Gemeente Utrecht


2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
134 Vragen van mevrouw N.D. van der Broek
(ingekomen 29 november 2005)


In Binnenlands Bestuur van 11 november geeft zakelijk leider van theatercollectief 't Barre Land Ellen Walraven een interview. Walraven stelt hierin dat door de nieuwe opzet van het kunstenplan (zoals door staatssecretaris Van der Laan aangegeven in de Nota "Verschil Maken") het steeds moeilijker wordt voor kleinere theatergezelschappen om het hoofd boven water te houden.

Waarschijnlijk zal een klein gezelschap zoals 't Barre Land uit het kunstenplan gehaald worden. Dit geldt zoals het er nu naar uitziet voor nog eens ongeveer 150 kleine en middelgrote instellingen. Deze instellingen dreigen buiten de convenantafspraken met provincie en gemeente te vallen waardoor de vierjaarlijkse cofinancieringsafspraken vervallen. Consequentie is dat al deze gezelschappen langs fondsen moeten om hun plannen uit te voeren en hun financiering rond te krijgen.

De VVD is van mening dat we in Utrecht een zeer bijzondere cultuur van theatergezelschappen hebben, waarvan 't Barre Land een voorbeeld is. Utrecht heeft veel juist kleine gezelschappen waardoor bovenstaand beleid een groter negatief effect kan hebben voor de Utrechtse theatersector dan voor de sector in andere steden.

Dit geeft aanleiding voor de VVD-fractie voor de volgende vragen:

1. Is het College bekend met het interview met Ellen Walraven uit Binnenlands Bestuur van 11 november?
2. Is de verwachting de Mevrouw Walraven uitspreekt correct en wat voor effect heeft dit op de Utrechtse theatergezelschappen?
3. Welke stappen onderneemt het college om cofinanciering van andere overheden voor de waardevolle theatergezelschappen boven tafel te houden?


Antwoorden van Burgemeester en wethouders
(verzonden 10 januari 2005)

1. Ja.
2. De verwachting die mevrouw Walraven uitspreekt is een inschatting van de mogelijke effecten van de voorgestelde herijking van de cultuurnotasystematiek op de positie van Utrechtse theatergezelschappen. Indien de nieuwe koers, zoals aangegeven in de Nota 'Verschil Maken', daadwerkelijk wordt ingezet is een mogelijk risico dat Utrechtse theatergezelschappen buiten de cultuurnota zullen vallen in de volgende convenantperiode 2009-2012. Deze gezelschappen zullen in dat geval niet meer beoordeeld worden door de Raad voor Cultuur en geen subsidie van het Ministerie van OCW ontvangen, maar aangewezen zijn op de landelijke fondsen. De nota over de herijking van de subsidiesystematiek ('Verschil maken') is - met de cultuurbegroting - op 28 november jl. in de Tweede Kamercommissie OCW behandeld. Vlak voor de zomer van 2006 zal opnieuw een kamerdebat plaatsvinden, waarin definitieve beslissingen worden genomen over de aankleding van het vernieuwde stelsel. Gezien het bovenstaande zijn er op dit moment zijn geen stellige uitspraken te doen ten aanzien van de gevolgen van de herijking.
3. Het college hecht zeer aan de goede samenwerking en de gezamenlijk gevoelde verantwoordelijkheid van rijk, provincie en gemeente. De daaruit voortvloeiende tripartiete financiering heeft de totstandkoming van een gevarieerd en toonaangevend kunst en cultuuraanbod mogelijk gemaakt. In onze schriftelijke reacties aan staatssecretaris Van der Laan en in een gezamenlijke reactie met de Provincie aan de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit de Tweede Kamer, hebben wij benadrukt dat dit gelijkwaardige partnerschap binnen de nieuwe cultuurnotasystematiek gewaarborgd zou moeten zijn. De samenhang tussen groot- en kleinschalige, in continuïteit werkende initiatieven vraagt bovendien om een integrale beoordeling, waarin het stedelijke en regionale belang wordt meegewogen. De schriftelijke reacties d.d. 21 maart en 22 november 2005 liggen ter inzage in de leeskamer.


---- --