Kenteq: Meer opleidingsplaatsen dan leerlingen in de techniek
Kenteq
Landelijk gezien neemt het aantal mbo-leerlingen af, terwijl de perspectieven voor werk in
de techniek niet overal slecht te noemen zijn. Dat blijkt uit het onderzoek van
kenniscentrum Kenteq naar de ontwikkelingen op de arbeids- en onderwijsmarkt binnen de
metaal, de elektro- en installatietechniek. Tussen de verschillende domeinen zijn
uiteenlopende arbeidsmarktperspectieven en ook per opleidingsniveau zijn er belangrijke
verschillen. Op het hoogste kwalificatieniveau zijn bij alle domeinen de vooruitzichten
voor het vinden van werk gunstig.
Het aantal leerlingen dat in 2005 een opleiding in de metaal, elektro- of
installatietechniek volgde, is ten opzichte van het schooljaar ervoor met ruim vijf
procent gedaald tot bijna 46.000. In de elektrotechniek is de daling het sterkst en voor
alle regio's gelijk. Bij de metaal en installatietechniek zijn wel grote regionale
verschillen te zien. Terwijl het noord- en zuidwesten van Nederland een grote afname van
het aantal leerlingen in de metaal kennen, is het totaal aantal in het zuidoosten
toegenomen. Voor de installatietechniek is voor niveau 1 het leerlingaantal in het noord-
en zuidwesten zelfs toegenomen met respectievelijk 28 en 39 procent.
Voldoende opleidingsplaatsen
Het onderzoek van Kenteq laat een positief beeld zien van de beschikbaarheid van
leerwerkplekken en stageplaatsen, de zogenoemde BPV-plaatsen. In de installatietechniek
zijn ruim voldoende opleidingsplaatsen beschikbaar om aan de vraag te voldoen. Ook voor
de elektrotechniek is het beeld overwegend zeer positief, al zou voor sommige opleidingen
het wenselijk zijn in de toekomst het aanbod aan plaatsen te vergroten, omdat een tekort
dreigt. In de metaal is er een aanzienlijk gedeelte van de opleidingen waar de vraag het
huidige aanbod van BPV-plaatsen overtreft. Voor leerlingen die een opleiding in de
vliegtuigbouw en -onderhoud volgen, is het wenselijk op alle niveaus meer BPV-plaatsen te
creëren. Ook voor de opleiding tot productietechnisch vakkracht dreigt een tekort.
Het percentage van de door Kenteq erkende bedrijven dat één of meer
leerlingen opleidt, is in de installatietechniek het grootst: 65 procent. In de
elektrotechniek en de metaal is het aantal actieve leerbedrijven minder, respectievelijk
38 en 47 procent.
Meer bedrijven, minder werknemers
Het totaal aantal bedrijven binnen de metaal, elektro- en installatietechniek is het
afgelopen jaar met een half procent gestegen. De toename deed zich net als de afgelopen
jaren vooral voor in de metaalbewerking, de werktuigkundige installatietechniek en de
koeltechniek. Voor de overige vakgebieden geldt dat de trendmatige daling van het aantal
bedrijven doorzet.
Het aantal werknemers binnen de bedrijven is verder afgenomen. Deze daling werd zichtbaar
in de elektrotechniek, de metaalbewerking en de metalektro. Tegelijkertijd was er een
stijging van het aantal werknemers in de (werktuigkundige) installatietechniek te zien en
een gelijkblijvend aantal in de koeltechniek. De verwachting van Kenteq is dat deze trend
zich de komende jaren doorzet.
Dit levert voor de installatietechniek het meest gunstige beeld op, terwijl de
werkgelegenheidsverwachting voor de elektrotechniek minder gunstig is. Voor de metaal is
het perspectief voor afgestudeerden op de korte termijn ongunstig te noemen. Maar ondanks
deze verschillen wordt op het laagste opleidingsniveau (niveau 1) voor alle domeinen een
overschot aan personeel verwacht. Het tegenovergestelde geldt voor hoog opgeleid
personeel op niveau 5.
Het arbeidsmarktonderzoek van Kenteq wordt jaarlijks uitgevoerd. Ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt en in het onderwijs worden voor de domeinen metaal, elektro- en
installatietechniek samengebracht en geanalyseerd. In het rapport wordt door het
kenniscentrum niet alleen naar landelijke, maar ook naar regionale trends gekeken.
Noot voor de redactie (