025 per kWh;

h. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 29% en kleiner of gelijk aan
30%, ¤ 0,032 per kWh;

i. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 30%, ¤ 0,038 per kWh.
Artikel II

De Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 20072 wordt als
volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het einde van het eerste lid, onderdeel e, door een
puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende

f. AVI-eenheid: een onderdeel binnen een afvalverbrandingsinstallatie dat tenminste
bestaat uit een verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een
rookgasreinigingsinstallatie, en waarvoor op grond van de AVI-meetvoorwaarden een
systeemgrens is bepaald..

2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het rendement van een afvalverbrandingsinstallatie of van een AVI-eenheid bedraagt:
2 Stcrt. 2004, 250.

2

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
a. de som van:

10. de door de afvalverbrandingsinstallatie of door een AVI-eenheid per kalendermaand
opgewekte en aan het net of aan een andere productie-installatie dan de productieinstallatie
of de AVI-eenheid die de elektriciteit opwekt geleverde elektriciteit, en
20. tweederde van de door de afvalverbrandingsinstallatie of door de AVI-eenheid per
kalendermaand opgewekte en nuttig aangewende warmte,

b. gedeeld door het product van:

10. de massa van het in de afvalverbrandingsinstallatie of de AVI-eenheid per maand
verwerkte afval en overige brandstoffen, en

20. de calorische waarde van het verwerkte afval en overige brandstoffen.
B

Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a

Het vaste bedrag ter stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie voor
duurzame elektriciteit, met uitzondering van elektriciteit opgewekt met behulp van
stortgas of biogas uit slibvergisting, opgewekt in een afvalverbrandingsinstallatie is
afhankelijk van het rendement en bedraagt bij subsidieverlening in 2007:
a. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 22% en kleiner of gelijk aan 23
%, ¤ 0,003 per kWh;

b. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 23% en kleiner of gelijk aan 24
%, ¤ 0,005 per kWh;

c. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 24% en kleiner of gelijk aan 25
%, ¤ 0,007 per kWh;

d. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 25% en kleiner of gelijk aan
26%, ¤ 0,009 per kWh;

e. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 26% en kleiner of gelijk aan
27%, ¤ 0,011 per kWh;

f. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 27% en kleiner of gelijk aan
28%, ¤ 0,018 per kWh;

g. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 28% en kleiner of gelijk aan
29%, ¤ 0,025 per kWh;

h. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 29% en kleiner of gelijk aan
30%, ¤ 0,032 per kWh;

i. bij een gerealiseerd maandelijks rendement groter dan 30%, ¤ 0,038 per kWh.
Artikel III

1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 juli 2006.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
3

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
De Minister van Economische Zaken,

4

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
Toelichting

1. Algemeen

Op 27 december 2004 zijn de Regeling subsidiebedragen milieukwaliteit
elektriciteitsproductie 2006 (periode 1 juli tot en met 31 december) en de Regeling
subsidiebedragen milieukwaliteit elektriciteitsproductie 2007 gepubliceerd (Stcrt. 250). In
deze regelingen zijn de subsidiebedragen voor het opwekken van duurzame elektriciteit
voor verschillende categorieën productie-installaties vastgesteld. Hiermee wordt
uitvoering gegeven aan artikel 72p, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998. In deze
regelingen zijn de subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties niet opgenomen.
In de toelichting heb ik aangegeven dat over de berekeningswijze van de
subsidiebedragen nog overleg met de sector plaatsvond en de subsidiebedragen voor de
afvalverbrandingsinstallaties op een later moment worden vastgesteld. De wens om te
komen tot een andere berekeningswijze is naar voren gekomen in de tussenevaluatie van
de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie (Kamerstukken II
2003-04, 28 665, nr. 49).

2. Rendement van afvalverbrandingsinstallaties

Afvalverbrandingsinstallaties met een lager rendement dan 26% komen tot op heden niet
in aanmerking voor subsidie. Uit voornoemde tussenevaluatie is naar voren gekomen dat
deze benadering niet flexibel genoeg is en onvoldoende rekening houdt met de feitelijke
situatie binnen de sector.

In overleg met de sector is daarom een nieuwe berekeningsystematiek vastgesteld waarbij
de volgende voorwaarden en uitgangspunten worden gehanteerd. Een
afvalverbrandingsinstallatie heeft primair de taak om afval te verbranden. De warmte die
hierbij vrij komt kan nuttig worden omgezet in elektriciteit. Hiermee wordt een bijdrage
geleverd aan de duurzame energiedoelstelling. Vanwege deze primaire taak is
subsidiëring vanuit het energiebeleid niet nodig. Om meer energie uit het afval te halen en
daardoor een extra bijdrage te kunnen leveren aan het behalen van de duurzame energie
doelstelling dienen nieuwe afvalverbrandingsinstallaties indien ze in aanmerking willen
komen voor het stimuleringsinstrumentarium van de overheid hogere rendementen dan
standaard te behalen. In de Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 27 september 2001 betreffende de bevordering van
elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne markt (Pb EG L
383) is voor Nederland de doelstelling opgenomen om in 2010 9% van de elektriciteit op
te wekken uit hernieuwbare energiebronnen.. Gelet op de duurzame
elektriciteitsdoelstelling, de doelstellingen van het afvalbeleid in Nederland en de huidige
stand van de techniek, is het minimum rendement dat een afvalverbrandingsinstallatie
moet behalen 22% (de standaard rendementsnorm van een gemiddelde
afvalverbrandingsinstallatie). Om deze reden krijgen installaties met een rendement van
22% of lager geen subsidie. Dit is ook in overeenstemming met het afvalbeleid, zoals
geformuleerd in het Landelijk afvalbeheerplan 2002-2012 van het Ministerie van
5

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Kamerstukken II 2002-03,
28600 XI, nr. 93).

Om tot een hoger rendement te komen zijn additionele investeringen vereist ten opzichte
van een afvalverbrandingsinstallatie die de rendementsnorm van 22% haalt. Deze
additionele investeringen worden meegerekend bij het berekenen van de onrendabele top.
Het Energie Centrum Nederland en Kema hebben de berekeningen van de onrendabele
toppen en subsidiebedragen uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met de volgende
uitgangspunten:

* Bij de berekening van het MEP-subsidiebedrag wordt niet langer uitgegaan van
de onrendabele top van de gehele installatie, maar zijn uitsluitend de kosten en
opbrengsten meegenomen van de delen van de afvalverbrandingsinstallatie die nodig
zijn om elektriciteit op te wekken en in te voeden op het net. De onrendabele top
heeft daarom betrekking op het energiebedrijf van de afvalverbrandingsinstallatie. Bij
de investeringsbeslissing om meer duurzame energie met een hoog rendement op te
wekken, zijn immers alleen de kosten van de energieopwekking bepalend.
Daarnaast kan de moeilijk voorspelbare dynamiek op de (internationale) afvalmarkt
en daarmee samenhangende afvalverwerkingstarieven buiten beschouwing gelaten
worden.

* Voor het bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag zijn uitsluitend de
additionele investeringskosten ten opzichte van een standaard
afvalverbrandingsinstallatie met een energetisch rendement van 22% bepalend.
* De meerkosten van de energieopwekking zullen toenemen naarmate het
rendement toeneemt. Daarom is het subsidiebedrag afhankelijk gemaakt van de
hoogte van het rendement. Op basis van de huidige initiatieven in de markt is hierbij
als maximum een energetisch rendement van 30% gehanteerd.
Het rapport van is gepubliceerd op de website: www.renewable-energy-policy.info
3. Uitvoeringsaspecten

Op basis van bovengenoemde onrendabele top beperkingen is het MEP-subsidiebedrag en
de hoogte daarvan afhankelijk gemaakt van het rendement van de installatie. Dit gebeurt
via een zogenaamde staffel met als minimum 22% en als maximum 30% en waarbij het
MEP-subsidiebedrag per 1%-toename van het rendement oploopt.
In de voorliggende wijziging wordt, in afwijking van het subsidiebedrag voor andere
productie-installaties waarin duurzame elektriciteit wordt opgewekt, een nader
onderscheid gemaakt in de hoogte van het subsidiebedrag. Aangezien garanties van
oorsprong het exclusieve bewijs zijn dat duurzame elektriciteit is opgewekt en recht
geven op MEP-subsidie, zal dit onderscheid ook tot uiting moeten komen in de voor
afvalverbrandingsinstallaties uit te geven garanties van oorsprong. Gegeven de huidige
systematiek rond de uitgifte van garanties van oorsprong zal het rendement maandelijks
worden vastgesteld. Daarnaast zullen ook nadere regels en voorwaarden worden
6

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties
opgenomen met betrekking tot het eenduidig, betrouwbaar en verifieerbaar vaststellen
van het rendement. De Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit zal
op deze punten worden aangepast en aangevuld.

De voorliggende wijziging heeft betrekking op nieuwe afvalverbrandingsinstallaties of
uitbreidingen van bestaande afvalverbrandingsinstallaties die vanaf 1 juli 2006 starten
met het opwekken van duurzame elektriciteit en daarvoor subsidie aanvragen.
Een afvalverbrandingsinstallatie is een complexe installatie die doorgaans bestaat uit één
afvalontvangststation met een of meerdere afvalbunkers, een of meerdere
verbrandingsoven, stoomturbines en generatoren. Daarnaast is sprake van een of
meerdere hulpinstallaties zoals slakopwerkingsinstallaties. Al deze installaties staan niet
los van elkaar en zijn onderling en energetisch met elkaar verbonden. Dit maakt het in de
praktijk lastig om onderscheid te maken in een bestaande installatie die niet meer voor
MEP-subsidie in aanmerking komt en uitbreidingen van bestaande installaties waarvoor
wel MEP-subsidie aangevraagd kan worden. Hetzelfde geldt voor de vaststelling van het
rendement van een uitbreiding. In de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit
elektriciteitsproductie zullen daarom nadere regels worden opgenomen ten aanzien van
het begrip uitbreiding voor afvalverbrandingsinstallaties. In de Regeling garanties van
oorsprong voor duurzame elektriciteit zullen meetvoorwaarden worden opgenomen
teneinde het rendement van een uitbreiding te kunnen bepalen.
4. Administratieve lasten

Deze regeling betreft louter het vaststellen van subsidiebedragen voor
afvalverbrandingsinstallaties. Aan deze regeling zijn daarom geen administratieve lasten
verbonden. De administratieve lasten die verbonden zijn met het aanvragen van de
subsidie vloeien voort uit de Algemene uitvoeringsregeling milieukwaliteit
elektriciteitsproductie en de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame
elektriciteit. Zoals in bovenstaande paragraaf is vermeld worden deze regelingen
gewijzigd; in de toelichting op die wijziging wordt ingegaan op de gevolgen voor de
administratieve lasten.

De Minister van Economische Zaken,

7