Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nieuwjaarsspeech minister Veerman op het ministerie van LNV

Nieuwjaarsspeech door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr. C.P. Veerman, Den Haag, 9 januari 2006

Dames en heren,

2006 is het laatste volle jaar van het kabinet Balkenende II. Daarom was vorig jaar de tijd van de oogst. Voor LNV is die oogsttijd niet onfortuinlijk geweest. Ik noem een paar dingen.

Wij implementeren het gemeenschappelijk landbouwbeleid; een geweldige verandering die plaats krijgt in de komende tijd. Hulde aan de meest betrokkenen: de directie Landbouw, Dienst Regelingen, en directie JZ, en alle anderen! En niet te vergeten al die mensen die een en ander in het land hebben verteld en uitgelegd.

We implementeren de nieuwe mestwetgeving. Na zoveel jaren discussie is er een kraakhelder stelstel, conform de Europese eisen. Hulde aan diegenen die daaraan hebben bijgedragen; hier en in het land.

We hebben de natuurbeschermingswet tot stand gebracht en geïmplementeerd. Hulde ook aan hen die dat voor elkaar hebben gekregen.

We zijn erin geslaagd de Dienst Regelingen en de AID tot agentschappen te maken.

We hebben de aanpak voor dierziekten aangepakt op een andere wijze dan men in Europa in het algemeen wenste. Vanaf het begin zijn we pleitbezorgers geweest van vaccineren en we boeken daarin succes. We zetten kleine stapjes in de door ons gewenste richting.

We hebben de nota Kiezen voor landbouw uitgebracht. Volgens sommigen was die te mager, volgens sommigen onvoldoende financieel onderbouwd. Maar de visie is glashelder: het is aan ondernemers is om de toekomst vorm geven, en niet aan de overheid om daarin een beslissende rol te spelen. We moeten die nota nog bespreken in het parlement; intussen zijn we druk bezig de nota in het land aan de man te brengen.

Ondertussen verlagen we verder de administratieve lasten en regels. En we brengen de houtskoolschets - de vermindering van de bureaucratie - in praktijk. We liggen op schema!

En, dames en heren, niet in de laatste plaats; wij professionaliseren onze organisatie steeds verder. Onze externe gerichtheid hebben we vergroot. We organiseren debatten rondom maatschappelijke thema's als dierenwelzijn en de afzet van producten van gevaccineerde dieren.

We intensiveren contacten met stakeholders, bijvoorbeeld op het gebied van de coëxistentie tussen biologische landbouw en reguliere sector. We implementeren het Investeringsbudget landelijk gebied. We ontwikkelen een visie over de veenweiden. En we implementeren onze visie op het vernieuwde platteland. We hebben een echte start gemaakt met de reconstructie in de zandgebieden. We hebben de platvisproblematiek aangepakt. De sanering van de IJsselmeervisserij is in gang gezet. We zijn serieus bezig om de aalproblematiek aan te pakken en de overige problemen van de binnenvisserij.

Allemaal dingen die in 2005 zijn gebeurd. Is dat geen mooie oogst? Dat is het zeker, maar is nog veel concreets te doen; en veel om over na te denken. Laten we eerst kijken naar wat we nog moeten doen.

In de eerste plaats, en dat is wel heel actueel, is er de zorg rondom uitbreiding van de vogelgriep. De zorgelijke ontwikkelingen in Turkije en Roemenië dwingen ons om buitengewoon scherp na te gaan op welke wijze we de insleep van de ziekte zouden kunnen voorkomen en op welke manier we kunnen helpen om de getroffen landen te kunnen bijstaan om de epidemie binnen de perken te houden. En we blijven pleiten voor de echte oplossing: vaccineren. Nederland bereidt daartoe plannen voor.

Wat hebben we nog meer te doen? De Wet inrichting landelijk gebied verder vorm geven en in dit parlementaire jaar tot wet maken. Daarin wordt de rol van de provincies in het landelijk gebied versterkt en krijgt het lokaal bestuur meer greep op de ontwikkelingen. We willen de uitvoering van ons beleid verder verbeteren en we willen het programma Andere Overheid écht gestalte geven. Wij, mensen van het departement, zijn dienstbaar aan de samenleving. Want het ambtelijk apparaat is van de samenleving. Niet van de politiek maar van de samenleving. Dat wordt nog te weinig begrepen.

Het ambtelijk apparaat is eigendom van de burger en het staat ten dienste van de burger. En het is aan ons om daar zodanig gestalte aan te geven dat de burger dat als een dienst, als dienstbaarheid ervaart.

Misschien zullen we daarvoor onze werkwijze wat losser moeten maken. Wat meer durf, wat meer lef moeten demonstreren. Ik hou mij aanbevolen voor ideeën daarover. Ik zeg er niet toe dat ze allemaal zullen worden uitgevoerd. Ik heb in de politiek geleerd dat je sommige risico's niet zonder meer kan nemen. Maar voor feitelijke voorbeelden van een lossere benadering sta ik altijd open.

De overheid is dus van de burger. In dat verband haal ik één van de ontwerpers aan van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger (1789) tijdens de Franse Revolutie. Het gaat om de Comte de Mirabeau, en ik citeer: 'Le gouvernement n'est pas institué pour l'aise et la commodité de ceux qui gouvernent!' ('De overheid is er niet voor het gemak en het plezier van hen die regeren!')

En op het vlak van durf, van lef, denk ik vaak aan die Brabantse wethouder. Als een ambtenaar zei: 'Dat kan niet', dan kaatste hij terug: 'Ik wil vijf redenen horen waarom het wel kan'.

Die verandering, dames en heren, die andere overheid, daar is het ons om te doen. Want weet u, er waart een groot misverstand door Nederland: dat structurele veranderingen vorm moeten krijgen door verandering van structuren. Een ernstige misvatting! Structurele veranderingen krijgen gestalte door verandering van culturen. Het is een vluchtweg om de structuren te veranderen om op zo de zaken anders te laten verlopen.

Dames en heren!

Er is dus nog heel veel te doen. Maar er is ook het nodige om over na te denken. Men vroeg eens aan Mahatma Ghandi: 'Wat vindt u van de West-Europese beschaving?'. Het antwoord? 'Dat zou ik een goed idee vinden'.

Vorig jaar sprak ik over onzekerheid, onveiligheid, onduidelijkheid. Is daar nou veel in veranderd? Een recent onderzoek in Duitsland laat verontrustende resultaten zien: tweederde van de mensen is van oordeel dat ze politiek geen enkele invloed hebben, en dat ze van de politiek niets hoeven te verwachten. Dat zijn verontrustende cijfers. Ik kan mij geen dergelijk onderzoek in Nederland voor de geest halen, maar betwijfel of het bij ons zo anders ligt.

Als ik daarover nadenk dan bekruipt me dat gevoel dat de Oostenrijkse schrijver Robert Musil verwoordt in Der Mann ohne Eigenschaften: 'Niemand kan nog onderscheid maken tussen wat boven en wat beneden is, wat voorwaarts en achterwaarts gaat.' Herkent u dat? Of neem de socioloog Max Weber die zijn gehoor van jonge academici anno 1917 in zijn beroemde rede Wissenschaft als Beruf voorhield dat 'de wereld van zijn betovering losgekomen.' Hij bedoelt dat we ons hebben ontworsteld aan de magie: we weten nu precies hoe het zit. Maar tegelijkertijd is daarmee het domein van de verwondering verkleind of verdwenen.

Maar weten we wel zo precies hoe het ziet? Uit de ontwikkelingen van de natuurwetenschappen in de vorige eeuw blijkt eigenlijk dat alles onzeker en veranderlijk is. Weber weer: 'Als je me nou vraag wat de toekomstvisie is, dan kan ik niet anders doen dan aanhalen wat de profeet Jesaja in hoofdstuk 21 (21:11-12) zegt: 'Wachter, hoe lang duurt nog de nacht?' En dan is het antwoord: 'De morgen komt en ook de nacht. Wilt u iets vragen kom dan terug en vraag het!''. Met andere woorden: volstrekte onzekerheid, zelfs bij de profeet. De filosoof Ad Verbrugge noemt dat een Tijd van onbehagen, de titel van een van zijn boeken.

Daarmee kom ik bij mijn centrale punt: mensen lijken te twijfelen aan de hogere zin van het bestaan. En dat is toch een onbevredigend perspectief, het leven beschouwen als toeval.

Dat blijkt, want men zoekt zekerheid in duidelijkheid. En dat lijkt mij één van de grote bedreigingen: zekerheid zoeken in duidelijkheid. Want duidelijkheid schept vaak valse zekerheden.

En dan terug naar die zingevingsvraag. We maken rituelen in de samenleving mee over het overlijden van 'grote' Nederlanders, en we verbazen ons daarover. Zoveel mensen in de Arena als André Hazes wordt begraven. Wat zou er toch aan de hand zijn?

Dames en heren, dat zijn de holle rituelen die naar mijn gevoel de plaats innemen van het verlies aan zin. En dat brengt ook de rol van de religie in de samenleving opnieuw in perspectief. Die is groeiende. Als de Paus Keulen bezoekt staan er duizenden jonge mensen, en niet alleen omdat hij een Duitser is. Dat zijn opmerkelijke verschijnselen.

Maar er is ook ongemak over de rol van de religie. Welke rol heeft dan de religie in de samenleving? Die van de nuttige idioot, zoals Lenin dacht? Of van de bindende factor, zoals Jean-Jacques Rousseau, en later in zijn spoor Frits Bolkenstein, ons voorhield?

Dames en heren, naar mijn mening kunnen verlichting en religie samen gaan. De Europese geschiedenis heeft dat bewezen. De mens is burger van twee werelden. Want als we kijken naar het verbindende thema wat Europa zou kunnen samenbrengen, dan is dat niet de economie, maar, naar mijn stellige overtuiging, de cultuur.

En het leuke is, dat een man als G.K. Chesterton, een heel merkwaardige maar buitengewoon begaafde Engelse auteur uit het begin van de vorige eeuw, dat ook al constateerde: 'Wat er altijd al van oude dansen en hymen van Europa onvervalst behouden gebleven is, de feesten van Peubas en Pan, die hebben we in onze feestdagen overgenomen. Maar al het andere van onze wereld is van Christelijke oorsprong: de Franse revolutie, de krant, de anarchisten, de natuurwetenschappen en de aanval op het Christendom zelf.'

Merkwaardige uitspraken misschien, maar Chesterton geeft aan dat de openheid die Europa in zijn geschiedenis van de afgelopen eeuwen gekenmerkt heeft, er voor heeft gezorgd dat tegenkrachten de ruimte kregen. Zo ook de noodzakelijke en spannende discussie over de rol van religie in de samenleving van deze tijd. Vertrouwen we alleen op ons verstand of durven we ook die andere wereld waarin we ook deel hebben, de ruimte te geven?

Dames en Heren!

Gezond verstand, een warm hart en historisch besef; dat zijn naar mijn gevoel de drie wezenlijke zaken. Een warm hart voor de ander. En een historisch besef omdat we zijn wie we zijn, deel hebben aan de geschiedenis, aan de tijd voor ons en de tijd na ons.

Dames en heren!

Tot slot een persoonlijke opmerking. 2005 was in politiek en persoonlijk opzicht geen gemakkelijk jaar voor mij. Ook dit jaar kunnen we nog zwaar weer verwachten. Maar we houden goede moed. Hoe kan ik dat gevoel het beste onder woorden brengen? Ik doe dat via een gedicht van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Hij schreef het aan de vooravond van zijn executie door de nazis in april 1945.

Door goede machten, trouw en stil omgeven
Behoed getroost
Zo wonderlijk en klaar
Zo wil ik graag met mijn liefste leven
En met u ingaan in het nieuwe jaar
Door goede machten liefderijk geborgen
Verwachten wij getroost wat komen mag
God is met ons des avonds en des morgens
En zeker met ons in de nieuwe dag

Ik wens u veel heil en zegen in het nieuwe jaar.

Ik dank u voor uw aandacht.

Dit is een ingekorte versie van de toespraak die minister Veerman hield tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van het ministerie van LNV op 9 januari 2006.