VU Medisch Centrum

Allochtone vrouwen in Nederland minder kans op borstkanker

Allochtone vrouwen die in Nederland wonen, hebben minder kans op borstkanker dan Nederlandse vrouwen. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van arts-onderzoeker Otto Visser. Op basis hiervan zou Visser dan ook willen adviseren allochtone vrouwen niet extra te stimuleren tot deelname aan het screeningsprogramma.

In vergelijking met Nederlandse vrouwen kwam borstkanker onder Marokkaanse vrouwen het minst voor (relatief risico van 22% ten opzichte van het risico van Nederlandse vrouwen), gevolgd door Turkse- (relatief risico 29% ) en Surinaamse vrouwen (relatief risico 56%).

Bij Marokkaanse en Turkse vrouwen speelde de leeftijd een grote rol. Het relatieve risico op borstkanker van Marokkaanse vrouwen boven de vijftig was 10%, bij vrouwen onder de vijftig was dat 33%. Voor Turkse vrouwen was dat 22% boven de vijftig jaar en 35% onder deze leeftijd. Bij vrouwen die in Indonesië zijn geboren, was de situatie omgekeerd: bij vrouwen boven de vijftig jaar was het risico op borstkanker vrijwel gelijk aan het risico van Nederlandse vrouwen: het relatief risico was 103% tegen 83% bij vrouwen onder de vijftig.

Deelname van allochtone vrouwen aan de screening op borstkanker in Nederland is laag. Op basis van de onderzoeksresultaten mag volgens Visser geconcludeerd worden dat dit ook niet gestimuleerd hoeft te worden. De borstkankerincidentie onder Nederlandse vrouwen behoort tot de hoogste in de wereld.

Het voorkomen van borstkanker bij allochtone vrouwen die in Nederland wonen, kwam vaak overeen met de frequentie van borstkanker in het land van herkomst. Omdat de kans op borstkanker onder jongere allochtone vrouwen in Nederland groter is dan die van oudere allochtone vrouwen, kan worden gesteld dat het risicoprofiel voor borstkanker zich bij de eerste generatie al ontwikkelt tot het risico van Nederlandse vrouwen. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door een wijziging van de leefstijl, zoals een afname van het gemiddeld aantal kinderen. Daarnaast waren er bij het aandeel van kanker in een vergevorderd stadium - stadium III en IV - geen significante verschillen tussen allochtone en Nederlandse vrouwen.

Visser baseert zich voor zijn onderzoek op de periode tussen 1988 en 1998 onder eerste generatie immigranten en maakte gebruik van de kankerregistratie van het Integraal Kankercentrum Amsterdam en het Integraal Kankercentrum West in Leiden.

Hij promoveert op 11 januari aanstaande aan VU medisch centrum.