Vlaamse overheid

Vlaamse regering
PERSMEDEDELING VAN DE VLAAMSE REGERING VERGADERING VAN 13 JANUARI 2006

Hervorming lerarenopleiding: meer praktijk, meer inhoud en kwaliteit, betere begeleiding, meer samenwerking

Vanaf volgend schooljaar zullen alle stages van studenten lerarenopleiding begeleid worden door mentoren. Ook zullen alle nieuwe leraars in het onderwijs aanvangsbegeleiding krijgen. Sinds nieuwjaar is dit al het geval voor startende leerkrachten in het secundair onderwijs. Op 1/9/2007 worden de lerarenopleidingen zelf grondig hervormd. Met een heldere structuur, het versterken van de inhoud van de opleiding en meer samenwerking wil onderwijsminister Frank VANDENBROUCKE de kwaliteit van de opleiding verhogen. Hij heeft hiervoor 13,9 miljoen euro per jaar veil. De Vlaamse Regering heeft vandaag de plannen goedgekeurd.

Noodzaak van de hervorming

"Deze hervorming zit recht in het hart van mijn onderwijsbeleid", zegt Vandenbroucke. "Goed onderwijs veronderstelt goede leraren. Het is de leraar die elke dag opnieuw in de school ervoor zorgt dat ons onderwijs hoge kwaliteit kent. Goede leraren voor de toekomst opleiden is dus cruciaal."

Jaarlijks starten ongeveer 8000 nieuwe leerkrachten in het onderwijs. Leraar worden kan op drie manieren. Wie kleuterleider, leerkracht
basisonderwijs of regent wil worden, kan daarvoor een 3-jarige opleiding volgen aan de hogeschool. Na een universiteitsopleiding kun je aanvullend een 'aggregaat' halen en daarna les geven in de hogere graden van het secundair onderwijs. Mensen die een andere opleiding gevolgd hebben en soms al een ander beroep uitgeoefend hebben, kunnen via het volwassenenonderwijs een Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid (GPB) verwerven.

In de vorige legislatuur heeft een beleidsevaluatie een aantal knelpunten blootgelegd. De belangrijkste zijn de uiteenlopende kwaliteit van de opleidingen en het feit dat beginnende leerkrachten vaak een praktijkschok ondervinden. Ze hebben in de opleiding te weinig praktijkervaring opgedaan en worden bij de start onvoldoende begeleid. De praktijkschok is ongetwijfeld mee verantwoordelijk voor het hoge aantal startende leerkrachten dat binnen de 5 jaar uit het vak stapt.

Structuur, inhoud en studieduur

Met de hervorming worden nog twee soorten lerarenopleidingen onderscheiden:

- De 3-jarige opleidingen tot kleuterleider, onderwijzer of regent is een geïntegreerde lerarenopleiding van 180 studiepunten (1 studiepunt vertegenwoordigt 25 à 30 uur studiebelasting, een volledig academiejaar omvat 60 studiepunten). In deze opleiding is een stage van 45 studiepunten vervat. Deze opleiding blijft aangeboden als een professionele bacheloropleiding aan de hogescholen
- Daarnaast komt er een specifieke lerarenopleiding van 60 studiepunten, waarvan 30 studiepunten stage. Deze opleiding is bestemd voor studenten die al een diploma behaald hebben in hoger of
volwassenenonderwijs (bv. klassieke filologie, industrieel ingenieur of orthopedagogie) en die in hun discipline alleen nog pedagogisch/didactisch moeten worden gevormd. Deze opleidingen kunnen aangeboden worden door universiteiten,
volwassenenonderwijs en - voor het eerst - hogescholen.

Binnen deze structuur wordt de inhoud van de opleidingen versterkt. Bij de geïntegreerde opleidingen leraar secundair onderwijs zullen de studenten zich voortaan in 2 in plaats van 3 vakken specialiseren. Dat moet voor meer diepgang zorgen en ruimte in het curriculum creëren voor nieuwe aandachtspunten zoals zorg voor leerlingen met specifieke behoeften, omgaan met andere culturen, taalvaardigheid, enz.

Voor de specifieke opleidingen betekent de norm van 60 studiepunten dat het curriculum uitgebreid en versterkt moet worden.

Alle lerarenopleidingen zullen voortaan gebaseerd zijn op dezelfde set basiscompetenties die een leerkracht moet bezitten (bv. taalvaardigheid). Ze leiden ook alle tot hetzelfde diploma, namelijk dat van leraar.

Bij de hervorming is gewaakt over de studieduur. Van specifieke lerarenopleidingen die volgen op een masteropleiding, dalen in principe 30 studiepunten in in een tweejarige master. Daardoor kunnen masterstudenten die dat wensen 30 van de voorziene 120 studiepunten besteden aan het eerste deel van de lerarenopleiding. Als zij-instromers (uit een ander beroep) aan een lerarenopleiding beginnen moet rekening gehouden worden met hun elders verworven competenties (EVC) en eerder verworven kwalificaties (EVK).

Samenwerking

De diversiteit van mogelijkheden om een specifieke lerarenopleiding te volgen, wordt behouden. Men zal in de toekomst dus een specifieke lerarenopleiding aan een hogeschool of universiteit, maar ook aan een centrum voor volwassenenonderwijs kunnen volgen. Maar, aangezien het volstrekt gelijkwaardige opleidingen zullen worden, is samenwerking noodzakelijk.

Instellingen die lerarenopleidingen aanbieden, worden aangespoord om samen te werken. Een universiteit en meerdere centra voor
volwassenenonderwijs zullen bijvoorbeeld in de toekomst een samenwerkingsakkoord sluiten om samen te werken voor de opleidingen waar masters opgeleid worden tot leraar. Ze kunnen hun samenwerking ook structureel per associatie verankeren in een Expertisenetwerk, dat gefinancierd wordt door de overheid.

Deze Expertisenetwerken, die op termijn kunnen uitgroeien tot echte instituten voor
lerarenopleiding per associatie, krijgen heel wat opdrachten: expertise samenbrengen (vb. van vakdidactiek aan universiteiten en praktijkkennis van hogescholen), complementariteit realiseren (vb. zij-instromers voor CVO), expertiseontwikkeling (vakdidactisch onderzoek versterken aan
universiteiten), de vorming van mentoren samen opzetten, personeel uitwisselen, infrastructuur gezamenlijk benutten, enz.

Kwaliteit

Lerarenopleidingen zijn vandaag van een goed niveau. Om leraren van de toekomst te vormen, die alle uitdagingen eigen aan hun job aankunnen, moeten inhoud en kwaliteit hoog blijven. Bij de omvorming naar professionele bachelors is er voor de geïntegreerde lerarenopleidingen al een opwaardering van het curriculum gebeurd. De hervorming bevat ook nog een hele reeks aanzetten tot
kwaliteitsverbetering:

- de verbetering van de praktijkervaring (zie hierna)

- de uitbreiding van het volume van de specifieke lerarenopleidingen tot 60 studiepunten

- de reductie van drie naar twee onderwijsvakken voor de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs

- voor alle leraren geldt voortaan eenzelfde beroepsprofiel en eenzelfde set basiscompetenties die een brede visie inhouden op de professionaliteit van de leraar

- specifieke kwaliteitseisen op het vlak van taalvaardigheid, meertaligheid, kennismaken met onderwijsuitdagingen in een grootstedelijke context, zorg, enz. worden nu expliciet gesteld

- in de - verruimde - stage moeten nieuwe leraren ook kennis maken met een waaier aan verschillende onderwijscontexten; concreet betekent dit dat leraren in de toekomst naast ASO ook in BSO en TSO zullen moeten stage lopen.

Voortaan zullen de lerarenopleidingen onder eenzelfde systeem van kwaliteitszorg vallen, namelijk de visitaties die het hoger onderwijs al kent. De regering kan wel bijkomende evaluaties uitvoeren indien zij daartoe reden ziet.

Praktijkervaring en begeleiding

De hervorming besteedt veel aandacht aan de praktijkervaring van leerkrachten-in-spe. De omvang van de stage is duidelijk vastgelegd: 30 studiepunten voor specifieke lerarenopleiding (in plaats van minder dan 10 nu) en voor de
geïntegreerde 45 (in plaats van gemiddeld 34 nu).

Bij specifieke opleidingen (bv. van een student fysica die leraar wil worden) kan de stage tijdens de vakinhoudelijke opleiding (tot fysicus) gevolgd worden, of erna. De student kan zijn stage ook al werkende vervullen. Hij of zij moet dan een job in het onderwijs zoeken en wordt dan betaald als leerkracht-in-opleiding (LIO) op het niveau waarop een leraar nu zonder pedagogisch bekwaamheidsbewijs betaald wordt. Het grote verschil met vandaag is dat deze leraar-in-opleiding zowel door de school (mentor) als door het opleidingsinstituut intensief zal gevolgd en begeleid worden. Het zal dus om een echt leer-werk-traject gaan. De opleidingsinstelling blijft de LIO mee opvolgen. Dit 'statuut' kan het ook voor zij-instromers aantrekkelijker maken om een lerarenopleiding te volgen.

De begeleiding van stagiairs en startende leerkrachten is momenteel onvoldoende. Wie stage loopt tijdens de opleiding, wordt begeleid door de leerkracht bij wie de stage plaatsvindt, maar voor afgestudeerden die hun 'pedagogisch
bekwaamheidsbewijs' nog moeten halen, of voor startende leerkrachten is momenteel geen begeleiding voorzien.

Scholengemeenschappen zullen daarom mentoren kunnen aanstellen: ervaren leerkrachten die voor een deel van hun opdracht tijd vrij kunnen maken voor de ondersteuning van stagiairs, LIO's en starters. Voor een gewone stagiair gaat het om 1 uur per 2 weken, voor een LIO 1 uur per week en voor een starter 1 uur per drie weken. De vorm van de ondersteuning is niet bepaald (hier worden ook navormingen over georganiseerd), maar wellicht zal het vaak gaan om coachingsgesprekken. De mentor is ook betrokken bij de evaluatie van de stagiair en het assessment van de LIO.

Budget en timing

Een eerste deel van de hervorming is al ingegaan op
1 januari 2006. Sinds nieuwjaar kunnen immers mentoren aangeduid worden voor startende leerkrachten in het secundair onderwijs. In totaal is 1,9 miljoen uitgetrokken om de circa 3000 starters te begeleiden.

Op 1 september 2006 kunnen ook mentoren aangesteld worden in het basisonderwijs, deeltijds
kunstonderwijs en volwassenenonderwijs. Bovendien worden ze dan ook verantwoordelijk voor gewone stagiairs en LIO's in alle onderwijsniveaus. Naar schatting zullen vanaf dan in totaal jaarlijks 20.000 studenten en beginnende leerkrachten begeleid worden. De vervanging van de mentoren zal overeenstemmen met 220 voltijdse jobs.

Vanaf 1 januari 2007 kunnen Expertisenetwerken erkend en gesubsidieerd worden. Hiervoor is 2,9 miljoen euro beschikbaar.

Vanaf 1 september 2007, ten slotte, starten de opleidingen 'nieuwe stijl'. Voor het verder uitbouwen van de specifieke lerarenopleidingen in universiteiten, hogescholen en volwassenenonderwijs is 3,1 miljoen voorzien.

In totaal wordt dus een budget van 13,9 miljoen euro vrijgemaakt voor deze hervorming. Minister Vandenbroucke vindt dit bedrag zeker verantwoord, omdat de lerarenopleiding zo echt leraren van de toekomst kan vormen. Dat is nodig als we iedere leerling de kans willen geven op onderwijs van topkwaliteit.

persinfo : Ward Verhaeghe, woordvoerder van minister Vandenbroucke - tel. 02 552 68 00 e-mail: persdienst.vandenbroucke@vlaanderen.be