De Nederlandse Bank
Locatie leeg Nederlandse Vereniging Toeleveranciers Bouwsector, Den
Haag
Spreker leeg Dr. A.H.E.M. Wellink
Met plezier geef ik u mijn visie op de Nederlandse economie en op de
vooruitzichten voor de Nederlandse bouwsector. En ook met enig
optimisme. Tussen de vooruitzichten voor de Nederlandse economie als
geheel en de bouwsector bestaat een belangrijke wisselwerking. Niet
verrassend vielen de zware jaren voor de bouw daarom samen met de
economische groeivertraging. Omgekeerd zijn, nu de economie zich
herstelt, de vooruitzichten voor de bouw navenant beter. Voordat ik
nader inga op de recente conjuncturele ontwikkelingen en de
vooruitzichten, wil ik eerst kort stilstaan bij het maatschappelijke
en economische belang van de bouwsector.
Het maatschappelijke en economische belang van de bouw
Wonen, werken, reizen: iedereen heeft dagelijks te maken met de
gebouwde omgeving. De bouwsector bepaalt het gezicht van Nederland en
speelt een belangrijke rol bij het leveren van oplossingen voor
huisvesting en mobiliteit. In maatschappelijk opzicht is de bouwsector
daarom van onmiskenbaar belang. Ook voor de economie is de sector
belangrijk. Laat ik enkele cijfers noemen. In 2004 waren er ruim
72.000 bedrijven actief in de bouwnijverheid, die voor ongeveer
380.000 banen zorgden en een totale omzet van 66 miljard euro
behaalden. Het aandeel van de bouwnijverheid in het bruto binnenlands
product en de werkgelegenheid ligt op ongeveer 5 procent. De
bouwsector levert hiermee een substantiële bijdrage aan de economische
en maatschappelijke ontwikkeling van Nederland.
Relatie met de conjunctuur
Een belangrijk kenmerk van de bouwsector is haar pluriformiteit.
Allereerst zijn er zeer veel spelers in de bouwketen actief, van
projectontwikkelaars tot uzelf, bouwtoeleveranciers. Deze
pluriformiteit komt daarnaast tot uitdrukking in de verschillende
markten waarop de bouwsector actief is, namelijk in
de woning-, utiliteits- en grond-, weg- en waterbouw . Interessant
genoeg blijkt dat, hoewel de bouwsector als geheel erg
conjunctuurgevoelig is, de bedrijvigheid in deze drie deelmarkten op
een andere manier samenhangt met de macro-economische ontwikkeling.
De utiliteitsbouw, welke verantwoordelijk is voor ongeveer eenderde
van de bouwproductie, wordt bijvoorbeeld sterk beïnvloed door de
conjunctuur. Wanneer het goed gaat met BV Nederland, neemt de behoefte
aan kantoor- en bedrijfsruimte snel toe. Dit zorgt voor een extra
vraag in de utiliteitsbouw. Omdat de uitbreiding van het beschikbare
volume enkele jaren in beslag neemt, zien we in de zakelijke
vastgoedmarkt overigens vaak een zogenaamde varkenscyclus optreden:
het aanbod van kantoorruimte kan op korte termijn niet aan de
toegenomen vraag voldoen, waardoor de prijs stijgt. Wanneer vervolgens
de economische activiteit afneemt zitten er doorgaans nog veel
vastgoedprojecten in de pijplijn, terwijl de vraag alweer daalt. Dit
leidt tot oplopende leegstand van kantoorruimte, iets wat we de
afgelopen jaren hebben kunnen ervaren.
De woningbouw en de grond-, weg- en waterbouw zijn vergeleken bij
de utiliteitsbouw veel minder conjunctuurgevoelig. In de grond-, weg-
en waterbouw, waar ongeveer een kwart van de bouwproductie wordt
verdiend, komt dit in de eerste plaats doordat een relatief groot
gedeelte van de productie gerelateerd is aan onderhoudswerkzaamheden.
Zo moeten wegen bijvoorbeeld periodiek opnieuw geasfalteerd worden.
Maar ook de nieuw te bouwen infrastructuur blijkt minder
conjunctuurgevoelig te zijn. Dit komt doordat het vaak om grote
infrastructurele projecten gaat, die jarenlang in beslag nemen om te
worden gerealiseerd.
Ten slotte blijkt dat ook de woningbouw minder conjunctuurgevoelig is
vergeleken bij de utiliteitsbouw. De vraag naar koopwoningen
weerspiegelt vooral veranderingen in de leencapaciteit van de
huizenkopers. Deze leencapaciteit wordt op de korte termijn sterk
bepaald door de rente: bij een hoge rente neemt de leencapaciteit naar
rato af, terwijl een lage rente in een laagconjunctuur juist
compenserend werkt. Op de lange termijn spelen echter ook zaken als de
arbeidsparticipatie en het verstrekkingsbeleid van banken een rol in
de leencapaciteit van huishoudens. Het meetellen van tweede inkomens
heeft bijvoorbeeld de leencapaciteit van gezinnen sterk doen
toenemen.
Recente ontwikkelingen in de bouw
Laat ik nu wat nader ingaan op de recente ontwikkelingen in de bouw.
De bouwsector heeft een aantal moeilijke jaren achter de rug, met name
in de beginjaren van dit millennium. Na het hoogtepunt rond 2000 is de
bouwproductie een aantal jaren flink teruggelopen, met 2003 als
dieptepunt. Dit heeft ook zijn weerslag gehad op de bouwarbeidsmarkt,
zoals de ontwikkeling van het aantal banen duidelijk laat zien. Tussen
2001 en 2004 is het aantal banen in de bouwnijverheid met maar liefst
11,5% gekrompen. Ter vergelijking, over de gehele economie bezien
bedroeg de krimp in het aantal banen slechts 1,5%. Sinds 2004 is de
bouwsector zich weer aan het herstellen. Zo heeft de woningbouw in
dat jaar een spectaculaire groei van bijna 9% laten zien. Bovendien
was de arbeidsproductiviteitsgroei in de bouwnijverheid in dat jaar
erg hoog. Gecombineerd met een beperkte loonontwikkeling heeft dit de
arbeidskosten per eenheid product doen dalen. Dit is gunstig voor de
winstgevendheid van bouwbedrijven.
Conjuncturele vooruitzichten
De bouwsector zit dus weer op het goede pad. Laten we dan nu eens
vooruitkijken. Wanneer we ons willen wagen aan een
toekomstvoorspelling voor de bouwsector is in de eerste plaats de
verwachting over de conjuncturele ontwikkeling van belang. De
bouwsector als geheel is immers zeer conjunctuurgevoelig. Ik ben al
langere tijd van mening dat de Nederlandse economie er in essentie
vrij goed voorstaat: op structureel gebied is er de laatste tijd veel
verbeterd. Zo is er minder langdurige werkloosheid en zijn er meer
ouderen die participeren op de arbeidsmarkt. Maar ook liggen de jaren
van een zwakke conjunctuur nu (eindelijk) achter ons. Naast de export
wordt het herstel sinds kort ondersteund door de particuliere
consumptie. Dit jaar zal naar onze huidige verwachtingen een jaar van
herstel worden. Volgens onze inschattingen komen we voor dit en
volgend jaar op een economische groei van circa 2½% uit, min of meer
in overeenstemming met de verwachtingen van het CPB. De gematigde
ontwikkeling van de lonen ondersteunt het groeiherstel dat voor de
komende jaren wordt verwacht in belangrijke mate. De loonmatiging, in
combinatie met een daling van de waarde van de euro, leidt via een
gunstigere concurrentiepositie tot een betere benutting van de
wereldhandelsgroei, die sterk blijft. De loonmatiging leidt daarnaast
tot een grotere winstgevendheid van bedrijven, hetgeen de
investeringen en de werkgelegenheidsgroei bevordert. Ook de lage rente
werkt als een stimulans voor de investeringen. Van een hogere
werkgelegenheidsgroei gaat bovendien een positief vertrouwenseffect
uit, en daarmee een extra stimulans voor de consumptie. Ook op de
arbeidsmarkt lijkt de langverwachte omslag eindelijk gestalte te
krijgen: naar verwachting groeit de werkgelegenheid met 0,8% in 2006
en 1,4% in 2007.
Onzekerheden
Onze verwachtingen zijn natuurlijk gebaseerd op aannames over externe
factoren, zoals de energieprijzen en de wereldhandel. De ontwikkeling
van de energieprijs is daarbij een belangrijke onzekerheid. Sinds
begin 2002 is de olieprijs meer dan verdrievoudigd. Wat daarbij
zorgelijk is, is dat de prijzen wel eens langdurig op een hoger niveau
kunnen blijven. De discrepantie tussen de vraag naar olie en de
beschikbare productiecapaciteit zal immers niet op korte termijn
verminderen. Door de snelle groei van China en India is de
energievraag omhooggeschoten, terwijl de productiecapaciteit
onvoldoende snel groeit. Het effect van deze hoge energieprijzen is
dat de inkomens van consumenten en de winsten van bedrijven onder druk
komen te staan. Dit drukt vervolgens weer de consumptie en de
investeringen. In welke mate de economische groei onder druk staat
door de hogere olieprijzen is onzeker. De laatste jaren is de
afhankelijkheid van olie als energiebron afgenomen door diversificatie
en efficiëntieverhoging. Hier staat tegenover dat de olieprijzen al
gedurende vier jaar stijgen. Zo langzamerhand beginnen de gevolgen
daarvan te cumuleren tot significante effecten. Een binnenlandse bron
van onzekerheid blijft het tempo van herstel van de particuliere
consumptie. De jongste cijfers laten weliswaar zien dat de consumptie
voorzichtig begint aan te trekken, maar het consumentenvertrouwen is
nog steeds in historisch perspectief laag.
Vooruitzichten bouw
Ondanks deze onzekerheden ben ik vooral optimistisch. De Nederlandse
economie staat er in zijn fundamenten gezonder voor dan de afgelopen
jaren en nu de conjunctuur wereldwijd aantrekt, zijn de
groeivooruitzichten voor de Nederlandse economie goed. Voor de
bouwsector is dit gunstig. TNO deelt mijn optimistische visie: in de
laatste Bouwprognoses wordt voor dit jaar een groei van bijna 3%
geraamd en voor de daaropvolgende jaren (2007-2010) verwacht zij een
groei van de bouwproductie met ruim 2% per jaar. De groei is daarbij
vrij breed verdeeld over de diverse deelmarkten. Ook gunstig is dat er
in de nabije toekomst wat meer ruimte voor de winstgevendheid van
bouwbedrijven ontstaat. Graag wil ik nu wat nader ingaan op de
onderliggende verwachtingen voor de verschillende deelmarkten.
Woningbouw
Allereerst de woningbouw. Nederland wordt nog steeds geconfronteerd
met grote tekorten op de woningmarkt. Niet alleen zijn er te weinig
woningen, ook de samenstelling van het aanbod is problematisch. Zowel
in het huur- als in het koopsegment is er een groot tekort aan
kwalitatief goede woningen, met name in de steden. Overigens wordt in
dit verband vaak verwezen naar de hypotheekrenteaftrek, zonder daarbij
stil te staan bij de aanbodkant van de woningmarkt. Dit is in mijn
ogen een belangrijke omissie. Het aanbod van nieuwe woningen reageert
nauwelijks op prijsstijgingen, waardoor de toename van de woningvraag
zich vertaald in een hogere prijs. Voor nieuwkomers op de woningmarkt
is het daarmee moeilijk geworden om geschikte en betaalbare woonruimte
te vinden. Ze blijven daarom in hun huurwoning, waardoor de
doorstroming te wensen overlaat en ook het huursegment suboptimaal
functioneert.
Om de problemen op de woningmarkt aan te pakken volgt het kabinet
diverse sporen. Allereerst heeft zij expliciete afspraken gemaakt
over de productie van nieuwbouwwoningen: in 2010 moet het woningtekort
gereduceerd zijn tot 1,5% van de woningvoorraad. Het gaat dan om een
woningproductie van 445.000 woningen tussen 2005 en 2010. Ten tweede
worden het ruimtelijke ordeningsbeleid versoepeld en bouwprocedures
vereenvoudigd. Dit is een belangrijk streven, omdat de lage
prijsgevoeligheid van het aanbod voor een deel samenhangt met de
instituties en regelgeving op de woningmarkt. Denk hierbij aan het
gebrek aan bouwlocaties door strenge regels voor de ruimtelijke
ordening, de lange en vele procedures om de grond juridisch bouwrijp
te maken en de steeds hogere bouwtechnische en milieueisen. Dit
laatste werpt bovendien drempels op voor buitenlandse toetreders en
beperkt de mededinging die nodig is voor een gezonde markt. Om de
problemen in het huursegment aan te pakken, wordt het huurbeleid
gradueel geliberaliseerd. De verruiming van het huurbeleid wordt
gekoppeld aan afspraken met woningcorporaties en andere verhuurders om
meer te bouwen. De modernisering van het huurbeleid beoogt ook via
kwaliteitsverbetering tot hogere investeringen te leiden. Wanneer de
kwaliteit beter tot uitdrukking komt in de huurprijs worden
woningcorporaties aangezet om hierin te investeren.
Deze maatregelen zijn kortom gericht op een verdere flexibilisering
van de woningmarkt. Dit is voor de bouwsector een goede ontwikkeling.
Een relatief groter woningaanbod zal uiteindelijk leiden tot
gunstigere voorwaarden en scherpere prijzen voor kopers en
investeerders. Deze worden dan ook weer gestimuleerd om meer
vergunningen aan te vragen.
Utiliteitsbouw
Ik wil vervolgens ingaan op de vooruitzichten voor de utiliteitsbouw.
Zoals ik al heb aangegeven is er in de zakelijke vastgoedmarkt vaak
sprake van een zogenaamde varkenscyclus. Dit betekent dat nu de
economie weer aantrekt, er wederom veel kantoren nodig zijn om de
werkgelegenheidsgroei bij te houden. Door de leegstand kan dit voor
een deel worden opgevangen. Problematisch is echter de substantiële
kwalitatieve mismatch in de zakelijke vastgoedmarkt. Doordat de
investeringen in de zakelijke vastgoedmarkt de afgelopen jaren fors
zijn gedaald, voldoen veel bestaande kantoren niet meer aan de
kwaliteitseisen van nu. Ze zijn te oud en inefficiënt. Dit betekent
dat een groot deel van de groei in de utiliteitsbouw zal bestaan uit
renovatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Grond- water- en wegenbouw
Ten slotte ben ik van mening dat er ook in de grond- water- en
wegenbouw belangrijke kansen voor de Nederlandse bouwsector liggen.
Weliswaar worden op korte termijn een aantal grote
investeringsprojecten, zoals de Betuweroute en de Hogesnelheidslijn,
afgebouwd. Tegelijkertijd zal een inhaalslag worden gemaakt met het
achterstallig onderhoud aan de infrastructuur. Het kabinet beschouwt
de verbetering van de bereikbaarheid als een belangrijke doelstelling.
Terecht, want mobiliteit en een goede bereikbaarheid zijn van cruciaal
belang voor de economische groei en de internationale
concurrentiepositie van ons land. Op de iets langere termijn staan er
bovendien weer belangrijke grote infrastructurele projecten op stapel.
Ik noem hier de mogelijke ontwikkeling van de Zuiderzeelijn en het
project Ruimte voor de rivier, en op een meer regionaal niveau de
realisatie van de Noord-Zuidlijn, de Randstadrail en de Hanzelijn.
Conclusie
Laat ik afronden. De Nederlandse conjunctuur herstelt zich, en dat is
positief nieuws voor de bouwsector. De prognoses zijn goed. Daarbij is
het in mijn ogen belangrijk dat de bouwsector blijft investeren in het
realiseren van een gezonde, transparante, en innovatieve sector. Dat
geldt voor iedere sector, maar des te meer voor de bouw vanwege de
negatieve aandacht die zij heeft gekregen, onder meer door de
bouwfraude en de parlementaire enquête. Het is nu zaak om vooruit te
kijken en het geschade vertrouwen van consumenten in de bouwsector
blijvend te herstellen. Investeringsbeslissingen zijn immers lange
termijn beslissingen, waarbij het vertrouwen van consumenten een grote
rol speelt. Uit een recente DNB studie over vertrouwen blijkt dat er
een positief verband bestaat tussen vertrouwen in instituties en het
consumentenvertrouwen. Mensen die meer vertrouwen hebben in de
deskundigheid en integriteit van bestuurders van financiële
instellingen, in de integriteit van het bedrijfsleven en in het
parlement, hebben ook meer vertrouwen in de economische situatie in
Nederland. Het verwezenlijken van de ambitie van de bouwsector een
gezonde, transparante, en innovatieve sector te maken is in mijn ogen
dan ook de beste waarborg voor een duurzame groei van de bouwsector.
[s?root.de_kennisBank.Nieuws__persberichten___speeches.DNB.Speeches_20
06.Speech_president_Wellink_over_'De_Nederlandse_economie_en_de_bouwse
ctor__vooruitzichten_en_kansen'] leeg