Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech minister Dekker t.b.v. RABO Vastgoed d.d. 18 januari 2006 te Amstelveen (Cobra Museum)

Samen bouwen aan Krachtige Steden

Directeur Wetselaar, Dames en heren,

Allereerst wens ik u allen een gezond, gelukkig en succesvol 2006. Dan wil ik het met u hebben over de steden van ons land. De steden waar het leeuwedeel van de Nederlanders woont en werkt. Over de kansen en de bedreigingen waar onze steden, en wij als samenleving, voor staan. Ik geloof dat het afgelopen jaar daar meer dan voldoende aanleiding toe biedt.

Krachtige Steden
Enerzijds zijn maatschappelijke problemen vooral in de steden het eerste of in verhevigde mate voelbaar. Denk maar aan oplopende etnische spanningen of aan concentraties van mensen met sociaal-economische achterstanden waardoor segregatie dreigt. Of aan de recente gebeurtenissen in de voorsteden van Frankrijk. Nederland is Frankrijk niet, maar de dynamiek van uitsluiting is ook hier zichtbaar.
Anderzijds zijn steden de motor van economische ontwikkeling, knooppunten van nationale en internationale bedrijvigheid. En voor hun bewoners zijn steden emancipatiemachines plekken waar van nieuwkomers betrokken Nederlandse burgers worden gemaakt. Waar sociale mobiliteit in de dagelijkse praktijk gestalte krijgt.
Maar steden functioneren ook als motor van sociale en culturele ontwikkeling. Het was in het zinderende Amsterdam van de jaren 50 dat Appel, Corneille en Constant met hun anti-autoritaire en gepassioneerd primitieve kunst een nieuwe samenleving wilden scheppen. En nu zien we aan de IJ-oever van de hoofdstad een concentratie van media en kunsten ontstaan.
De stad van kansen dus en de stad van achterstand. De grote vraag is: hoe brengen we die twee steden bij elkaar? Hoe zorgen we voor aansluiting in plaats van uitsluiting? Hoe maken en houden we de stad aantrekkelijk als plek om te wonen en te werken? Hoe behouden we de hogere en middeninkomens voor de stad?

Hoe maken we onze steden aantrekkelijker als vestigingsplaats voor internationale bedrijven? Uit een onderzoek van TNO (december 2005) blijkt dat de Randstad als vestigingsplaats vergeleken met andere Europese agglomeraties terrein verliest. Hoe keren we dat tij?

VROM werkt vanuit verschillende perspectieven en op verschillende niveaus aan de ontwikkeling van Krachtige Steden in ons land. Door te investeren in de omgeving van HSL-stations. Door via het BIRK de ruimtelijke kwaliteit een impuls te geven, denk aan de tunnel in de Spoorzone Delft of aan de A2 bij Maastricht. Door de stedelijke vernieuwing aan te jagen via de grote pot ISV-geld, de vernieuwende projecten via het IPSV en tempo in de 56 wijken dankzij het Impulsbudget. Door nieuwbouw een duw in de rug te geven met de BLS. Stuk voor stuk gerichte investeringen zonder ons echter blind te staren op de Randstad.

Was 2005 het jaar van afspraken maken, 2006 wordt het jaar van de uitvoering. Met de Nota ruimte komt er meer ruimte voor ontwikkeling. Dankzij de nieuwe Wro en Grondexploitatiewet krijgen gemeenten en regios meer instrumenten om als regisseur op te treden. Laat ik mij hier echter beperken tot de drie pijlers van de woningmarkt waar u actief bent.

Uitvoering: huurbeleid, woningbouw, herstructurering Het huurbeleid wordt geliberaliseerd. Naar verwachting zullen in juli al de eerste uitwerkingen ervan in werking treden. De huurhoogte zal mede worden bepaald door de WOZ-waarde. In ruil voor meer ruimte voor marktwerking, zullen corporaties meer investeren. Zodat de woonconsument ook echt iets te kiezen krijgt. Denk aan middeninkomens die zoeken naar betaalbare koopwoningen in de stad. De woningbouw komt langzaam op stoom. Met de stedelijke regios zijn goede afspraken gemaakt over een forse verhoging van de bouwproductie in de komende vijf jaar. Was 2003 een dieptepunt met minder dan 60.000 opgeleverde woningen, in 2004 was sprake van een voorzichtige stijging tot 65.000. En in 2005 komen we naar verwachting uit op ruim 71.500 woningen. Een tendens die de komende jaren waarschijnlijk doorzet. Opvallend is de toename van het aantal vergunningen voor de bouw van huurwoningen. Corporaties en andere verhuurders ontwikkelen nadrukkelijk weer meer initiatieven.
Ook de stedelijke herstructurering komt op gang. De 56 wijken aanpak blijkt een succes. Op één na zijn in al die wijken concrete afspraken gemaakt. Dankzij de inzet van lokale spelers vooral. Maar ook dankzij de steun van mijn ministerie dat partijen bij elkaar brengt en ze waar nodig met raad en daad terzijde staat. En dankzij de inzet van RABO Vastgoed maar daarover straks meer.
Dat is goed nieuws voor de bewoners van wijken die dreigen af te glijden. Zij krijgen weer zicht op een veilige woon- en leefomgeving. En op aansluiting bij de rest van de samenleving. Want we gaan niet alleen stenen stapelen. Onze aanpak is fysiek en sociaal. Fysieke aanpak is een voorwaarde om tot een integrale aanpak te komen. Huisvesting, openbare ruimte, scholing, werk en sociale veiligheid het hoort allemaal bij een leefbare en dynamische stad.

Luchtkwaliteit
Al met al goed nieuws voor de vastgoedwereld, niet waar? Toch zijn er beren op de weg. De EU richtlijn luchtkwaliteit bijvoorbeeld. Het volledig loskoppelen van ruimtelijke ordening en de normen voor luchtkwaliteit wordt vaak gepresenteerd als dé oplossing voor de stagnatie van ruimtelijke plannen. Sinds jaar en dag betrekken we echter álle relevante belangen inclusief het milieu - bij de ruimtelijke besluitvorming.
Niet omdat het van Europa moet, maar omdat u daar ook zelf, als ondernemers, de vruchten van plukt. In de vorm van zekerheid omtrent investeringen. Want voordat we ergens nieuwe woningen of bedrijven toelaten, kijken we eerst of dat geen milieuknelpunten oplevert. Zo voorkomen we dure verrassingen achteraf.
Toch heb ik, vanwege de aanhoudende maatschappelijke discussie, onderzoek laten doen naar een mogelijke ontkoppeling. Omdat we voor fijn stof in een overschrijdingssituatie verkeren, acht ik de juridische en procedurele risico's te groot. Als de wetgever zelf géén relatie legt tussen ruimtelijke besluitvorming en luchtkwaliteit, doet de bestuursrechter dat alsnog. Met als enig toetsingskader de grenswaarden uit Brussel. Ook kan het Europees Hof van Justitie onze interpretatie van de richtlijn in twijfel trekken. Dat betekent jaren vertraging en terug bij af.
Daarom hebben wij gekozen voor een aanpak waarbij plannen kunnen doorgaan zonder de relatie met luchtkwaliteit los te laten. Met het Wetsvoorstel luchtkwaliteit gaan we over op een juridisch houdbare en flexibele 'koppeling op afstand'.

Toetsing van individuele projecten aan de normen maakt plaats voor toetsing van programma's voor gebieden. Woningbouwprogrammas tot 2000 woningen dragen niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeven dus niet getoetst te worden. De grote programmas koppelen maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit aan belangrijke ruimtelijke investeringen zoals de verbreding van de A15 en de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Een programma moet aantonen dat er een maximale inspanning wordt gedaan om de normen te halen en aangeven wanneer de norm wordt gehaald - in 2010, 2015 of nog later. Na vaststelling van het programma hoeven individuele deelprojecten niet meer getoetst te worden. Geen bureaucratisch circus dus, maar eenvoud.

Omgevingsvergunning
Eenvoud en dus snellere procedures en minder administratieve lasten zijn ook het doel van de omgevingsvergunning, die in 2008 in werking moet treden.
Burgers of bedrijven met ruimtelijke plannen kunnen straks volstaan met één aanvraag bij één loket. Na één procedure volgt één besluit met één beroepsgang. Vooruitlopend hierop is de coördinatieregeling in de Wro opgenomen. Daarmee kunnen alle vergunningen voor een project als één pakketje door de procedures worden geloodst.

Kantorenmarkt
Dan de kantorenmarkt, waar de leegstand volgens een onderzoek van DTZ Zadelhoff inmiddels 13,8% bedraagt. De helft daarvan staat minstens 2 jaar leeg. Als overheid werken we zelf aan de ontwikkeling van gemengde woon- en werklocaties in binnenstedelijke gebieden. Ook commerciële partijen, zoals RABO, doen dat. Maar de markt investeert toch voornamelijk in bedrijvenlocaties en kantorenparken aan de rand van stedelijke gebieden, de zogeheten monofunctionele locaties. Deze bovenkant van de markt krijgt alle aandacht. Er is echter ook een grote categorie onbemiddelbaar. Daar moeten we zoeken naar andere opties.
Hoewel de rijksoverheid relatief weinig leegstand heeft, onderzoekt de Rijksgebouwendienst de mogelijkheden tot herbestemming van kantoren tot woningen. Op het eerste gezicht een kansrijke optie, want veel rijksgebouwen staan in of rondom de stadscentra en lenen zich in een aantal gevallen voor ombouw.
In een vijftal voorbeeldprojecten kantoren, maar ook de monumentale voormalige rechtbank te Roermond en de oude penitentiaire inrichting aan de haven van Hoorn - doet de RGD nu ervaring op. Samen met gemeentes die de bestemmingsplannen moeten wijzigen, met projectontwikkelaars die de woningen moeten realiseren, met wijkcomités en belangengroeperingen voor een breed draagvlak. DGW werkt aan een Handleiding ombouw kantoorpanden tot woonruimte waarin de ervaringen van de Rijksgebouwendienst worden verwerkt. Een handleiding die marktpartijen de weg wijst door het bos van de bouw- en fiscale regelgeving.

Op basis van deze pilots zoeken we naar een optimum tussen verkoopopbrengst en maatschappelijk rendement. Eigenlijk net zo als U zaken doet.
Indien de voorbeeldprojecten leiden tot resultaat, dan krijgt de ombouw van kantoren naar woningen een forse duw in de rug. Ten eerste omdat de RGD zelf een vastgoedportefeuille beheert van ongeveer 7 miljoen vierkante meters, waarvan 3,3% leeg staat. In de markt is dit percentage overigens 13,8.
Ten tweede omdat de projecten van de RGD een voorbeeldwerking hebben. Ten derde omdat Publiek-Private Samenwerking hoog op de politieke agenda staat. En als we bij de projecten ergens ervaring mee opdoen, dan is dat wel met de verdeling van kansen en risicos tussen markt en overheid.
Gemeenten moeten wel alert blijven bij uitgifte van grond. De functies moeten evenwichtig verdeeld zijn.

Corporaties
De verdeling van kansen en risicos brengt mij op het nieuwe arrangement tussen overheid en corporaties. Een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden en een prikkel voor corporaties om meer te investeren in nieuwbouw, stedelijke vernieuwing en beheer van woningen. Hoe een en ander in regels en wetten gestalte krijgt daarover hoort u later dit jaar meer. Dat is alvast één van mijn goede voornemens voor 2006.
Ik wil een heldere scheiding aanbrengen tussen sociale en commerciële corporatie-activiteiten. Waarbij de niet-sociale activiteiten onder dezelfde condities moeten worden uitgevoerd als bij normale commerciële ondernemingen.

Wat betekent dit nieuwe arrangement voor commerciële vastgoedpartijen?

Naar mijn stellige overtuiging zullen corporaties nog meer als trekker optreden bij herstructurering en nieuwbouw. Dit zal leiden tot een grotere investeringsactiviteit, waarop commerciële vastgoedondernemingen kunnen aanhaken.
Het is natuurlijk niet de bedoeling is dat corporaties alle risicos dragen terwijl commerciële partijen de krenten uit de pap halen. Ook voor woningcorporaties dient er sprake te zijn van een redelijke verdeling van lusten en lasten, uiteraard met inachtneming van hun maatschappelijke taak.

In de toekomst zullen corporaties een bod moeten doen op het investeringsplan van de gemeentelijke woonvisie. Ook commerciële partijen kunnen een bod doen, al dan niet in samenwerking met corporaties. Ik wil u als vastgoedondernemers dan ook nadrukkelijk uitnodigen om deze samenwerking met woningcorporaties te zoeken. Maar dit is een beetje een preek voor eigen parochie. Wat de scheiding van commerciële en niet-commerciële activiteiten van corporaties betreft: wie A zegt moet B zeggen. Het geeft geen pas om investeringen in duurdere huur- en koopwoningen te subsidiëren. En of die subsidie van de staat komt of van corporaties zelf, dat maakt niet zoveel uit.

Uw innovatieve initiatief tot de ontwikkeling van het Stedefonds Amsterdam stemt mij dan ook uiterst tevreden en hoopvol. Het zal u niet verbazen dat ik de twee Amsterdamse corporaties met enthousiasme het groene licht heb gegeven. Met het Stedefonds kunnen juist die wijken waar stedelijke vernieuwing het hardst nodig is de komende 5 jaar circa 275 miljoen aan extra investeringen tegemoet zien. Het Stedefonds is een fraai staaltje van samenwerking tussen corporaties en commerciële partijen. Bovendien bewijst het dat er zeker privaat kapitaal te vinden is waarmee de stedelijke vernieuwing een extra impuls kan krijgen. Voor mij het bewijs dat het niet alleen maatschappelijk, maar ook financieel verantwoord is om te investeren in wijken die weliswaar veel problemen kennen, maar die met een beetje steun kunnen boomen.
U heeft daar overigens al eerder goede ervaringen mee opgedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan uw 50%-deelname aan de
Wijkontwikkelingsmaatschappij Rotterdam. De verpauperde en gevaarlijke Witte de Withstraat transformeerde mede door uw inspanning tot een trendy stukje Maasstad. En als het een beetje meezit, krijgt u dat ook met het winkelcentrum Plein 1953 in Pendrecht voor elkaar.

Slot:
Ik zou nu kunnen zeggen dat ik blij ben dat RABO Vastgoed mijn prioriteiten deelt: herstructurering, het behouden van de middenklasse in de stad, verhoging van het bouwtempo. Dat is ook zeker waar. En ik ben ook verheugd over uw plan om afspraken te maken over gebiedsbeheer. Dat helpt onze steden krachtiger te maken. Maar wat mij nog meer verheugt, is dat RABO al tientallen jaren lang bewijst dat maatschappelijk verantwoord ondernemen niet alleen lovenswaardig is, maar bovenal een winstgevende business blijkt te zijn.
En daar gaat het nu om bij de ontwikkeling van Krachtige Steden in en voor ons land. Om de verzoening van economische doelen met sociale. Want als wij slagen, varen niet alleen stadsbewoners maar alle Nederlanders daar wel bij.
Ik hoop dus dat u zich dit jaar aan uw goede voornemens houdt. En nogmaals- dat 2006 voor u allen een gezond, gelukkig en vooral lucratief jaar zal zijn.

Ik dank u wel.