Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake stand van zaken Medefinancieringsstelsel - bijlage

VERSLAG Informatiebijeenkomst MFS 26 januari 2006

Op donderdag 26 januari 2006 vindt op het Ministerie van Buitenlandse Zaken een informatiebijeenkomst over het nieuwe Medefinancieringsstelsel (MFS) plaats, onder leiding van de heer Rob de Vos, Plaatsvervangend Directeur Generaal Internationale Samenwerking (plv.DGIS). Na een nadere toelichting vanuit het ministerie over de uitgangspunten van het MFS is er gelegenheid voor het stellen van vragen. Professor Hans Opschoor, vice voorzitter van de in oktober 2005 ingestelde Adviescommissie Beoordeling MFS en de secretaris van de Adviescommissie hebben vragen beantwoord over het beoordelingstraject. Vanuit het maatschappelijk middenveld waren circa 80 organisaties vertegenwoordigd (ruim 120 personen).

Uitgangspunten MFS
Het voorbereidingstraject is uitvoerig geweest, waarbinnen velen uit het maatschappelijk middenveld hebben geparticipeerd. Als resultaat van dit proces is een aantal kwalitatief goede producten gereedgekomen die tezamen de ruggengraat vormen van het nieuwe stelsel. Deze documenten zijn recentelijk aan de Tweede Kamer aangeboden. Het gaat hierbij om de subsidieregeling, het beleidskader, beoordelingskader en het financieel reglement. Inmiddels is ook het aanvraagstramien ter beschikking gekomen en gepubliceerd. Naast het MFS zal het ministerie in 2007 ook in overleg treden met SNV en PSO over de invulling hun relatie met het ministerie.

Met het nieuwe MFS wordt ingespeeld op de nieuwe tijdgeest met duidelijke en transparante verantwoordingsprocessen, de Nederlandse burger vraagt in toenemende mate om een meer heldere verantwoording van de bestede belastinggelden. Beseft dient te worden dat 15% van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking wordt besteed aan maatschappelijke organisaties. In het najaar van 2005 is de Tweede Kamer een resultatenrapportage aangeboden met betrekking tot het bilaterale kanaal. In de toekomst zal ook het multilaterale- en particuliere kanaal worden betrokken bij de volgende rapportages.

Centrale kernbegrippen in het MFS zijn: kwaliteit, partnerschappen en samenwerkingsverbanden, partnerrelaties met het Zuiden, ruimte voor innovatie en complementariteit. De uitgangspunten van het MFS (beleidskader, beoordelingskader) zijn uitgebreid in meerdere Algemeen Overleggen aan de orde geweest. Een Kamermeerderheid is hiermee akkoord gegaan. Over deze uitgangspunten is dus geen discussie meer mogelijk, vragen om verduidelijking hierover kan uiteraard wel. Via de MFS - website MFS (www.minbuza.nl/mfs) zullen binnenkort veel gestelde vragen en de bijbehorende antwoorden worden opgenomen. Alle voor de aanvraag relevante documenten zijn op dit moment reeds te raadplegen.

Uit de tot dusver binnengekomen vragen blijken drie aspecten van het MFS veelvuldig terug te keren:

- de 25% eigen bijdrage te realiseren vanaf 1 januari 2009
- de inrichting van samenwerkingsverbanden
- het financieel reglement
Deze drie elementen zullen allereerst aan de orde komen, waarna in het tweede deel van deze bijeenkomst door de heer Opschoor een toelichting zal worden gegeven op
---

de werkwijze van de Adviescommissie en de inrichting van het beoordelingstraject en het aanvraagstramien.

Vanuit het ministerie is het volgende toegelicht naar aanleiding van eerder binnengekomen vragen.

Eigen bijdrage van 25%
De 25% eigen bijdrage regeling is door de minister ingesteld om het maatschappelijk middenveld onafhankelijker te maken van BZ/OS - subsidie. De eigen bijdrage dient te worden aangetoond ten opzichte van alle inkomsten van de organisatie en niet alleen op de door de organisaties ingediende aanvraag. Via BZ verkregen subsidiemiddelen die worden verstrekt aan andere organisaties kunnen door de ontvanger niet worden aangemerkt als `eigen bijdrage'.

Samenwerking
Het MFS wil samenwerking stimuleren en concrete inspanningen hiertoe zullen positief worden beoordeeld. Samenwerking kan in verschillende vormen worden uitgevoerd en hoeft daarom ook niet per definitie van financiële aard te zijn:
- Organisaties dienen afzonderlijk een aanvraag in en beschrijven hierin hoe wordt samengewerkt met andere organisaties (`los verband'); iedere organisatie rapporteert over zijn aandeel in deze samenwerking in relatie tot de toegekende subsidie.

- Samenwerken onder één penvoerderschap. Hierbij werken meerdere organisaties in één aanvraag samen. Eén van de deelnemende organisaties, met Nederlandse rechtspersoonlijkheid, vraagt subsidie aan. Tussen deze penvoerder ­ de subsidieaanvrager - en BZ wordt de subsidierelatie aangegaan, waardoor er sprake is van een één op één relatie in juridische zin. De penvoerder draagt derhalve de volledige verantwoordelijkheid voor de verplichtingen die voortvloeien uit de beschikking, zoals het indienen van rapportages. Hoe de samenwerking onderling tussen de verschillende partners die deelnemen aan het samenwerkingsverband is een interne kwestie. De penvoerder is immers aansprakelijk. Onder het MFS wordt per organisatie één subsidie toegekend; derhalve kan een penvoerder naast de gezamenlijke aanvraag geen eigen aanvraag meer indienen. Indien de penvoerder binnen een samenwerkingsverband ervoor kiest een eigen aanvraag in te dienen dan zal de organisatie de gezamenlijk met andere organisaties uit te voeren activiteiten dienen te integreren in de eigen aanvraag.

- Samenwerking onder een aparte rechtspersoonlijkheid: er kan ook gekozen worden voor een samenwerkingsverband met ten behoeve waarvan een eigen rechtspersoon. Deze rechtspersoon dient eveneens te voldoen aan alle voorwaarden en kan een zelfstandige aanvraag indienen. Deelnemende organisaties in dit samenwerkingsverband kunnen daarnaast een eigen aanvraag indienen, uiteraard niet voor hetzelfde programma en/of activiteiten.


---

Financieel reglement
Het financieel reglement omvat de beheersregels en richt zich op de financiële verantwoording. Veranderingen in vergelijking tot de huidige programma's MFP en TMF betreffen vooral de 25% eigen bijdrage en het afschaffen van de 9% algemene kosten vergoeding (AKV). Er is gekozen voor afschaffing van dit percentage om inzicht te krijgen in de koppeling tussen "resultaten" en ''middelen." Per aanvraag kan zo beter worden beoordeeld of de kosten in verhouding staan tot de resultaten. Het door Financiën voor het Rijk geïntroduceerde VBTB (van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording) is voor DGIS uitgangspunt geweest bij het hanteren van de verantwoordingsmethodiek op basis van de DRAM en SMART systematiek. Meer zichtbaarheid van de koppeling tussen doelen en middelen is dus ook een uitgangspunt voor het MFS.

Vragen en antwoorden
Onderstaand de vragen en antwoorden met betrekking tot bovenstaande punten.

Vraag (PLAN Nederland): een 25% regeling is eveneens van toepassing op het uitvoeren van activiteiten in Nederland, waarop is dit gebaseerd en waarom moeten deze activiteiten zichzelf terugverdienen?
Antwoord: Het verschil tussen activiteiten gericht op naamsbekendheid, draagvlak, educatie en voorlichting is vaak niet eenvoudig aan te geven. Daarom zijn deze activiteiten in één mand gedaan; hierbij is rekening gehouden met de CBF-norm van 25% over de kosten bij de werving van particuliere fondsen. Het gaat er ook niet om dat elke activiteit zich individueel voor 25% terugverdient, maar om het totaal aan activiteiten.

Vraag (HIVOS) omtrent deze "kleine" 25% regeling met betrekking tot activiteiten in Nederland en kostenposten als educatie, draagvlak en lobby. Hoe kunnen deze activiteiten zich deels zelffinancieren? Er is geen donateur te vinden die hiervoor geld ter beschikking wil stellen; de mensen willen dat hun geld in het veld terecht komt. Zou graag speciale aandacht willen vragen voor dit knelpunt. n.b. deze vraag krijgt veel bijval vanuit de zaal. Antwoord: Gerealiseerd wordt dat dit door veel organisaties als een praktisch probleem en knelpunt wordt ervaren. Het zal onder de aandacht worden gebracht van de minister.

Vraag (Press Now): Moeten bij het penvoerderschap alle organisaties de organisatie toets uitvoeren zoals opgenomen in het aanvraagstramien? Antwoord : Nee, het gaat hier om het beleid en de organisatie van de penvoerder. Bij de beoordeling zal op dit onderdeel alleen worden gekeken naar de penvoerder, als waarborg voor de verleende subsidie. Het is aan de penvoerder om de samenwerking met de andere organisaties te verantwoorden. Het ministerie treedt niet in de onderlinge relaties binnen het samenwerkingsverband.

Vraag (HOM) : Welke bestaande en nieuwe actoren zijn er in Nederland om mee samen te werken?
Antwoord: Het MFS wil vernieuwing stimuleren, hetgeen onder andere betekent dat niet alleen met de traditionele en gebruikelijke actoren wordt samengewerkt, maar dat naar nieuwe actoren wordt gezocht, zoals bijvoorbeeld actoren het bedrijfsleven. Het is aan uzelf om dit te motiveren en uit te werken.
---

Vraag (HIVOS) : Wordt de "grote" 25% regeling per programma of organisatie gehanteerd en betekent dit dat er bij samenwerking tussen organisaties geld van een andere organisatie bij de samenwerking worden opgeteld? Het zal het ministerie niet verbazen dat ook samenwerking wordt gezocht tussen organisaties om aan dit criterium te kunnen voldoen.
Antwoord : Het gaat om een 25% eigen bijdrage van de indienende organisatie. Bij samenwerkingsverbanden onder één penvoerder gaat het er om wat op de rekening van de penvoerder staat. Bij de penvoerdersconstructie is de juridische partij de penvoerder en daar gelden dus alle voorwaarden voor.

Vraag (Woord en Daad) : Mag bij een penvoerderschap het door de penvoerder ontvangen geld direct worden overgemaakt naar de andere partners zodat zij zelf het geld kunnen overmaken naar hun zuidelijke partners? Antwoord : Ja dat is mogelijk. Het ministerie treedt niet in de wijze waarop binnen het samenwerkingsverband de onderlinge verantwoordelijkheden zijn verdeeld.

Vraag (HOM) : Zijn er ook inhoudelijke relaties mogelijk? Er wordt vooral gesproken over financiële relaties? En als de organisatie financiering ontvangt van een andere organisatie wie moet dan de 25% realiseren?
Antwoord: Het MFS wil samenwerking bevorderen en dat betekent juist dat er niet altijd geld aan te pas komt. Het is daarom belangrijk dat de aangegane relaties, samenwerking en partnerschappen zo helder mogelijk worden beschreven in de aanvraag. Wanneer de meerwaarde goed voren komt betekent bij wijze van spreken extra punten in de score. De 25% eigen bijdrage dient te worden gerealiseerd door elke aanvrager van de MFS-subsidie.

Vraag (Waste) : Met betrekking tot het beheersmodel : in hoeverre heeft de accountant daar aan het eind van het jaar een rol in? Zijn er bepaalde verplichtingen waaraan moet worden voldaan? Is een accountantsverklaring vanuit partnerlanden nodig en zijn er verdere verplichtingen?
Antwoord : Bij samenwerkingsverbanden is het de penvoerder die rapporteert. Het gaat erom dat de organisaties in hun aanvraag beschrijven hoe hun financiële relatie met hun zuidelijke partners is ingebed. Er hoeft niet een accountantsverklaring vanuit het Zuiden te worden overlegd voor elke partner. Wel is het zo dat de aanvragende organisatie die partners in het Zuiden financiert, moet beschrijven hoe de onderlinge financiële verantwoording wordt geregeld conform het gestelde in het financieel reglement.

Tenslotte zijn voor afsluiting van het eerste deel van de bijeenkomst nog enkele vragen ten aanzien van andere, meer algemene onderwerpen gesteld.

Vraag (HOM) De Millennium Development Goals worden bij het thema mensenrechten niet als leidraad gekozen, wat dient hier wel als referentiekader en hoe wordt dat gewogen?
Antwoord : Een rechtenbenadering is belangrijk, deze wordt ook door het ministerie gehanteerd binnen de bilaterale samenwerking. Leidend hierin is het academisch werk van de Wereldbank, opgesteld door Daniël Kaufmann. Hij heeft een groot aantal indicatoren ontwikkeld over de effectiviteit van hulpmiddelen in relatie tot mensenrechten en goed bestuur. Hierbij wordt de link gelegd tussen de effectiviteit
4

van de hulpinspanningen en de vooruitgang die wordt geboekt. Dat is een goed handvat.

Vraag (Sharenet) : Er heerst verwarring of er gewoon MFS subsidie moet worden aangevraagd of dat er een overgangssubsidie mogelijk is nadat de TMF-subsidie afloopt.
Antwoord : Er zijn geen tussentijdse rondes gedurende de periode 2007-2010, dus alle organisaties waarvan de TMF - subsidie tussentijds afloopt kunnen een subsidieaanvraag indienen voor de periode na afloop van hun subsidie tot en met 2010. Dat is dus in sommige gevallen voor 2 jaar. Ook dergelijke aanvragen moeten uiterlijk 22 april 2006 ingediend zijn. De organisatie kan deze aanvraag inhoudelijk formuleren zijnde een verlenging van de huidige TMF ­ subsidie. Het is echter ook mogelijk om totaal ander voorstel, gericht op andere activiteiten in te dienen.

Vraag (KNCV) : Hoe passen de meer specifiek thematische organisaties in het MFS? De indruk bestaat dat sterk gefocused wordt op de hoofdlijnen van het Nederlandse OS-beleid? Wat kunnen wij verwachten?
Antwoord : Uitgaande van de relevante themaparagraaf past het KNCV binnen de kaders met focus op TBC, malaria en HIV/Aids. De thematische kaders staan vast en zijn opgenomen in de annex bij het beleidskader. Sommige organisaties zullen beter dan anderen passen bij de geldende thematische focus.

Vraag (KNCV) : Hoe kunnen organisaties bijdragen aan de resultatenverantwoording van het ministerie aan de Tweede Kamer?
Antwoord : In de toekomst zal naast het bilaterale kanaal ook vanuit het particuliere kanaal worden gerapporteerd over de behaalde resultaten. Hoe dit zal worden opgepakt is nog niet besproken. Nader overleg zal plaatsvinden. Ten behoeve van de MDG rapportage wordt reeds overleg gevoerd met vertegenwoordigingen vanuit het maatschappelijk middenveld.


---

Beoordelingstraject

De vice-voorzitter van de Adviescommissie MFS, Hans Opschoor geeft een inleiding over het beoordelingstraject.

In oktober 2005 heeft de Adviescommissie MFS opdracht gekregen tot het uitwerken van het beleidskader. Dit heeft in overleg met het veld plaatsgevonden, na terugkoppeling zijn de definitieve kaders voor beoordeling vastgesteld. Het aanvraagstramien is een operationalisering van het beoordelingskader. Een uitgewerkt voorbeeld van een fictieve organisatie is tevens op de MFS-website te vinden.

De kwaliteit van het voorstel en van de organisatie zijn belangrijk en moeten gezien worden als randvoorwaarden voor subsidiëring. Complementariteit, partnerschap en innovatie zijn tevens belangrijke elementen. Waarbij de Commissie zich terdege realiseert dat innovatie een moeilijk meetbaar aspect is. Wat je gaat meten moet je kunnen terugvertalen naar de doelstelling. Dit is in het aanvraagstramien doorgevoerd.
Uitgangspunt van het beoordelingskader en dus ook van het aanvraagstramien is de ketenbenadering; deze is gericht op de vaststelling van het bereik. Het gaat erom dat de resultaten in de keten zichtbaar worden; welke doelgroepen zijn bereikt en wat zij kunnen zij hiermee doen. Niet alles is kwantificeerbaar, er moeten dan ook geen getallen worden genoemd waar dat niet kan. Er moet zoveel mogelijk worden geobjectiveerd; naast harde data tellen plausibiliteitaspecten ook mee. Het aanvraagstramien is een `one size fits all'-stramien voor zowel kleine als grote organisaties, als logisch gevolg van het ineenschuiven van de programma's TMF en MFP. Dit kan voor TMF-organisaties complex zijn en voor de MFO's overkomen als een keurslijf.

Speciaal voor nieuwkomers wordt er binnen MFS een apart window gereserveerd, waarvoor in totaal 40 miljoen beschikbaar is (10 miljoen per jaar). Omdat deze nieuwkomers niet langs dezelfde meetlat gelegd kunnen worden als het bestaande veld, telt het ontbreken van een track record niet mee. Ze moeten daarentegen wel aantonen dat zij daadwerkelijk iets aan het huidige veld toevoegen vanuit de doelstelling innovatie.

Het aanvraagstramien bestaat, naast de drempelcriteria, uit twee delen: een voorsteltoets en een organisatietoets. Omdat de nadruk op de inhoud van het voorstel ligt, weegt de voorsteltoets twee keer zo zwaar mee in de beoordeling als de organisatietoets. Voor de organisatietoets moet wel een minimum worden gehaald. Hierbij geldt het track record als het belangrijkste element. In de voorsteltoets ligt de nadruk op doelmatigheid, de verwachte meerwaarde van de vernieuwende elementen, samenwerkingsrelaties en de inzet op innovatie. Complementariteit is door het ministerie open en toegankelijk ingevuld, er wordt geen rigide opvatting gehanteerd. Wel wordt verwacht dat er omtrent complementariteit duidelijk beargumenteerde keuzes worden gemaakt.


6

Vragen en antwoorden
Onderstaand de vragen en antwoorden met betrekking tot het aanvraagstramien. De vragen zijn door de Adviescommissie respectievelijk het ministerie beantwoord.

Vraag (Press Now): In het stramien onder punt 3a op pagina 10 van het aanvraagstramien staat een vraag over de `vertegenwoordiging van de zuidelijke partners in het dagelijk bestuur van de organisaties.' Dit punt is ook eerder in de gesprekken over het beoordelingskader tussen de Adviescommissie en het maatschappelijk middenveld aan de orde geweest. Daarbij is vanuit het veld naar voren gebracht dat het opnemen van partners in het eigen bestuur zou kunnen leiden tot belangenverstrengeling omdat partners dan gaan beslissen over middelen aan partners worden toegekend. Vervolgens is ook naar voren gebracht dat dit in strijd is met de CBF criteria. Naar aanleiding van dit gesprek is door de Commissie toegezegd dat dit punt niet zou terugkeren.
Antwoord : Het CBF is hier zeer duidelijk over. Daar wordt gesteld dat die partners waarmee u een financiële relatie heeft niet meer dan voor 1/3 in uw bestuur vertegenwoordigd kunnen zijn of zeggenschap kunnen hebben over het bestuur. In het overleg met het veld is ook gezegd "als wij het hebben over zuidelijke partners wil dat niet zeggen dat u automatisch daarmee ook een financiële relatie heeft". Wat er in het beoordelingskader is gehanteerd richt zich op de structurele invloed van de partners waarmee u werkt. Dat wil de Commissie graag weten. Maar er is geen norm die wordt opgelegd.

Vraag (Press Now) : Op pagina 22 van het aanvraagstramien wordt gesproken over annex 6 `'subsidievoorstel programma'. Is dit de aanvraag zelf? Antwoord : Het stramien is een vertaling van het beoordelingskader en gaat uit van de informatie die de Adviescommissie nodig heeft om de beoordeling te kunnen maken. Het kan zijn dat een organisatie al een programma heeft uitgeschreven waar alle relevantie informatie in is opgenomen. Indien dit zo is dan kan dit worden bijgevoegd en kan ernaar worden verwezen. Het betekent echter niet dat het verplicht is om apart een dergelijk programma te schrijven als het niet voor handen is. Geprobeerd is in het aanvraagstramien de essentiële informatie te identificeren die nodig is om alle voorstellen op een eenduidige manier te kunnen beoordelen.

Vraag (Save the Children) : Is er een maximum ten aanzien van het aantal pagina's van de aanvraag?.
Antwoord : Er geldt geen maximum of een minimum. Elke organisatie is immers verschillend, door een maximum aan te geven kunnen bepaalde organisaties worden benadeeld, dan zou het als keurslijf worden gehanteerd. In de toelichting op het aanvraagstramien is aangegeven dat de antwoorden de hoofdlijnen moeten bevatten, waarbij verwezen kan worden naar het uitgewerkte programma als dit aanwezig is. Eventuele verwijzingen dienen helder te zijn (titel document, relevante pagina's) om te kunnen worden meegenomen. Wanneer een organisatie bijvoorbeeld een beleidsnotitie heeft over het partnerbeleid dan is het logisch dat deze notitie het uitgangspunt vormt voor de beantwoording.


7

Vraag (Save the Children) : Is er een vuistregel of iets dergelijks hoeveel procent van het programma aan monitoring mag worden besteed?
Antwoord : De AKV is afgeschaft omdat zichtbaarder dan voorheen moet worden gemaakt hoe de link wordt gelegd tussen de beoogde resultaten en de middelen. Monitoring is van belang om de voortgang van de activiteiten te bewaken, hetgeen betekent dat een goed monitoringsbeleid de nodige middelen kost. Maar er wordt vanuit het ministerie niet voorgeschreven welk percentage hieraan besteed mag worden. De middelen die hiervoor worden gereserveerd moeten de organisaties zelf onderbouwen en verantwoorden. Een vuistregel stellen is niet goed mogelijk omdat binnen MFS uiteenlopende organisaties zullen gaan indienen: de grootte van de organisatie, het type activiteiten, de interventiestrategieën die worden toegepast zijn factoren die per organisatie verschillen.

Vanuit het ministerie is niet vaak geconstateerd dat er teveel aandacht aan monitoring wordt besteed. Uit de OESO-DAC rapportages blijkt dat Nederland op het gebied van monitoring en evaluatie er slecht uitkomt. Nederland heeft veel middelen, veel mensen houden zich bezig met diverse thema's maar we volgen onvoldoende de voortgang. Wij willen deze systemen graag beter ontwikkelen en moedigen MFS ­ aanvragers aan dit ook te doen. Het ministerie pleit er natuurlijk niet voor dat achter elke interventie een compleet team van 5 tot 10 personen wordt ingezet t.b.v. de monitoring.

Vraag (ICCO ): De eisen die voor het MFS worden gesteld waar het gaat om resultaten en de zichtbaarheid hiervan zijn anders dan in de afgelopen periode. We worden nu gevraagd het track record op te schrijven volgens de normen die naar de toekomst gelden en niet volgens de normen die eerder golden. Dat dwingt ons zo ongeveer om alles dat we de afgelopen drie jaar hebben gedaan opnieuw te moeten doen. Is dat de bedoeling van de Commissie?
Antwoord : Wat de Commissie heeft gedaan is het track record operationaliseren. De Commissie is geïnteresseerd in : een organisatie heeft financiering gekregen en daarmee is een aantal zaken met de partners ondernomen en die partners hebben daardoor capaciteiten ontwikkeld. Kennis, geld en informatie is overgedragen en die partners hebben daarmee activiteiten ontwikkeld. De partners hebben vervolgens een doelgroep bereikt waardoor zij hun capaciteiten hebben kunnen versterken.

Is die doelgroep er nu echt beter op geworden? Dit is het ketenperspectief dat de Commissie heeft geïntroduceerd en dit is doorvertaald naar het track record. Wij willen weten wat er met de mensen is gebeurd waarmee de MFS - organisatie samenwerkt en waarop de activiteiten zijn gericht. Het kan zijn dat de informatie anders gegroepeerd moet worden, hier en daar bijgesteld. Maar het zal niet nodig zijn om alles helemaal opnieuw te doen. Wel zal elke organisatie moeten bezien welke informatie waarover u reeds beschikt voor deze aanvraag relevant is. Met een goed track record profileert een organisatie zich goed. Het kan echter niet neerkomen op een 1 op 1 knip-en-plak vanuit de monitoringsverslagen, er zal een vertaalslag moeten worden gemaakt.


---

Vraag (AMREF) : Wij zijn een jonge organisatie en willen iets weten over de drempelcriteria. Er is aangegeven dat je in minimaal 2 landen werkzaam moet zijn. Kun je met 1 land beginnen die valt onder de DAC 1 lijst en je programma dan verder uitbouwen naar tweede land en later zelfs naar meerdere landen? Wij overwegen nu een voorstel voor Somalië in te dienen maar de aansturing hiervan zal plaatsvinden vanuit Kenia.
Antwoord : De nieuwe DAC lijst is onlangs beschikbaar gekomen en gaat niet meer uit van een onderscheid tussen DAC 1 en DAC 2. Alle activiteiten in landen die op de nieuwe lijst voorkomen komen in aanmerking voor financiering. U kunt de lijst raadplegen via de website van de OESO en u kunt hiernaar ook doorklikken via de MFS - website.

Wat betreft de uitvoering van de voorgestelde activiteiten, deze dienen inderdaad in meer dan één land plaats te vinden. Het kan zijn dat een organisatie op dit moment alleen beschikt over een track record m.b.t. één land, maar de MFS ­ aanvraag zal betrekking moeten hebben op meerdere landen. Zowel Somalië als Kenia staat op de nieuwe DAC lijst.

Vraag (NIZA) : Op pagina 10 wordt verwezen naar Jaarplan 2005 en in de bijlage wordt verwezen naar Jaarplan 2006. Graag helderheid hierover. Antwoord: Het indienen van het jaarplan 2006 geldt alleen voor de grote aanvragen.

Vraag (NIZA) : Onder partnerbeleid wordt in het aanvraagstramien gevraagd naar institutionele capaciteit. Als je het hebt over capaciteitsversterking dan kan dit gaan over verschillende niveaus en daar is verder in het beoordelingskader niets over terug te vinden. Wel is door de Commissie aangegeven dat het hier niet gaat om bijvoorbeeld thematische capaciteitsopbouw maar institutionele capaciteitsopbouw. Hoe wordt dit gedefinieerd?
Antwoord : De Commissie heeft een vorm moeten vinden ten behoeve van het aanvraagstramien voor die organisaties die meerdere programma's hebben en organisaties die er maar één hebben. Het risico bestond dat op verschillende plaatsen naar dezelfde informatie zou worden gevraagd. Daarom is de aanvullende opmerking opgenomen, om het onderscheid aan te geven. In het eerste deel dient te worden aangegeven wat de MFS ­ organisatie doet aan het versterken en ondersteunen van de institutionele capaciteiten van de partnerorganisaties: de capaciteiten die de organisatie nodig heeft om als instituut goed te kunnen functioneren, het versterken van de organisaties en de rol die zij spelen in de eigen samenleving. Dit moet worden losgekoppeld van de meer praktische capaciteitsversterking die in het programma zit ingebouwd. Dat dient namelijk te worden uitgelegd bij het onderdeel "de logica van het programma."

Aanvullende vraag (NIZA) : U bedoelt dus met de meer gewone capaciteitsopbouw `human recourses development' en `organisational development' en met institutionele capaciteitsopbouw het functioneren van de organisatie binnen hun samenleving, hun netwerken met andere organisaties, eventueel lobby capaciteiteiten richting hun overheid?
Antwoord : met institutionele capaciteit wordt vooral gedoeld op de capaciteit die de organisatie als instituut nodig heeft. Dat is iets anders dan de meer technische capaciteit die nodig is om de activiteiten op zich goed uit te kunnen voeren.


---

Vraag (PWC) : Wat wordt er gevraagd ten aanzien van het accountantswaarmerk. Komt er bijvoorbeeld een protocol?
Antwoord : Inderdaad, er komt een protocol over waarover in februari nog nader overleg plaatsvindt. Wanneer de beslissingen ten aanzien van de subsidietoekenning worden bekendgemaakt dan zal dit als bijlage worden toegevoegd.

Vraag (Zeister Zendingsgenootschap) :er wordt onderscheid gemaakt tussen organisaties die al eerder geld toegekend hebben gekregen van DGIS en een duidelijk track record hebben en de `jonge honden'. Nu is er nog een 3e categorie waar het ZZG onder valt : wij bestaan al 200 jaar, we zijn ook niet erg innovatie gericht want we hebben juist alle modegrillen overleefd. Hoe worden dergelijke organisaties beoordeeld? Wij hebben een duidelijk track record maar dat is altijd met eigen middelen geweest.
Antwoord : U kunt als organisatie heel goed een track record presenteren gebaseerd op uw eigen middelen dat gerelateerd is aan datgene wat u wilt gaan doen. U geeft zelf aan niet te passen in de categorie "jonge honden", maar wel een nieuwe organisatie die voor het eerst subsidie wil aanvragen. U zult dan aan dezelfde eisen als alle anderen moeten voldoen om subsidie te verkrijgen.

Vraag (Dokters van de Wereld) : Komen het beoordelingskader en het aanvraagstramien ook in het Engels beschikbaar?
Antwoord : Alleen het beleidskader zal in het Engels beschikbaar komen, op dit moment wordt het vertaald. Het MFS is bestemd voor Nederlandse organisaties en wij gaan ervan uit dat er voldoende mensen werkzaam zijn binnen deze organisaties die het Nederlands beheersen. Uiteraard is het toegestaan de aanvraag in het Engels op te stellen.

Vraag (Dokters van de Wereld) : Wij hebben momenteel een TMF-subsidie t/m 2008. Dus wij moeten alleen voor 2009 en 2010 aanvragen. Kan ik er vanuit gaan dat als het moment daar is ­ wanneer 2009 begint ­ om een voorstel dat wij nu gaan indienen aangepast kan worden? Inhoudelijk, maar met hetzelfde budget. Antwoord : Dit jaar moet de aanvraag worden ingediend voor de periode 2009-2010. Na goedkeuring zal het jaarplan worden besproken met de betreffende themadirectie binnen DGIS. Dit betekent dat in het jaarplan 2009 kan worden aangegeven dat het voorstel op basis van gewijzigde omstandigheden en/of laatste ontwikkelingen noodzakelijkerwijs moet worden aangepast. Die aanpassingen dienen wel in het verlengde van het reeds goedgekeurde voorstel te liggen. Als het gaat om geheel nieuwe ideeën, kan niet op voorhand toestemming worden verleend.

Vraag (Nederlands Helsinki Comité) : We willen gaan samenwerken met een Britse organisatie en met hen een voorstel indienen. Is dit mogelijk en zo ja, krijgen wij dan ook geld voor de door hen te maken kosten?
Antwoord : Het gaat er om dat het uw aanvraag is waarvoor subsidie wordt gevraagd. Een aanvraag met activiteiten waarvoor u de verantwoordelijkheid neemt. Wanneer u daarbij een soort onderaannemer heeft die voor u deels activiteiten uitvoert dan mag dat ook een buitenlandse organisatie zijn.

Vraag (Nederlands Helsinki Comité) : Wij hebben een TMF subsidie lopend tot en met 2010 en willen graag daarnaast nog een ander voorstel indienen.
10

Antwoord : Dat kan helaas niet, er is maar één subsidie tegelijkertijd over dezelfde periode mogelijk.

Vraag (CILC) :eerst een opmerking: Veel organisaties werken niet vanuit een financiële relatie met partners. Dit wil ik graag ook aan de beoordelingscommissie doorgeven omdat het risico bestaat dat wij worden gezien als doorgevers van geld aan partners in het zuiden. Mijn vraag is "spelen we straks voor alles of niets" of kan het zijn dat bepaalde onderdelen gefinancierd gaan worden en andere delen niet? Antwoord : Gekeken wordt naar de aanvraag in zijn totaliteit. Het is dus niet zo dat de Commissie zegt onderdeel A wel en onderdeel B niet om op die manier te proberen het gemiddelde scoringspercentage dat dan resteert op te krikken. Het kan echter wel zo zijn dat een lager bedrag wordt toegekend vanwege allerlei redenen: financieel maar ook inhoudelijk.

Allereerst wordt de totale beoordeling uitgevoerd, vooral ook de organisatie analyse die dient voldoende te zijn om überhaupt voor financiering in aanmerking te kunnen komen. Daarnaast is er de voorstel toets waarbij wordt gekeken naar de programma's die u als organisatie wil gaan uitvoeren. Daarbij kan het inderdaad zo zijn dat het ene onderdeel beter scoort dan het andere. Bij de totale beoordeling wordt gekeken naar al deze aspecten maar het eerste uitgangspunt is de hele score ten aanzien van het presteren van de organisatie. En dan komt ook aan de orde : hoe staat het met de aangevraagde middelen, is er sprake van overvraging. Als er in totaal door alle organisaties meer wordt aangevraagd dan er beschikbaar is, dan komt het moeten korten om de hoek kijken.

Aanvullende vraag (CILC): Stel een organisatie vraagt 10 miljoen aan, de aanvraag wordt als goed beoordeeld maar er kan minder worden toegekend vanwege een schaarste aan middelen. Dient de organisatie dan de kaasschaafmethode te hanteren?
De Commissie zal een cijfer gegeven voor het totale programma en dat is bepalend voor de toekenning. Ik heb begrepen dat er in het verleden bij dit soort gevallen met een herziening kon worden gekomen binnen een bepaalde periode. Het is goed mogelijk een dergelijke methode toe te passen.

Aanvullende vraag (CILC): een organisatie heeft meerdere programma's die allemaal in aanmerking zouden komen voor volledige subsidiering, maar dit is niet mogelijk vanwege de beschikbare fondsen. Gaat de Commissie dan bepalen op welke programma's er wordt gekort of is dit aan de organisaties? De Commissie heeft nog niet onder ogen gezien hoe concreet om te gaan met het korten van aanvragen in het geval van overvraging. De Commissie zal dit op korte termijn bepalen na intern overleg.

Vraag (HOM): Indien een organisatie regionaal werkt, maar niet alle landen staan op de DAC ­ lijst, moet het programma dan worden opgeknipt? Antwoord : De huidige DAC lijst is zoals aangegeven zeer uitgebreid, landen die hier niet op staan kunnen niet worden opgenomen in de subsidieaanvraag. Vanuit de eigen bijdrage kunnen dergelijke activiteiten gewoon gefinancierd worden.

Vraag (Sharenet) : Wij zijn een Nederlandse netwerkorganisatie, onze huidige TMF subsidie loopt af eind 2006. Onze organisatie doet aan kennis en
---

deskundigheidsbevordering onder leden en dat zijn ontwikkelingsorganisaties in Nederland die in het Zuiden werken. Wat zijn onze kansen bij een MFS aanvraag? Antwoord : Uiteraard kan er vandaag niets worden gezegd over kansen van aanvragen. Het uitgangspunt van het MFS is capaciteitsopbouw van de partners in het Zuiden. Dat is de hoofddoelstelling van de financiering van de organisaties. Dat betekent dat er bij de beoordeling veel punten in dit kader zijn te vergeven.

Vraag : Wordt de huidige in uitvoering zijnde TMF-evaluatie meegenomen bij de beoordeling? En zo ja, op welke wijze?
Antwoord : De uitkomsten van de TMF evaluatie komen voor het ministerie te laat beschikbaar. De doelstelling was om de resultaten beschikbaar te hebben als input voor het beoordelingskader alsmede voor de Adviescommissie. Dat is niet gelukt. Het is echter wel goed om terug te kijken in het kader de verantwoording. De hoofdlijnen die uit deze evaluatie naar voren komen zullen aan de Commissie worden meegegeven als inspiratie voor het beoordelingstraject. Maar het is niet zo dat de resultaten van individuele organisaties ­ zo is de TMF evaluatie ook nooit bedoeld ­ mee gaan wegen bij het beoordelingsproces van de nieuwe aanvraag. Tenzij een organisatie het zelf als track record wil meenemen.

Vraag (NCIV) : Wat de verplichte bijlagen aan Jaarverslagen en Jaarrekeningen over de afgelopen twee jaar betreft : kan worden volstaan met deze documenten over 2003 en 2004 omdat wij over 2005 nog niet klaar kunnen hebben op 22 april? Antwoord : Ja, dit is mogelijk.

Vraag (Free Voice): Wat gebeurt er met een organisatie die als grote organisatie indient maar net niet voldoet aan de zwaardere criteria? En wat gebeurt er als gekort gaat worden als gevolg van onvoldoende middelen en we op een lager totaalbedrag gaan uitkomen?
Antwoord : Wanneer een organisatie een grote aanvraag indient wordt deze beoordeeld als zodanig. Elke organisatie dient van tevoren voor zichzelf te bepalen of men voldoet aan de criteria. Daarop zal worden beoordeeld, de competitie wordt aangegaan in die categorie. Of de aanvraag gehonoreerd gaat worden hangt geheel af van de kwaliteit.

Vraag (Stichting Vluchteling) : Wat `needs assessments' betreft : Onze organisatie is werkzaam in post conflict gebieden. Hierdoor is het moeilijk van tevoren de omstandigheden en de activiteiten in te schatten. Is het toegestaan om een needs assessment uit te voeren en deze mee te nemen in de aan te vragen doorlopende subsidie?.
Antwoord : Een eventuele uit te voeren needs assessment zal voor eigen rekening komen. De aanvraag moet worden ingediend op basis van wat de organisatie op dit moment weet en daarop zal worden beoordeeld.

Vraag (HOM) : Er wordt vooral gesproken over financiële relaties terwijl er al eerder is aangegeven dat er verschillende soorten relaties mogelijk zijn. Hoe beoordeelt de Commissie de meer strategische en inhoudelijke partnerschappen? Antwoord : Er zijn vele redenen om met organisaties samenwerken. Een financiële relatie waarbij activiteiten van een partnerorganisatie worden ondersteund is er een van. Maar er zijn inderdaad vele andere relaties mogelijk. Dit kan allemaal worden
12

uitgelegd in de aanvraag. Maak duidelijk hoe de partners waarmee wordt gewerkt een structurele invloed kunnen hebben op uw beleid.

Aanvullende vraag (HOM): hoe gaan wij hierbij om met vragen naar transacties e.d., zoals die in het aanvraagstramien terugkomen? Als hier punten voor gegeven worden is dat nadelig voor organisaties als het HOM. Antwoord : Partnerschappen zijn een veel breder begrip dan financiële relaties. In het aanvraagstramien is zelfs een hele paragraaf over partnerschappen opgenomen waar dit naar voren komt.

Vraag (Save the Children ) : Waar is er ruimte in het aanvraagstramien om in te gaan op het lerend vermogen in de keten? Ik zie daar wel ruimte voor in de Organisatie- toets maar dat gaat over het heden en het recente verleden. Bij de voorbereidende gesprekken tussen de minister en de Commissie is er voor het lerend vermogen, vernieuwing en innovatie veel aandacht geweest. De Commissie is met name geïnteresseerd in hoe de organisaties dit nu doen en hoe het lerend vermogen is geïnstitutionaliseerd. Relevante zaken in de toekomst komen aan de orde bijvoorbeeld in het partnerbeleid en bij innovatieve elementen.

Vraag (Save the Children) : graag verduidelijking over paragraaf 1 "consistentie van de strategische keuzes" waar het gaat om de meerjarige planning op organisatie niveau. Save the Children werkt op meerdere thema's in meerdere regio's. In onze MFS aanvraag willen we 1 thema in 1 regio onderbrengen. Is het de bedoeling dat wij onder paragraaf 1 toch ­ in die tabel ­ al onze programma's en de verschillende thema's in samenhang ga presenteren? En dat ik op pagina 16 onder programma A het MFS programma onderbreng? Of moet ik mij op pagina 1 alleen maar richten op mijn MFS-thema?
Antword : Bij paragraaf 1 gaat het inderdaad om het bredere verhaal en vervolgens dient te worden ingezoomd op de programma's waarvoor financiering wordt aangevraagd.

Vraag (Plan Nederland) : Er wordt gevraagd naar beschikbare externe evaluaties. Welke bedoelt u? Als Plan Nederland hebben wij de laatste jaren er heel wat uitgevoerd voor ons eigen programma.
Antwoord : Het gaat om de meest recente, relevante evaluaties. Indien u verwijst in uw aanvraag naar evaluaties stuur deze dan ook als annex mee. Vooral grotere organisaties beschikken over meerdere evaluaties, maak een realistische keus.

Vraag (Plan Nederland). Kunt u de DRAM systematiek verduidelijken? Antwoord : Doelen, Resultaten, Activiteiten en Middelen betekent DRAM. De Adviescommissie heeft het als volgt toegepast. In onderdeel 4 dient de logica van het programma te worden toegelicht. Dat betekent dat de resultaten worden uitgesplitst op het niveau `output': wat doet de MFS organisatie met de partners en welke capaciteiten ontwikkelen de partners hierdoor. `Outcome' verderop in de keten richt zich op de vraag: welke capaciteiten gaat de doelgroep ontwikkelen. Dat is namelijk niet hetzelfde. Kijk ook naar het gegeven voorbeeld op de website: de doelgroep wordt beroepsmatig opgeleid. Dit zal de MFS organisatie niet zelf doen, dit is aan de partners. De MFS organisatie richt zich meer op het ondersteunen van de partnerorganisaties bij het ontwikkelen van de cursussen.
13

In de DRAM paragraaf gaat de Commissie de beoogde resultaten op verschillende niveaus bekijken en de link naar met de te ondernemen activiteiten. De MFS organisaties worden verzocht uit te werken welke middelen horen bij de door de ketenpartners uit te voeren activiteiten. Dus zowel `output' als `outcome' moet DRAM worden uitgewerkt. Dit is de toepassing van de ketenbenadering op een serie actoren.

Afsluiting
De bijeenkomst wordt door de voorzitter afgesloten met het benadrukken van de volgende punten:

- Over de methodiek voor het korten van de aanvragen in geval van overvraging zal nadere informatie op de website worden geplaatst nadat de Commissie dit punt heeft uitgewerkt.

- Er is kennelijk nog enige onduidelijkheid over de te volgen DRAM-systematiek en de begrippen input/output en outcome/effect. Ook hier zal op de website nader worden ingegaan.

- Capaciteitsontwikkeling en institutionele opbouw is de essentie van ontwikkelingssamenwerking. Over de invulling hiervan is een dialoog met het maatschappelijk middenveld gewenst.

- De uiterste indieningtermijn voor MFS-aanvragen is 22 april 2006 en dit geldt voor alle aanvragen.


14


---- --