Provincie Groningen

Ontwerp Provinciaal Omgevingsplan II vastgesteld 10 januari 2006

GS hebben het ontwerp vastgesteld voor het POP II. POP II is een licht geactualiseerde versie van het eerste POP. Het ontwerp bevat twee belangrijke wijzigingen, die betrekking hebben op intensieve veehouderij en op de opslag van radioactief afval in de diepe ondergrond. Op deze twee wijzigingen na bevat POP II geen nieuwe beleidslijnen. Het ontwerp ligt van 16 januari tot 13 maart 2006 ter inzage, in deze 8 weken kan iedereen schriftelijke zienswijzen indienen bij het college van GS.

Het eerste Provinciaal Omgevingsplan is eind 2000 door Provinciale Staten van Groningen vastgesteld voor een periode van vier jaar. In december 2004 is de geldigheid ervan verlengd met de wettelijk toegestane maximale termijn van twee jaar, dus tot en met december 2006. Om ook hierna te beschikken over een volwaardig omgevingsplan, zullen Provinciale Staten naar verwachting medio 2006 POP-II vaststellen. GS zijn van mening dat het beleid in POP-I nog voldoende actueel en richtinggevend is voor de uitvoering van de diverse projecten en het realiseren van beleidsdoelen in deze bestuursperiode. Twee wijzigingen ten opzichte van POP-I zijn echter noodzakelijk, als gevolg van nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, nieuwe jurisprudentie (rechterlijke uitspraken) en nieuwe wetgeving. Deze wijzigingen gaan over de intensieve veehouderij en over de opslag van radioactief afval in de diepe ondergrond. De overige wijzigingen in POP-II zijn vooral van redactionele aard of gaan over een actualisering van het geldende beleid.

Intensieve veehouderij
De provincie Groningen heeft sinds eind jaren '90 een (interim)beleid gevoerd waarbij grenzen werden gesteld aan bedrijfsvloeroppervlakten van intensieve veehouderijbedrijven om zo te voorkomen dat de gevolgen van de groei van intensieve veehouderijen een te grote invloed zouden hebben op milieu en landschap. Dit beleid is ook opgenomen in POP I. Het was nodig om dit beleid te voeren omdat de toenmalige milieuwetgeving niet was ingesteld op deze (destijds nieuwe) grootschalige bedrijfsvorm. De afgelopen jaren is de milieuwetgeving echter aangescherpt. Zo is het nieuwe ammoniakbeleid van het Rijk bijvoorbeeld gericht op een zo groot mogelijke verlaging van de ammoniakuitstoot uit alle bronnen, er worden eisen gesteld aan de uitstoot uit stallen en de provincie kan zogenaamde "kwetsbare gebieden"aanwijzen waar de uitstoot niet mag toenemen. Nu de milieueffecten afdoende worden geregeld via de milieuwetgeving vinden GS het niet meer gerechtvaardigd de vestiging van intensieve veehouderijen tegen te gaan door middel van ruimtelijke regelgeving. Wel blijven GS eisen stellen aan de ruimtelijke kwaliteit van agrarische bedrijven, omgeacht het type. Overigens is net als in POP-I ook in POP-II de mogelijkheid voor nieuwe agrarische bouwlocaties in het buitengebied vrijwel uitgesloten.

Opslag radioactief afval
In POP-I staat: `Kernsplijtingsafval en hoogradioactief afval mogen niet in de bodem worden opgeslagen. De diepe ondergrond mag niet gebruikt worden voor de opslag van radioactief afval en gevaarlijke afvalstoffen.' Gemeenten moeten deze beleidsbeslissing van Provinciale Staten bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht nemen. Deze beleidsbeslissing is dus juridisch bindend. Het Ministerie van Economische Zaken was het hier niet mee eens, omdat in de Kernenergiewet staat dat beslissingen over de opslag van radioactief afval genomen moeten worden op nationaal niveau door de verantwoordelijke ministers. Zij heeft hiertegen bereop ingesteld bij de Raad van State. Een provinciaal verbod was volgens de Raad van State in strijd met de Kernenergiewet. Het gevolg van deze uitspraak is dat het ruimtelijk beleid van de provincie voor de opslag van radioactief afval in de diepe ondergrond niet langer juridisch bindend is. Daarom is een herziening van POP-I op dit punt noodzakelijk. De provincie is nog altijd van mening dat de ondergrond gevrijwaard moet blijven van de opslag (permanent) of berging (tijdelijk) van (afval)stoffen die daar een negatieve uitwerking hebben. Voor de opslag van radioactief afval blijft de provincie het gebruik van de diepe ondergrond volledig afwijzen. In POP-II is daarom vastgelegd dat de provincie als planologisch toezichthouder geen medewerking verleent aan plannen of projecten die voorzien in de opslag van radioactief afval, tenzij hiervoor op basis van de Kernenergiewet een vergunning is verleend.

Inspraak
Het Ontwerp POP II en enkele bijbehorende documenten (zoals een Strategische Milieubeoordeling) ligt 8 weken ter inzage: van 16 januari 2006 tot 13 maart 2006 in: het provinciehuis van Groningen, alle gemeentehuizen in de provincie Groningen en de waterschapshuizen van Noorderzijlvest en Hunze en Aa's. Iedereen kan in deze periode schriftelijk zienswijzen indienen bij GS.

POP III
In maart 2007 zijn de eerstvolgende verkiezingen voor Provinciale Staten. Het is de bedoeling om voor die tijd de dialoog te starten met burgers, bedrijfsleven, maatschappelijke groeperingen en andere overheden over een fundamentele herziening van het POP. Deze discussie zal in de periode na de verkiezingen worden vervolgd en afgerond.

10 januari 2006