Gemeente Vlaardingen
Monumentenvergunning Oosthavenkade 56
Gepubliceerd op: 11 januari 2006
Reageren tot: 19 februari 2006
Op 18 juli 2005 heeft de heer Toorman namens de heer Oostlander een
aanvraag om vergunning ingediend ingevolge artikel 11 van de
Monumentenwet 1988. De aanvraag heeft betrekking op het realiseren van
12 ouderenwoningen in, en de restauratie van, het monumentale pand
Oosthavenkade 56. Het betreft een Rijksmonument.
Ingevolge artikel 14a Monumentenwet 1988 hebben wij op basis van de
aanvraag en de adviezen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en
de Monumentencommissie gemeente Vlaardingen een ontwerpbesluit
monumentenvergunning opgesteld.
Op 25 oktober 2005 hebben wij het ontwerpbesluit vastgesteld en
besloten om, indien geen zienswijzen worden ingediend, het
ontwerpbesluit om te zetten in een definitief besluit.
Het ontwerpbesluit monumentenvergunning en daarop betrekkende stukken
hebben met ingang van 3 november 2005 zes weken voor een ieder ter
inzage gelegen bij de gemeente Vlaardingen. Tegen het ontwerpbesluit
zijn geen zienswijzen ingediend.
Het besluit monumentenvergunning en daarop betrekkende stukken liggen
met ingang van 12 januari 2006 zes weken voor een ieder ter inzage bij
de Dienst Stadswerk, afdeling Ruimtelijke Ordening en Milieu, sectie
Vergunningen en Ontheffingen aan de Hoflaan 27 te Vlaardingen.
Voor belanghebbenden bestaat de mogelijkheid om tegen deze beschikking
een gemotiveerd beroepschrift in te dienen bij de
Arrondissementsrechtbank Rotterdam, Sector Bestuursrecht, Postbus
50951, 3007 BM Rotterdam en wel binnen zes weken met ingang van 12
januari 2006. Dit kan slechts voor belanghebbenden die kunnen aantonen
dat zij redelijkerwijs niet in staat waren tijdig zienswijzen te uiten
Ingevolge artikel 16 lid 6 Monumentenwet 1988 wordt de werking van de
vergunning opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of,
indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. De
vergunninghouder kan de voorzieningenrechter van de rechtbank,
onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3
van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.