Fractie PvdA Rotterdam

PERSBERICHT
Rotterdam, 13 januari 2006

Opvang Keileweg vrouwen stagneert

De PvdA is zeer verontrust over de slechte opvang van de Keilewegvrouwen. Uit de antwoorden van het College op schriftelijke vragen van Bert Cremers blijkt dat het aantal vrouwen in het zorgtraject de laatste 9 maanden nauwelijks is toegenomen. Bovendien presenteert het College de cijfers over het zorgtraject op een dusdanig onduidelijke wijze dat een eerlijke vergelijking over de voortgang van de opvang nauwelijks mogelijk is. Dit is uiteraard onacceptabel en daarom stelt de PvdA weer schriftelijke vragen. Het College moet duidelijkheid geven. Als blijkt dat de opvang inderdaad stagneert wil de PvdA dat er andere projecten, zoals Topscore, worden gesteund om de vrouwen die niet in een zorgtraject zitten een perspectief te bieden.

Ook wil de PvdA weten wat precies de afspraken zijn die met BoumanGGZ gemaakt zijn. Naar onze mening kan het niet zo zijn dat er publiek geld wordt uitgegeven aan prestatieafspraken die niet worden nagekomen.

Voor de redactie

Meer informatie:

Bert Cremers, 06-50251068

Zie onder voor de schriftelijke vragen

Fractie PvdA Rotterdam

Coolsingel 40, 3011 AD Rotterdam

T: 010-417 2105

F: 010-4120845

pvda@stadhuis.rotterdam.nl

www.pvdarotterdam.nl

Coolsingel 40, 3011 AD Rotterdam T: 010-417 2105 F: 010-4120845 E: pvda@stadhuis.rotterdam.nl

Aan het College van Burgemeester en Wethouders

Coolsingel 40

3011 AD Rotterdam

Schriftelijke vragen cf art. 19 van het Reglement van Orde

Betreft: Opvang Keileweg dames

Rotterdam, 13-01-2006

Geacht College,

De beantwoording van 3 januari jl. inzake mijn schriftelijke vragen over de Keileweg op 8 december heeft de PvdA zeer verontrust.

In de beantwoording worden cijfers gepresenteerd die niet rechtstreeks te vergelijken zijn met cijfers die we eerder op 19 april- van het College gekregen hebben. In deze eerdere cijfers werd uitgegaan van uitsluitend verslaafde vrouwen met een vergunning, een totale populatie van 170 vrouwen. In de beantwoording van 3 januari wordt daar tot onze verrassing ook een groep van 68 vrouwen zonder vergunning aan toegevoegd, zodat we ineens over een populatie voor het zorgtraject van BoumanGGZ spreken van 236 vrouwen.

Door deze wijze van presenteren komt de door het college gepresenteerde vooruitgang in het traject in een heel ander daglicht te staan. Wij constateren dat er volgens uw informatie van 19 april 2005 64 vrouwen met een vergunning in de kliniek (fase 2) of in een IBW voorziening (fase 3) zaten. Uit uw antwoord van 3 januari blijkt dat er nu 75 vrouwen met een vergunning (45% van 168) in of een zorgcentrum, of de kliniek, of een IBW voorziening zitten. Dat zou er op kunnen wijzen dat er een zeer bescheiden vooruitgang is geboekt (12 vrouwen in bijna 9 maanden). Helaas wordt zelfs dit beeld onderuit gehaald door het feit dat u op 3 januari ook vrouwen in een zorgcentrum meerekent die in feite nog niet aan een toegeleiding naar beschermd wonen begonnen zijn en dus nog steeds in fase 1 zitten (vinden en binden).

Wij kunnen daarom vooralsnog niet tot een andere conclusie komen dan dat er nauwelijks tot geen voortgang in het project zit. Aangezien er vanaf het begin door het college op is ingezet dat er 170 vrouwen in een zorgtraject (kliniek/intensief beschermd wonen) terecht zouden komen en nu, maanden na de sluiting, nog steeds het grootste deel van de vrouwen (ongeveer 100) niet aan een zorgtraject deelneemt kan er van een mislukking gesproken worden.

Teneinde tot een eerlijke vergelijking te komen heb ik de volgende aanvullende vragen aan u:


* Kunt u aangeven hoeveel vrouwen met vergunning er op 19 april 2005 in de kliniek zaten (fase 2) en hoeveel dat er op 1 januari 2006 waren?
* Kunt u aangeven hoeveel vrouwen met vergunning er op 19 april 2005 in een voorziening voor (intensief) beschermd wonen verbleven (fase 3) en hoeveel dat er op 1 januari 2006 waren?

Het College heeft 170 zorgtrajecten bij BoumanGGZ ingekocht. Wij constateren dat de teller op dit moment rond de 70 blijft hangen. Wij vinden dat BoumanGGZ daarmee zijn verplichtingen niet is nagekomen. Wij vragen ons af welke kosten de gemeente heeft moeten maken ten gevolge van de contractafspraken met BoumanGGZ. Naar onze mening zou de gemeente alleen geleverde prestaties moeten vergoeden.


* Hebben de afspraken met BoumanGGZ naast de AWBZ financiering ook financiële gevolgen voor de gemeente Rotterdam gehad?
* Zo ja, hoeveel zijn dan de kosten voor de Gemeente Rotterdam per traject dat bij BoumanGGZ is ingekocht?
* Is het College met ons van mening dat alleen trajecten die daadwerkelijk geleverd ook betaald zouden moeten worden?
* Is het College bereid eventueel meer betaalde kosten van BoumanGGZ terug te vorderen?

Als blijkt dat BoumanGGZ niet in staat is om het zorgtraject voor de Keilewegvrouwen op orde te krijgen is de PvdA van mening dat de Keilewegvrouwen op een andere manier geholpen moeten worden. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan Topscore.


* Is het College bereid om andere projecten, zoals Topscore, financieel te gaan steunen om de vrouwen die niet een traject van BoumanGGZ zitten toch perspectief te bieden?

Met vriendelijke groet,

Bert Cremers