Gemeente Wijdemeren


04/01/06
Nieuwjaarstoespraak 2006

Dames en heren,

Fijn dat u naar onze nieuwjaarsbijeenkomst bent gekomen. Ik ervaar dat als betrokkenheid bij onze gemeente; een betrokkenheid die nodig is om Wijdemeren leefbaar en levendig te houden.

Wijdemeren bestaat nu vier jaar.
Dat is kort voor een gemeente, maar er is in die periode veel gebeurd. Wij zijn in 2002 begonnen zonder een dragende organisatie, maar wel met 30% aan vacatures in ons personeelsbestand. En dat in een moeilijke arbeidsmarkt.
In die tijd was Nederland bovendien politiek en bestuurlijk behoorlijk in verwarring; een verwarring die nu hooguit verminderd is, maar nog altijd bestaat.

De afgelopen vier jaren hebben wij:


* grote achterstanden moeten inlopen;

* onze regelgeving moeten harmoniseren en vernieuwen;
* onze financiën op orde moeten krijgen;

* grote rijksbezuinigingen moeten incasseren;
* onze ambtelijke organisatie moeten opbouwen;
* het dualisme moeten implementeren;

en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan.

Daarnaast waren er meerdere zware dossiers die veel bestuurlijke, politieke en ambtelijke aandacht vroegen en vragen, zoals het Dode Eind, Eikenrode, het dorpscentrum in
Oud-Loosdrecht, het Gebouwenplan, de bewoning van de recreatieparken, de Voorstraat, de Zuidsingel, de toekomst van het Plassenschap en, niet te vergeten, de verdiepingen in de Loosdrechtse Plassen.

Ter afsluiting van deze bestuursperiode zal het college nog enkele belangwekkende voorstellen aan de gemeenteraad presenteren, waarbij ik doel op de sociale structuurvisie, de woonvisie en het plan voor het dorpscentrum Oud-Loosdrecht.

Als ik deze inspanningen op een rij zet, dan ben ik van mening, dat wij best trots mogen zijn op de bereikte resultaten.

Ik baseer deze mening onder meer op gesprekken met vele bestuurders buiten Wijdemeren en op een vergelijking met andere heringedeelde gemeenten in het land.

Nu weet ik natuurlijk ook wel, dat het in Nederland niet gebruikelijk is om te zeggen, dat je trots bent op de resultaten van je werk. Dat is jammer, want trots is iets anders dan zelfgenoegzaamheid.
Bovendien zijn wij er goed in om te wijzen op de dingen die niet lukken, die negatief zijn, terwijl de samenleving ook zovele positieve zaken voortbrengt

die onderbelicht blijven. Daardoor voeden wij ontevredenheid en negativisme in een land dat tot de meest welvarende in de wereld behoort.

Wij staan nu aan het begin van de tweede fase van de ontwikkeling van Wijdemeren.
De gemeenteraadsverkiezingen staan op 7 maart op het programma en de ambtelijke organisatie maakt zich op voor de volgende stap in de organisatie-ontwikkeling, waarbij klantgerichtheid voorop staat.

Ik hoop, dat de nieuwe gemeenteraad ambitie en elan uitstraalt met de bedoeling de vraagstukken die op de gemeente afkomen met voortvarendheid aan te pakken.
Ik hoop ook, dat de schaduwen uit het verleden die het heden nog teveel beïnvloeden, niet de gelegenheid krijgen de toekomst te blijven belasten. Ik maak mij daar wel zorgen over, omdat er nu teveel energie weglekt door deze schaduwgevechten.

Naar mijn stellige overtuiging willen de meeste burgers gewoon goed bestuurd worden.
In dit verband wil ik graag de liberale hoogleraar Frank Ankersmit aanhalen, die - ten eerste - aangeeft, dat wij weer terug moeten naar een duidelijke scheiding tussen de private en de publieke sector als een voorwaarde voor een goed functionerende en fatsoenlijke staat, waarbij publieke bevoegdheden niet te koop zijn.
Ten tweede moeten wij af van het idee, dat je marktwerking binnen de overheid moet invoeren. De normen en waarden van het bedrijfsleven, waarbij het gaat om winstmaximalisatie, zijn uitstekend voor het bedrijfsleven, maar niet voor de overheid. Binnen de overheid hoort een andere mentaliteit te bestaan, waarbij het algemeen belang voorop staat. Als wij hier geen aandacht aan besteden, zal het vertrouwen van de burger in de overheid verder afnemen, met alle gevolgen van dien.

Ik voeg hier een derde punt aan toe. Onze burgers willen tijdig bij besluitvorming worden betrokken, daar waar hun belangen in het geding zijn. Door die belangen serieus te nemen is het mogelijk plannen te realiseren die op draagvlak kunnen rekenen, waardoor het vertrouwen in de overheid toeneemt. De aanpak van het dorpscentrum in
Oud-Loosdrecht is hiervan een voorbeeld. Maar dit vraagt een kwalitatief hoogwaardige voorbereiding en uitvoering, maar ook een andere rol van de gemeenteraad.

Tijdens de dorpsavonden blijkt, dat onze inwoners belangstelling hebben voor de gemeente, maar dan vooral in relatie tot hun directe leefomgeving. Zij vragen heel begrijpelijk om een schone, veilige en verzorgde leefomgeving en zij verwachten, dat de gemeente daarvoor zorgdraagt. Zij vragen meestal niet het onmogelijke en zij hebben oog voor de beperkingen van de gemeente, behalve - soms - ten aanzien van het verkeer.

Het is wat dit betreft verhelderend om een vergelijking te maken tussen de onderwerpen die in commissie- en raadsvergaderingen aan de orde komen en de zaken die burgers ter sprake brengen tijdens dorpsavonden.

In ons land is het vertrouwen van de burger in de overheid en de politiek al langer een onderwerp van aandacht. Sommigen zoeken het antwoord in staatsrechtelijke hervormingen. Ook het dualisme moest hierop een antwoord geven.
Ik heb daar nooit zo in geloofd, zeker niet op lokaal niveau. Burgers moeten hun aandacht over zovele zaken verdelen, dat de meesten niet aan belangstelling voor politiek en bestuur toekomen, tenzij hun eigen belangen in het geding zijn. Maar zij willen wel goed en fatsoenlijk bestuurd worden.

Het dualisme helpt hierbij niet of nauwelijks. De meeste mensen weten zelfs niet goed wat de term inhoudt.
Wie heeft trouwens het rapport van de commissie Elzinga gelezen? De verwarring zie je ook bij vele gemeenteraden die het beleid van het college willen gaan bepalen, terwijl dualisme juist betekent dat zij het college moeten controleren.
Ik voel mij bij deze constatering in het goede gezelschap van Wim Derksen, een kenner bij uitstek van het lokale openbaar bestuur. Volgens Derksen heeft het dualisme niet geleid tot een nieuwe cultuur in de lokale politiek, omdat het gemeentebestuur minder politiek is dan lokale politici zelf vaak denken. Een gemeente is, volgens hem, veel meer een bestuurlijke dan een politieke organisatie. Derksen spreekt over de paradox van het dualisme. Het dualisme was bedoeld om een eind te maken aan de oude politiek, maar het resultaat is dat de raadsleden zo met zichzelf en hun verhouding tot de wethouders bezig zijn dat de cultuur nog geslotener is geworden.
Burgers vragen om betrokkenheid bij beleid in hun wijk. Interactie dus. Maar juist die interactie leidt onherroepelijk tot depolitisering van de gemeentepolitiek.

Met dit laatste ben ik het zeker met hem eens, maar ik denk ook, dat de inhoudelijke politieke verschillen van inzicht op lokaal niveau niet zo groot zijn tussen de verschillende politieke partijen.

De Vlaamse oud-minister en huidige burgemeester van Leuven, Louis Tobback, wijst er bovendien op, dat het bestuur voor de buitenstaander minder begrijpelijk, minder transparant is geworden. In een duaal systeem vervaagt het onderscheid tussen college- en oppositiepartijen. Per vergadering kan het verschillen hoe een meerderheid van de raad eruit ziet. Democratie veronderstelt in zijn ogen duidelijke verantwoordelijkheden, waarop je kunt worden afgerekend. Dat is nu niet meer het geval.

Er is dus nog veel te zeggen over de vormgeving van de lokale democratie.

Hoe dit ook zij: in Wijdemeren staan er voor de komende tijd nog vele uitdagingen op stapel voor de nieuwe gemeenteraad en het nieuwe college met ondersteuning van de ambtelijke organisatie.
Ik noem:


* het uitbouwen van helder en consistent bestuur;
* het verbeteren van de klantgerichtheid door zaken goed uit te leggen, maar vooral door goed te luisteren;
* het vormgeven van plannen in samenspraak met belanghebbenden binnen door de gemeenteraad vast te leggen uitgangspunten.

Ook inhoudelijk is er nog veel te doen.
Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan;


* de aanpassing van de gemeentelijke organisatie aan nieuwe wet- en regelgeving, zoals de WMO, waarbij taken en capaciteit in evenwicht moeten zijn;

* de positionering van Wijdemeren in de discussie over de toekomstige gemeentelijke organisatie in de regio;
* de betekenis van de veiligheidsregio voor de lokale verantwoordelijkheid op het terrein van openbare orde en veiligheid.

Ik zal daar nu niet op in gaan. Evenmin zal ik iets zeggen over die merkwaardige roep om een kerntakendiscussie of de hardnekkige en tamelijk populistische gedachte dat wij met minder ambtenaren toekunnen. Ik kan nog wel zeggen, dat het college nog deze maand de resultaten van een onderzoek naar de omvang van de gemeentelijke organisatie bekend zal maken.

Ik eindig met het uitspreken van de hoop, dat het nieuwe gemeentebestuur in de volgende bestuursperiode visie, ambitie en elan zal laten zien, waarbij in het beleid onze huidige maar ook onze toekomstige inwoners centraal staan, daarbij denkend aan de woorden van T. van Deel:

"Niet altijd wijst de weg zichzelf. Er zijn er die zich verliezen in steeds meer en steeds minder doorzichtige stenige zijpaden, in omhoog en omlaag zonder duidelijk doel, en nog altijd is het een weg, met de sporen die daarop wijzen."

Ik wens u en de uwen een voorspoedig nieuw jaar toe.