Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Brief CareNed Zorgeloos Leven over verdragen met (voormalige) Koninkrijksdelen

Kamerstuk, 19-1-2006

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

19 januari 2006

DBO-CB-U-2644249

Naar aanleiding van uw brief van 5 december 2005, waarin u om een reactie vraagt op de brief van 15 november 2005 van CareNed Zorgeloos leven te Amstelveen over verdragen c.q. regelingen van de (voormalige) Koninkrijksdelen, bericht ik u als volgt.

1. Territoriale werkingssfeer sociale zekerheidswetgeving De regelingen betreffende sociale zekerheid van de afzonderlijke staten, evenals die van de afzonderlijke Koninkrijksdelen, hebben territoriale werking. Voor het Landsdeel Nederland van het Koninkrijk der Nederlanden betekent dat, dat onder meer het stelsel van sociale ziektekostenverzekering is beperkt tot het grondgebied van het Koninkrijk in Europa. Mensen die buiten (het landsdeel) Nederland gaan wonen, zijn in beginsel niet meer verzekerd voor de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving, waartoe ook de sociale ziektekostenverzekeringen behoren, behalve voor zover men in Nederland werkt.

2. Achtergrond bestaande verordenings- en verdragsregelingen De Verordening (EEG) nr. 1408/71 heeft als achtergrond het vergemakkelijken van het Europeesrechtelijke beginsel van het vrij verkeer van werknemers. De verordening beoogt in grensoverschrijdende sociale zekerheidssituaties te voorkomen dat mensen dubbel dan wel in het geheel niet verzekerd zijn. Daartoe zijn regels gesteld over de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels van de betrokken landen. Datzelfde coördinatieprincipe ligt ten grondslag aan de bilaterale sociale zekerheidsverdragen. Deze vinden hun grondslag in de zogeheten wervingsverdragen, die in het verleden met landen buiten de EG zijn gesloten, met het oogmerk om buitenlandse werknemers voor de Nederlandse arbeidsmarkt te werven.

3. Verdragssystematiek
De bovenbedoelde internationale coördinatieregelingen voorzien er ondermeer in dat mensen die recht hebben op een of meer langlopende sociale zekerheidsuitkeringen of pensioenen, waaronder een uitkering of pensioen uit Nederland, aanspraak hebben op medische zorg, zelfs al zijn ze na hun verhuizing naar het andere land, niet verzekerd ingevolge de sociale ziektekostenwetgeving van dat land.

Daarbij geldt de volgende systematiek:
Mensen die naast het Nederlandse pensioen ook een pensioen uit het woonland ontvangen en die voor medische zorg verzekerd zijn op grond van de wetgeving van het woonland, hebben uitsluitend recht op zorg ten laste van het woonland en voor rekening van dat land. Men betaalt dan in Nederland geen premies.
Mensen die geen pensioen uit het woonland ontvangen of die weliswaar wel een pensioen ontvangen maar niet verzekerd zijn in het woonland, hebben ten laste van Nederland recht op zorg, als men verzekerd zou zijn in Nederland als men in Nederland zou wonen. Deze regeling leidt dus niet tot daadwerkelijke verzekering in Nederland, maar geeft wel recht op aanspraken ten laste van Nederland.
Voor het afsluiten van dergelijke verdragen is noodzakelijk dat de Verdragspartner een vorm van sociale ziektekostenregeling kent. Verdragsregelingen zijn in beginsel bilateraal geformuleerd, dat wil zeggen dat de Verdragspartners wederzijds betalen voor zorg die in wederzijdse landen worden genoten door de wederzijdse verzekerden of de verdragsgerechtigden.

4. Verdragsverplichtingen
Omdat er geen verzekering hoeft te zijn, voorzien de internationale sociale zekerheidsregelingen erin dat het land dat de zorg in het woonland moet betalen, daarvoor premie mag inhouden, overeenkomstig de wetgeving van het betalende land.
Dat leidt er dus toe dat indien een persoon ten laste van Nederland recht heeft op zorg, betrokkene premie betaalt alsof hij in Nederland verzekerd zou zijn. Dat betekent: Zvw-nominale bijdrage, Zvw-inkomensafhankelijke bijdrage en AWBZ-inkomensafhankelijke bijdrage.

5. Verdragsaanspraken
De aanspraken waarop men recht heeft zijn niet de aanspraken uit het verstrekkingenpakket van het land dat de kosten betaalt. De aanspraken worden wat de aard en omvang betreft bepaald door de wetgeving van het woonland. De verzekeringsorganen van het woonland zorgen ervoor dat de verstrekkingen worden verleend. Men wordt gelijk behandeld met de verzekerden van het andere land, alsof men volgens de wetgeving van dat land verzekerd zou zijn. Afhankelijk waar men woont, kan dat pakket meer of minder omvatten dan het Nederlandse verstrekkingenpakket. De verstrekkingenpakketten van de afzonderlijke landen zijn immers niet geharmoniseerd. Afhankelijk van de situatie kan dat er zowel toe leiden dat men relatief veel premie betaalt voor een relatief kleiner pakket, als dat men relatief weinig premie betaalt voor een relatief groter pakket.
De reacties uit Spanje van (voormalig) particulier verzekerden en die uit Marokko en Turkije van voormalig ziekenfondsverzekerden laten zien dat niet iedereen gelukkig is met de manier waarop rechten en plichten in de internationale sociale zekerheidsregelingen zijn vormgegeven. Bij het spoeddebat over het eenzijdig opzeggen van zorgverzekeringen van Nederlanders in het buitenland heb ik gezegd dat ik de knelpunten die zich ten aanzien van sommige groepen verdragsgerechtigden kunnen voordoen secuur zal bekijken en waar nodig met de verdragspartners zal bespreken.

6. (Verdrags)regelingen met de (voormalige) Koninkrijksdelen Volgens informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is het staatsrechtelijk niet mogelijk dat onderdelen van het Koninkrijk verdragen met elkaar afsluiten. Er zouden, volgens informatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wel andere mogelijkheden zijn, in de vorm van een Rijkswet of Landsverordeningen.

Ik heb onlangs naar mijn collega van de Nederlandse Antillen mijn bereidheid uitgesproken te bezien welke mogelijkheden er zijn om tot een regeling te komen die vergelijkbaar is met een verdragsregeling. Op verzoek van ambtenaren in Suriname is enige tijd geleden een voorbeeld van een verdragsregeling naar Suriname gestuurd, maar dat heeft tot op heden niet tot nadere reactie uit Suriname geleid. Zou er ook vanuit Suriname belangstelling voor een dergelijke verdragsregeling zijn, ben ik in beginsel bereid de mogelijkheden daartoe te onderzoeken.

7. Projectontwikkelaars in het buitenland
Voor wat betreft de opmerking van CareNed, dat er aan de kant van cliënten en projectontwikkelaars onduidelijkheden en vragen bestaan op het gebied van het zorgbeleid in het buitenland, merk ik het volgende op.

Tot 1 januari 2006 hebben mensen die AWBZ-verzekerd zijn en die in het buitenland wonen ten laste van de AWBZ recht op een (aanvullende) vergoeding ten laste van de AWBZ. Dat betreft mensen die verzekerd zijn ingevolge de Ziekenfondswet en die in een verdragsland wonen, of mensen die in een verdragsland of een niet-verdragsland wonen en vrijwillig AWBZ-verzekerd zijn. Zowel de vrijwillige als de verplichte AWBZ-verzekering voor in het buitenland wonende rechthebbenden op een pensioen, komen met de invoering van de Zorgverzekeringswet te vervallen, voor zover mensen niet in Nederland werken. Voor zover mensen op 31 december van dit jaar in het buitenland recht hadden op vergoeding van kosten van zorg die met een AWBZ-verstrekking vergelijkbaar is, voorziet overgangsrecht erin dat zij dat recht houden.

Met het vervallen van de AWBZ-financiering kan het voor projectontwikkelaars minder aantrekkelijk zijn om in het buitenland zorginstellingen te realiseren. Het realiseren van een verdragsregeling zal hierin geen verandering brengen, tenzij de verdragspartner in het kader van zijn wettelijke regeling ten behoeve van de eigen verzekerden en de verdragsgerechtigden zorg kan contracteren met de door die projectontwikkelaars ontwikkelde zorginstellingen.
Voor de goede orde en mogelijk ten overvloede merk ik nog op, dat de Nederlandse overheid niet verantwoordelijk is voor het realiseren van zorgvormen in het buitenland.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

H. Hoogervorst