Ministerie van Buitenlandse Zaken

Uw brief Uw kenmerk Ons nummer Datum
DVB/CV-422/05 19 januari 2006

Onderwerp: Nederlandse deelname aan snelle reactiemacht van de NAVO in 2007-2008

Hierbij informeren wij u over de militaire bijdrage die ons land onlangs heeft aangeboden voor deelneming aan de snelle reactiemacht van de NAVO (NATO Response Force, NRF) in de tweede helft van 2007 (NRF 9) en de eerste helft van 2008 (NRF 10). Hiermee geven wij gevolg aan de toezegging van de regering om het parlement van de Nederlandse bijdrage aan de NRF op de hoogte te stellen op het moment van toewijzing, en daarbij voor zover mogelijk de aandachtspunten uit het Toetsingskader toe te passen. De regering zegde dit toe in haar reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over ontwikkelingen op het gebied van crisisbeheersing (zie Kamerstuk 29 521, nr. 5). Aan het eind van de brief wordt ingegaan op enkele wijzigingen in de Nederlandse aanbiedingen voor NRF 7 en NRF 8.

Het Nederlandse aanbod

NRF 9 (tweede helft van 2007)
Nederland heeft de volgende eenheden aangeboden voor deelneming aan NRF9:
- een fregat;

- een mijnenjager;

- twaalf F-16's met ondersteuning.

De totale Nederlandse bijdrage bedraagt ongeveer 500 militairen (van de in totaal ongeveer 25.000 militairen).

NRF 10 (eerste helft van 2008)
De landcomponent van NRF 10 wordt geleid door het Duits-Nederlandse hoofdkwartier, één van de zes High Readiness Headquarters van de NAVO. De bijdrage van de Koninklijke landmacht valt in NRF 10 groot uit, omdat het, uit efficiëntieoverwegingen, gebruikelijk is dat landen die in een bepaalde NRF-rotatie leiding geven aan de landcomponent, ook het grootste deel van de landstrijdkrachten leveren. Nederland heeft de volgende eenheden aangeboden voor deelneming aan NRF 10: . een mijnenjager;
. een bevoorradingsschip;
. twaalf F-16's met ondersteuning;
. twee Patriot afvuureenheden, inclusief commandovoering en logistiek; . de staf van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier met het CIS- en stafondersteuningsbataljon; . een geniebataljon;
. de staf en delen van het Intelligence surveillance target acquisition and reconaissance (ISTAR-) bataljon; . een bijdrage aan de Duitse brigadestaf;
. een afdeling veldartillerie;
. een logistiek bataljon;
. een role 2 veldhospitaal in het geneeskundig bataljon.

De totale Nederlandse bijdrage bedraagt ongeveer 3.150 militairen (van de in totaal ongeveer 25.000 militairen). Het grootste deel hiervan wordt gevormd door de landmachtbijdrage (ongeveer 2.400 personen).

De Supreme Allied Commander Europe (SACEUR) heeft de aanbiedingen van de lidstaten momenteel in beraad en zal binnenkort kenbaar maken welke van de aanbiedingen worden geaccepteerd. Wegens soortgelijke aanbiedingen van verschillende lidstaten hoeft de NAVO namelijk niet altijd van het gehele aanbod van de landen gebruik te maken. Daarbij zal SACEUR eveneens vragen de resterende tekorten alsnog in te vullen.

Elementen van het Toetsingskader

Gronden voor deelneming
De NRF is opgericht door de NAVO-landen, om in de initiële fase van een crisissituatie een toereikend antwoord te kunnen bieden. De NRF kan daarbij zowel worden ingezet voor de handhaving of de bevordering van de internationale rechtsorde als voor de verdediging van het NAVO-grondgebied. Meer specifiek kan de NRF worden ingezet voor onder andere non-combat evacuation operations (NEO), ondersteuning aan 'consequence management' (zoals in het geval van humanitaire operaties of chemische, biologische, radiologische of nucleaire gevallen), crisisbeheersingsoperaties, ondersteuning aan anti-terrorisme operaties en als 'initial entry' strijdmacht in een omgeving die kan variëren van welgezind tot vijandig. De NRF kan zelfstandig maar ook als onderdeel van een grotere strijdmacht worden ingezet. De ontwikkeling van de NRF vordert gestaag sinds de oprichting in 2002. NRF 3 en 4 konden worden ingezet voor operaties in het lage deel van het geweldspectrum. NRF 5 en 6 zijn ook inzetbaar voor de meer veeleisende missies, zoals initial entry-operaties en vanaf NRF7 (of uiterlijk in oktober 2006) bereikt de NRF haar volledige operationele inzetbaarheid. Inmiddels zijn delen van de NRF twee keer ingezet voor humanitaire hulpverlening, te weten in het zuiden van de VS als gevolg van de orkaan Katrina, en in Pakistan na de aardbeving.

Politieke aspecten/mandaat
Omdat de NRF is bestemd voor crisissituaties, kan niet op voorhand worden gezegd onder welke omstandigheden zij zal worden ingezet. Ook kunnen geen uitspraken worden gedaan over het mandaat waarop een eventuele inzet berust. Wel is duidelijk dat een besluit tot inzet van de NRF door de Noord-Atlantische Raad (NAR) wordt genomen, bijvoorbeeld op verzoek van de VN. Hierdoor heeft Nederland invloed op het besluitvormingsproces en op de wijze van inzet. De bevelstructuur van de NRF is op voorhand bekend. NRF 9 en 10 staan onder leiding van het NAVO-hoofdkwartier te Napels. Als inzet van de NRF aan de orde is en Nederlandse eenheden daarbij betrokken kunnen worden of reeds betrokken zijn, zal de regering de Tweede Kamer in beginsel voorafgaand aan de inzet informeren over haar besluit aan de hand van de aandachtspunten in het Toetsingskader.

Deelnemende landen
In het Toetsingskader is vastgelegd dat bij internationale samenwerking een evenwicht moet worden gevonden tussen militaire doeltreffendheid en de wenselijkheid zoveel mogelijk landen te betrekken bij de uitvoering van de operatie. De NRF is een goed voorbeeld van dit gewenste evenwicht. Hoewel aan elke NRF-rotatie veel landen deelnemen, is uit het oogpunt van operationele effectiviteit een koppeling gewenst tussen de nationaliteit(en) van het hoofdkwartier en de militaire eenheden. Dit betekent dat landen die in een bepaalde NRF-rotatie leiding geven aan de landcomponent, ook het grootste deel van de landstrijdkrachten leveren. De bijdrage van de Koninklijke landmacht concentreert zich dan ook in de periodes dat het Duits-Nederlandse hoofdkwartier leiding geeft aan de landcomponent van de NRF, zoals het geval is in NRF 10. Eerder deed dit zich al voor bij NRF 4, in de eerste helft van 2005. Het feit dat een aantal landen uit het oogpunt van operationele effectiviteit een relatief groot deel van de troepen levert, neemt echter niet weg dat aan elke NRF-rotatie een groot aantal landen deelneemt. In NRF 9 en 10 zijn vrijwel alle Navo-lidstaten vertegenwoordigd. Voor NRF 10 geldt dat naast Nederland en Duitsland onder andere ook Noorwegen, Slowakije, Turkije, Roemenië, Polen, Denemarken, Letland, Hongarije, Portugal en Italië een bijdrage hebben toegezegd aan de landcomponent.

Invloed
Via de NAR heeft Nederland invloed op de besluitvorming over de inzet van de NRF. De NAR velt een politiek oordeel over een escalerende crisis en geeft, via het Militair Comité, SACEUR de opdracht tot het uitwerken van inzetopties. Op basis van een advies van het Militair Comité neemt de NAR vervolgens een besluit over de door SACEUR uitgewerkte opties. Vervolgens schrijft SACEUR een operatieplan, waarin de door de NAR gekozen optie verder wordt uitgewerkt. Na het advies van het Militair Comité keurt de NAR het operatieplan goed en geeft hij SACEUR opdracht om met de ontplooiing te beginnen.

Militaire aspecten
Bij de beoordeling van de militair-operationele haalbaarheid van de operatie vormt het mandaat, als grondslag van de operatie, het uitgangspunt. Aangezien nog geen uitspraken kunnen worden gedaan over het mandaat waarop een eventuele inzet berust, kan te voren ook niet over alle militaire aspecten informatie worden geboden. Zo is bijvoorbeeld nog niet duidelijk waar de NRF zal worden ingezet, welke taken in het inzetgebied moeten worden uitgevoerd en welke risico's aan de operatie zijn verbonden.

Door de aard van het NRF-concept zijn een aantal zaken, zoals de bevelstructuur, echter wel op voorhand bekend. NRF 9 en 10 staan zoals gezegd onder leiding van het Navo-hoofdkwartier te Napels. Het commando over de landcomponent wordt tijdens NRF 9 door Italië gevoerd. De landcomponent van NRF 10 wordt geleid door het Duits-Nederlandse hoofdkwartier.

Ook over de geschiktheid van de eenheden kan op voorhand informatie worden gegeven. Eenheden die zijn toegewezen aan de NRF bereiden zich zowel in nationaal als in internationaal verband op een mogelijke inzet voor. De nationale voorbereiding start ongeveer een jaar voorafgaande aan de stand-by periode met de nationale gereedstelling en de training op eenheidsniveau. In de zes maanden voorafgaand aan de stand-by periode vindt de multinationale integratietraining plaats, evenals de NAVO-certificering van de landcomponent en van de NRF als geheel. Hierdoor wordt verzekerd dat alle bijdragen aan de NRF in beginsel geschikt zijn voor de missie. Ook de beschikbaarheid van de eenheden is gegarandeerd, omdat de vulling en samenstelling van een bepaalde NRF-rotatie reeds voorafgaand aan de stand-by periode wordt geregeld. Zo staat NRF 9 stand-by in de tweede helft van 2007 en zijn de aanbiedingen hiervoor in november 2005 gedaan. Dit laat onverlet dat NRF 9 en 10 mogelijk niet in één keer worden gevuld. SACEUR zal daarop in beginsel in een later stadium terugkomen en de lidstaten om additionele bijdragen vragen.

Wijzigingen in de Nederlandse NRF-aanbiedingen

Op 26 april jl. bent u per brief (Kamerstuk 28 676 nr. 19) geïnformeerd over de Nederlandse bijdrage aan NRF 7 en 8. In aanvulling daarop melden wij u dat het Nederlandse aanbod voor NRF 7 is uitgebreid met een Patriot-afvuureenheid en een KDC-10 voor tankerondersteuning. Deze extra aanbiedingen zijn gedaan nadat SACEUR te kennen had gegeven dat er nog substantiële tekorten resteerden voor NRF 7. De complete vulling vanaf NRF 7 is extra van belang, omdat de NRF met ingang van deze rotatie, uiterlijk in oktober 2006, haar volledige operationele inzetbaarheid bereikt. Dit betekent dat de NRF ook operaties in het hoogste deel van het geweldspectrum moet kunnen uitvoeren, hetgeen hogere eisen stelt aan de vulling van de NRF. Met betrekking tot NRF 8 melden wij u dat de regering zich genoodzaakt ziet de bijdrage van een fregat terug te trekken, vanwege de afstoting van fregatten als gevolg van de recentelijk goedgekeurde Marinestudie.

De minister van Buitenlandse Zaken De minister van Defensie

Dr. B.R. Bot H.G.J. Kamp


---- --