Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief van de heer J.Y. Groeneveld uit Kasterlee

Kamerstuk, 9-1-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DBO-CB-U-2629050

9 januari 2006

In uw brief van 17 oktober 2005, kenmerk VWS -05-1176, verzoekt u mij te reageren op de brief van de heer J.Y. Groeneveld uit Kasterlee, België. Dit betreft dezelfde brief die hij op 16 september 2005 aan mij gestuurd heeft. Inmiddels heb ik na die brief nog brieven met de dagtekening 3 oktober 2005, 5 november 2005 en 21 november 2005 van hem ontvangen.

De heer Groeneveld woont met zijn echtgenote sedert 1994 in België en zij hebben na hun emigratie hun particuliere ziektekostenverzekering behouden.
In verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2006 zullen de heer Groeneveld en zijn echtgenote, omdat zij pensioen genieten vanuit Nederland, op grond van de Europese socialezekerheidscoordinatieverordening 1408/71 (hierna de Verordening) als verdragsgerechtigde zorg kunnen inroepen. Dit houdt in dat zij ten laste van Nederland zorg zullen ontvangen in hun woonland België. Zij hebben daar recht op de verstrekkingen volgens de Belgische socialeziektekostenverzekering: de prestaties van het woonlandpakket. Zij betalen hiervoor een bijdrage aan Nederland. De heer Groeneveld is niet blij met de wijziging. Hij is van mening dat de wijziging in strijd is met het Europese recht. Ook bestaat zijn bezwaar er uit dat zij meer moeten gaan betalen, ook voor een aanvullende verzekering.

Over deze wijziging van de situatie heeft mevrouw Oomen-Ruijten, Europarlementarier, onlangs enkele vragen gesteld aan de Europese Commissie. Deze vragen luidden als volgt.
Mag Nederland de in het buitenland wonende postactieven, die in 2005 niet op grond van een wettelijke of verdragsregeling verzekerd waren - omdat zij particulier verzekerd waren tegen ziektekosten - vanaf 2006 wel verzekeren op grond van de Verordening ?
Voorts vroeg zij of Nederland de in het buitenland wonende postactieven de mogelijkheid biedt om zich vrij te laten stellen van de Nederlandse bijdrageplicht voor de AWBZ/ZVW, indien deze postactieven zich in het woonland op enigerlei wijze kunnen verzekeren tegen ziektekosten. Ook vroeg zij of Nederland verplichte `bijdragen' mag heffen ter hoogte van het Nederlandse verplicht premieniveau voor ZVW/AWBZ als daar tegenover in het woonland een lager verstrekkingenniveau staat. En moet het woonland de postactieven niet de mogelijkheid bieden om zonder acceptatievoorwaarden rechtstreeks toegelaten te worden tot een aanvullend stelsel van de niet-wettelijke aanvullende ziektekostenverzekeringen?
Kan Nederland op grond van het Gemeenschapsrecht en vooruitlopend op de inwerkingtreding van Verordening 883/04 de post-actieven de mogelijkheid bieden om een beroep te doen op de volledige Nederlandse zorg bij (tijdelijk) verblijf in Nederland?

De communautaire socialezekerheidsvoorschriften - de Verordening en Verordening nr. 574/72 van de Raad - harmoniseren de nationale socialezekerheidsstelsels van de lidstaten niet, maar coördineren ze. Het Hof van Justitie heeft er herhaaldelijk op gewezen dat het ontbreken van harmonisatie betekent dat elke lidstaat bepaalt wie zich bij een socialezekerheidsstelsel mag of moet aansluiten . Het staat Nederland dus vrij om de wetgeving zodanig te wijzigen dat een groep personen die voorheen buiten het wettelijke stelsel viel, onder de toepassingssfeer van het wettelijke stelsel komt. Nederland heeft dat gedaan door iedereen die in Nederland woont of aan de Nederlandse belasting is onderworpen wegens in Nederland verrichte arbeid, onder de werking van de Zvw te brengen, ook de tot 2006 particulier verzekerden. Een Europeesrechtelijk gevolg daarvan, neergelegd in de artikelen 27 tot en met 28 bis en 33 van de Europese sociale zekerheidsverordening nr. 1408/71, is dat rechthebbenden op een Nederlands pensioen die in een andere EU-staat wonen, zonder dat zij recht hebben op een pensioen van hun woonland, ten laste van Nederland recht hebben op zorg overeenkomstig de sociale
ziektekosten-verzekering van hun woonland. Zij zijn daarvoor een bijdrage aan Nederland verschuldigd overeenkomstig de Nederlandse wetgeving. De Verordening voorziet niet in de mogelijkheid om bepaalde personen een ontheffing te geven van de toepassing ervan.

Zoals blijkt uit het voorgaande is de toepasselijkheid van de Verordening niet neergelegd in de Nederlandse wetgeving, maar een Europeesrechtelijk gevolg van de - Europeesrechtelijk toegestane - invoering van één sociale ziektekostenverzekering voor de hele bevolking in Nederland. Een en ander is vanwege de Europese Commissie bevestigd in de brief van EU-commissaris Bolkestein van 25 november 2003 en het antwoord van de Commissie van
5 december 2005 op een klacht van de heer Vijverberg inzake toepasselijkheid van de Verordening.

Ingevolge de Verordening heeft een pensioengerechtigde die in een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat woont, tijdens een tijdelijk verblijf buiten het woonland (bijvoorbeeld in de bevoegde lidstaat) recht op noodzakelijke verstrekkingen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar hij verblijft (artikel 31). Wanneer iemand speciaal met het oogmerk van het ondergaan van een medische behandeling naar een andere lidstaat wil, moet hij eerst toestemming vragen aan de verzekeringsinstelling van zijn woonplaats.
Deze procedure is erkend door het Hof van Justitie, dat in het arrest van 3 juli 2003 in zaak
C-156/01 (Van der Duin) heeft bevestigd dat een pensioengerechtigde die in een andere lidstaat woont, het orgaan waarbij hij zich met een E121-formulier heeft ingeschreven, toestemming moet vragen alvorens hij zich voor behandeling naar de bevoegde lidstaat (of een andere lidstaat) begeeft.

Voor de toegang tot aanvullende ziektekostenverzekeringen die buiten het verplichte ziektekostenverzekeringsstelsel vallen, moet het woonland voor alle EU-burgers die er wonen dezelfde voorwaarden toepassen. Op de prestaties van aanvullende ziektekostenverzekeringen zijn de gewone internemarktvoorschriften van toepassing. Dat wil zeggen dat commerciële verzekeringsmaatschappijen onder gelijke voorwaarden moeten kunnen concurreren en dat contractvrijheid geldt.

De heer Groeneveld heeft vragen omtrent de mogelijkheid een aanvullende verzekering in de vorm van een hospitalisatieverzekering te sluiten. De hospitalisatieverzekering is een aanvullende verzekering, die toegesneden is op het wettelijk basispakket in België. Een Nederlands gepensioneerde, die in België woont en een particuliere ziekteverzekering heeft afgesloten, wordt normaliter op grond van zijn leeftijd (65+) geweigerd voor de hospitalisatieverzekering. Echter, in verband met de invoering van de Zorgverzekeringswet in Nederland heeft de Christelijke Mutualiteit besloten om eenmalig de hospitalisatieverzekering open te stellen voor in België wonende Nederlanders, gedurende drie maanden vanaf 1 januari 2006; zonder risicoselectie, zonder wachttijd en zonder leeftijdsgrens. De Socialistische Mutualiteit en de Onafhankelijke Ziekenfondsen hebben dit voorbeeld gevolgd.
Daarnaast regelt het overgangsrecht van de Zvw dat de particuliere verzekering in stand blijft voor zover de dekking hoger is dan de dekking op grond van de verordening of een verdrag.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst