Antwoorden op kamervragen van Vietsch en Buijs over de opheffing van
klassenverpleging in ziekenhuis
Kamerstuk, 16-1-2006
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DBO-K-U-2648904
16 januari 2006
Antwoorden van minister Hoogervorst op kamervragen van de Kamerleden
Vietsch en Buijs over de opheffing van klassenverpleging in
ziekenhuizen (2050605530).
Vraag 1
Is het waar dat de klassenverpleging in ziekenhuizen is afgeschaft
door een nieuwe beleidsregel van het College Tarieven Gezondheidszorg
(CTG) en dat de klassen 2a en 2b reeds in januari 2004 zijn
afgeschaft?
Antwoord 1
Naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) en de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ),
heeft het CTG op 21 november 2005 een beleidsregel vastgesteld die
inhoudt dat de mogelijkheid om de toeslag klassenverpleging te
declareren met ingang van 2006 is afgeschaft.
In 2005 is een aparte toeslag klassenverpleging ingevoerd die naast de
DBC kon worden gedeclareerd. Daarbij is het formele onderscheid tussen
de verschillende klassen (1 en 2a/b) verdwenen. Omdat
klassenverpleging nog deel uitmaakte van de polissen van de
particuliere ziektekostenverzekeraars, zijn de klassentoeslagen niet
meteen met de DBC-invoering in 2005 afgeschaft.
Vraag 2
Op welke wijze kunnen patiënten na 1 januari 2006 bij een
ziekenhuisopname een een- of tweepersoonskamer bedingen en op welke
wijze kan worden voorkomen dat een kamer moet worden gedeeld met
iemand van een andere sekse?
Antwoord 2
De ontwikkelingen in de ziekenhuiszorg hebben er de afgelopen jaren
toe geleid dat het onderscheid in klassen van verpleging in de
ziekenhuizen in feite is vervallen. Deze ontwikkeling heeft ertoe
geleid dat patiënten veelal slechts in een een- of tweepersoonskamer
worden opgenomen indien dat uit oogpunt van de gezondheidstoestand van
de patiënt noodzakelijk is.
De patiënt die wordt opgenomen in een ziekenhuis kan zijn of haar
voorkeur kenbaar maken, maar het is afhankelijk van het beleid dat het
ziekenhuis op dit punt voert, of die voorkeur ook gehonoreerd wordt.
Vraag 3
Moeten zorgverzekeraars die in 2005 premie geïnd hebben voor
klassenverpleging die niet meer bestond, dit geld retourneren aan hun
verzekerden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
In 2005 hadden de ziekenhuizen nog de mogelijkheid om naast de DBC
klassenverpleging te declareren. Daarom was er in 2005 nog een basis
voor een (aanvullende) particuliere verzekering voor
klassenverpleging.
Vraag 4
Hebt u de beleidsregel van het CTG over afschaffing van de
klassenverpleging in ziekenhuizen goedgekeurd en gemeld aan de Kamer?
Antwoord 4
De betreffende beleidsregel heb ik op 23 december 2005 goedgekeurd.
Het is niet gebruikelijk goedkeuring van beleidsregels te melden aan
de Tweede Kamer. Dit is ook niet in de Wet tarieven gezondheidszorg
opgenomen.
Vraag 5
Bent u van mening dat de polissen van zorgverzekeraars voor 2006
aangepast moeten worden naar aanleiding van het afschaffen van
klassenverpleging? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Vooruitlopend op de vaststelling van de beleidsregel door het CTG
heeft ZN de zorgverzekeraars geadviseerd om met ingang van 2006 in
plaats van het product klassenverpleging in de aanvullende
verzekeringen zogenaamde comfortdekkingen op te nemen. In dergelijke
comfortdekkingen kan dan worden bepaald dat verzekerden een vooraf
vast te stellen financiële compensatie krijgen bij opname in een
ziekenhuis. Deze financiële compensatie kan de verzekerde eventueel
aanwenden om de (comfort-)diensten die ziekenhuizen aanbieden
(aanschaf telefoonkaart voor telefoneren of telefoon aan bed, kosten
televisie en aanschaf krant e.d. bij door derden in het ziekenhuis
geëxploiteerde winkels) te bekostigen. Vervolgens heeft ZN de
zorgverzekeraars eind november 2005 meegedeeld dat de vastgestelde
beleidsregel van het CTG tot gevolg heeft dat met ingang van 2006 het
product klassenverpleging in de aanvullende verzekeringen niet meer
gehandhaafd kan worden in de vorm zoals die tot en met 2005 bestond.
Op het moment dat het CTG de beleidsregel vaststelde, hadden de
zorgverzekeraars veelal hun aanvullende verzekeringen al vastgesteld.
Daarom is niet in alle aanvullende verzekeringen het product
klassenverzekering vervallen dan wel vervangen door een
comfortdekking.
Gelet op de adviezen die ZN terzake aan de verzekeraars heeft gegeven
ga ik ervan uit dat die verzekeraars die voor 2006 nog
klassenverpleging in hun aanvullende verzekering hadden opgenomen, hun
polissen aanpassen in die zin dat ofwel de klassenverzekering komt te
vervallen ofwel wordt vervangen door een comfortdekking. Vervolgens
kan de verzekerde beslissen of hij al dan niet instemt met een
dergelijke comfortdekking.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport