Kenteq: Meer leerlingen in Noordoost-Nederland kiezen voor metaalopleiding op niveau 2

Kenteq

Het aantal mbo-leerlingen dat in Noordoost-Nederland een metaalopleiding op niveau 2 volgt is in schooljaar 2004-2005 met 5 procent toegenomen. Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van kenniscentrum Kenteq naar de arbeids- en onderwijsmarkt in de metaal, elektro- en installatietechniek. De stijging is opmerkelijk te noemen, omdat deze tegen de landelijke trend ingaat.

Naast het noordoosten is alleen in Zuidoost-Nederland op het tweede leerniveau nog een stijging van het aantal leerlingen in de metaal te zien. Verder zijn de leerlingaantallen overal afgenomen. Hoe de regionale verschillen veroorzaakt worden, is niet duidelijk. De verschillen kunnen te maken hebben met de vruchten die een regionaal gevoerd instroombeleid of het tegengaan van leerlinguitval heeft opgeleverd, zo suggereert kenniscentrum Kenteq. Ook een verschuiving van bepaalde opleidingen over schoollocaties zou een oorzaak kunnen zijn.

Ook voor de installatietechniek zijn er per regio flinke verschillen. Hoewel de landelijke daling van leerlingen op leerniveau 4 een percentage van bijna 10 procent kent, is de afname in het noordoosten tot 3 procent beperkt gebleven. Daartegenover staat een forse daling in deze regio van het leerlingaantal op leerniveau 1, 2 en 3. Met name op niveau 1 is het aantal leerlingen flink afgenomen, terwijl in andere regio's het aantal flink is toegenomen. Alleen binnen de elektrotechniek zijn de verschillen tussen de vier regio's die Kenteq onderscheidt te verwaarlozen. Met een daling van ruim 14 procent over alle leerniveaus blijft Noordoost-Nederland een procent boven het landelijke gemiddelde.

Het onderzoek van kenniscentrum Kenteq toont aan dat het aantal leerbedrijven in de noordoostelijke provincies met ruim 1 procent is gedaald, terwijl er landelijk gezien een lichte daling van nog geen half procent plaatsvond. Deze afname wordt vooral bepaald door de afname binnen de elektrotechniek. De andere domeinen laten een lichte stijging zien. Net iets meer dan de helft van alle door Kenteq erkende bedrijven in het noordoosten - 51 procent - leidt één of meer leerlingen in de praktijk op. Dit percentage ligt bijna 3 procent boven het landelijke gemiddelde. Het meest actief zijn de bedrijven in de installatietechniek.

Over het algemeen zijn de perspectieven voor beschikbare leerwerkplekken en stageplaatsen, de zogenoemde BPV-plaatsen, gunstig. Slechts voor enkele opleidingen laat Noordoost-Nederland een afwijkend beeld zien van het landelijke perspectief. Met name op de leerniveaus 2 en 3 wordt voor sommige opleidingen in de installatietechniek en de metaal een tekort aan BPV-plaatsen verwacht. Voor de metaal zijn dat bijvoorbeeld vliegtuigonderhoudsmonteur modificatie/reparatie, plaatlasser en gereedschapmaker. Voor de installatietechniek ligt het verwachte tekort bij de assistent installatiemonteur dakbedekking en de aankomend projecttechnicus CV.

Het aantal werknemers binnen de bedrijven is verder afgenomen. Deze regionale trend wijkt niet af van de landelijke trend. De verwachtingen over de werkgelegenheid op de korte termijn zijn voor de installatietechniek het meest gunstig, terwijl deze voor de elektrotechniek minder gunstig is. Voor de metaal is het perspectief voor afgestudeerden ongunstig te noemen. Maar ondanks deze verschillen wordt op het laagste opleidingsniveau (niveau 1) voor alle domeinen een overschot aan personeel verwacht. Het tegenovergestelde geldt voor hoog opgeleid personeel op niveau 5.

Het arbeidsmarktonderzoek van Kenteq wordt jaarlijks uitgevoerd. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in het onderwijs worden voor de domeinen metaal, elektro- en installatietechniek samengebracht en geanalyseerd. In het rapport wordt door het kenniscentrum niet alleen naar landelijke, maar ook naar regionale trends gekeken.


Noot voor de redactie (