Den Haag, 28 januari 2006

PvdA: dring onnodige babysterfte in Nederland terug!

De PvdA vindt het ontbreken van een gevoel van urgentie en het achterwege blijven van gerichte maatregelen om de babysterfte in Nederland te verlagen onacceptabel. Babysterfte is een ernstig probleem waarbij ook de overheid verantwoordelijkheid draagt. Het feit dat 9% van de babysterfte met verloskundige zorg te maken heeft, vraagt om concrete actie op korte termijn. Daarom komt de PvdA met een eigen voorstel om onnodige babysterfte terug te dringen. De cijfers spreken voor zich:

In 2003 heeft een groot Peristat -onderzoek in opdracht van de Europese Unie plaatsgevonden. De situatie in Nederland werd vergeleken met vijftien landen. Nederland bleek een van de landen met de hoogste babysterfte te zijn. Gemiddeld is de sterfte in de eerste maand na de geboorte in Europa drie per 1.000 geboortes, in Nederland is dat vier.

In Nederland overlijden jaarlijks 1.400 baby s voor of meteen na de geboorte (ofwel zeven op de duizend). In Finland en Zweden ligt dat aantal 30 tot 35% lager. Hiermee wordt geconcludeerd dat Nederland tot de middenmoot behoort.

In november 2005 publiceerde het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) een uitgebreide studie naar het audit-systeem, een controlesysteem waarmee in Nederland het overlijden van kinderen vóór, tijdens en tot 1 week na geboorte in kaart wordt gebracht in 3 regio s. Uit die studie blijkt dat de huidige registratie geen volledig beeld geeft van wat in de praktijk gebeurt rond zwangerschap en geboorte. Uit dit onderzoek bleek dat per duizend baby s 13,4 baby s overlijden. Daarvan is ongeveer een op de tien (9 procent) in verband te brengen met suboptimale factoren rond verloskundige zorg.

Babysterfte is een belangrijke maatstaf voor de beschaving van een land. Sociaal economische gezondheidsverschillen worden dan ook in cijfers over perinatale sterfte het meest zichtbaar. Alle tot nog toe verschenen onderzoeken laten zien dat het op dit punt vijf voor twaalf is. De Partij van de Arbeid is van mening dat voor de hogere babysterfte in Nederland verschillende factoren zijn aan te wijzen. Het beleid dient dan ook aan te grijpen op meerdere punten. Etnische culturele en sociaal economische factoren veroorzaken problemen in de toegankelijkheid van de verloskundige zorg. Daarnaast speelt predispositie voor een aantal ziekten een rol bij allochtone vrouwen. Dit zou juist aanleiding moeten zijn al vóór het begin van de zwangerschap en zeker in een vroeg stadium van de zwangerschap begeleiding te bieden. Het is een absolute noodzaak om verloskundigen in staat te stellen meer tijd, begeleiding, voorlichting en aandacht te kunnen geven aan vrouwen. Met name zou aandacht gegeven moeten worden aan het grote belang van de pre-conceptieadvisering. In de achterstandswijken kan ten aanzien van dit punt heel veel vooruitgang worden geboekt.



Partij van de Arbeid