Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1A Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk
POND/06/5822

Onderwerp Datum
Onderzoek starten vanuit uitkering 6 februari 2006

Bij brief van 1 december j.l. (TK 28719, nr. 29) heeft de Staatssecretaris u toegezegd u begin 2006 te zullen informeren over het starten van een eigen bedrijf vanuit een uitkering. Omdat hierover geen cijfers beschikbaar zijn hebben wij hier een nader extern onderzoek naar laten verrichten. Bovendien had de interdepartementale projectgroep Stimulering Ondernemerschap aanvullende informatie nodig om haar beleidsvoorstellen te onderbouwen. Het onderzoek uitgevoerd door Ecorys treft u bijgaand aan. In deze brief informeren wij u, mede namens de minister van Economische Zaken, over vervolgstappen naar aanleiding van dit onderzoek.

Samenvatting van de acties

1. De uitvoeringsinstantie gaat bij de intake na of de cliënt over ondernemersvaardigheden beschikt.

2. Vanaf dag één van de uitkeringssituatie moet de mogelijkheid van ondernemerschap in beeld zijn.

3. De uitvoeringsinstanties gaan de mogelijkheid van het starten van een eigen bedrijf voor uitkeringsgerechtigden actief uitdragen in contacten met de cliënt.

4. De mogelijkheden in wet- en regelgeving, zoals de wijzigingen in de WW, worden onder de aandacht gebracht van zowel de medewerkers in de uitvoering als de cliënten.
5. De Kamers van Koophandel gaan in hun dienstverlening extra aandacht besteden aan starters vanuit een uitkering.

6. De uitvoeringsinstanties gaan meer inspelen op de belangstelling voor ondernemen onder de groep allochtone uitkeringsgerechtigden.

7. Bij de aanbieding van de eindrapportage van de Projectgroep Stimulering Ondernemerschap rond 1 maart, wordt u nader geïnformeerd over de verbetering van de kredietfaciliteiten voor uitkeringsgerechtigden.

8. De informatievoorziening over starters vanuit een uitkering zal worden verbeterd.

Algemeen
Het onderzoek ligt in het verlengde van de activiteiten van de projectgroep Stimulering Ondernemerschap die in april 2005 van start is gegaan. De projectgroep heeft zich o.a. ten

2

doel gesteld na te gaan hoeveel uitkeringsgerechtigden er nu daadwerkelijk de stap naar het ondernemerschap zetten, welke belemmeringen zij daarbij ervaren en hoe ondernemerschap ook voor deze groep een volwaardige optie kan zijn om uit de uitkeringssituatie te komen.

Resultaten van het onderzoek
Onderzocht is hoeveel uitkeringsgerechtigden jaarlijks een bedrijf starten. De onderzoekers schatten dit aantal op ca 6500 tot 7000 per jaar, te weten ca 5000 vanuit een WW-uitkering en 1500 tot 2000 vanuit de bijstand. Het aantal WAO-ers wordt geschat op ca 100 personen. Deze schatting is gebaseerd op gegevens van UWV en een aantal gemeenten. Uit cijfers van de Kamer van Koophandel blijkt dat er in 2004 ongeveer 70.000 personen een eigen bedrijf hebben gestart. Dit betekent dat ongeveer één op de tien starters een uitkeringsgerechtigde is. Voor instellingen zoals banken, adviesinstellingen en de Kamer van Koophandel zou dit m.i. moeten betekenen dat zij in hun voorlichtingsactiviteiten met deze categorie rekening gaan houden. Ca 0,5 % van de uitkeringsgerechtigden start een eigen bedrijf. Landelijk gezien start ca 1% van de totale beroepsbevolking een eigen bedrijf.

Een tweede opvallende conclusie is dat het aantal allochtonen dat een bedrijf begint vanuit de uitkeringssituatie lager is dan het landelijk gemiddelde aantal allochtone starters. Dit is opmerkelijk omdat blijkt dat de belangstelling voor een eigen bedrijf binnen deze groep hoog is.

Een derde opvallende conclusie is dat naarmate de duur van werkloosheid toeneemt de animo voor het starten van een eigen bedrijf afneemt. Dit betekent dat de Ketenpartners die belast zijn met de uitvoering in een vroeg stadium zouden moeten overgaan tot het in overweging geven van de mogelijkheid om een eigen bedrijf te starten wanneer de cliënt daarover signalen afgeeft. Uit oogpunt van een zo kort mogelijk beroep op een uitkering (schadelastbeperking) worden uitkeringsgerechtigden thans bij aanvang van de werkloosheid vooral gestimuleerd om via loondienst weer aan het werk te gaan. De Ketenpartners zullen er dus nog meer op moeten zijn gefocust om geschikte en gemotiveerde uitkeringsgerechtigden reeds bij de intake te (h)erkennen.

Onderzocht is hoe het komt dat uitkeringsgerechtigden die, alhoewel zij aangeven geïnteresseerd te zijn in ondernemerschap, toch niet een definitieve stap in deze richting zetten. Hierbij valt op dat onder de groep uitkeringsgerechtigden, zowel bij degenen die overwegen een bedrijf te starten als degenen die zich serieus oriënteren, lichamelijke en/of psychische belemmeringen een reden is geweest om uiteindelijk af te zien van het starten van een eigen bedrijf. Vooral WAO'ers en (in mindere mate) bijstandsgerechtigden noemen dit als een belangrijke reden. De interesse onder WAO-ers is geringer, namelijk een kwart, terwijl van de overige uitkeringsgerechtigden de helft geïnteresseerd is in een start van een eigen bedrijf. De animo binnen deze groep is gering doordat WAO-ers vaak langdurig in een uitkeringssituatie verkeren. Hoewel er al verschillende instrumenten zijn om WAO'ers te stimuleren om een eigen bedrijf te starten, zoals het starterskrediet, de mogelijkheid om met behoud van uitkering te werken als zelfstandige en de ondersteuning door UWV en reïntegratiebedrijf, zullen wij nagaan hoe de ondersteuning verder kan worden verbeterd. Door 38% van de WW-gerechtigden wordt het niet rond kunnen krijgen van de financiering als de belangrijkste belemmering genoemd. Voor het overige spelen bij
uitkeringsgerechtigden en de gemiddelde starter dezelfde belemmeringen een rol.

3

In contacten met de Ketenpartners komt ondernemerschap alleen dan ter sprake als betrokkene dit zelf aangeeft. Heeft de medewerker van de uitvoeringsorganisatie een positief beeld over ondernemerschap als mogelijke optie voor uitkeringsgerechtigden, dan zal hij of zij deze optie eerder in een gesprek met de cliënt ter sprake brengen. Over het algemeen is, zo blijkt uit het onderzoek, het beeld van de uitvoerder over het starten vanuit de uitkering minder positief. De uitkeringsgerechtigde zelf is evenwel positief t.a.v. zijn eigen competenties om een eigen bedrijf te beginnen.

Vervolgstappen
Naar aanleiding van de door de onderzoekers gedane aanbevelingen zijn wij van mening dat de Ketenpartners een actievere rol moeten spelen voor wat betreft het starten van een eigen bedrijf vanuit de uitkering. Wij zullen in samenspraak met de Ketenpartners en andere partijen de volgende voorstellen uitwerken:


1. De onderzoekers stellen dat de aanwezigheid van relevante competenties bij de cliënt een noodzakelijke voorwaarde is om via de start van een eigen bedrijf uit de uitkering te komen. Daarom zullen wij de uitvoering verzoeken om bij de intake na te gaan of de cliënt over ondernemerscompetenties beschikt. Daarbij zou kunnen worden aangesloten bij initiatieven die reeds door de uitvoering genomen zijn. Hier kan gedacht worden aan de door het CWI ontwikkelde instrumentarium.


2. De onderzoekers merken op dat naarmate de uitkeringsduur langer is de belangstelling voor ondernemerschap afneemt. Mijns inziens betekent dit dat vanaf dag één van de uitkeringssituatie de mogelijkheid van ondernemerschap in beeld moet zijn, vooropgesteld dat de betrokkene over de juiste competenties beschikt. In de verzamelbrief aan gemeenten van november 2005 is hierop al door de Staatssecretaris van SZW geanticipeerd, door gemeenten er nadrukkelijk op te wijzen dat de mogelijkheden van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, zoals het voorbereidingsjaar, ook al bij aanvang van de werkloosheid kan worden aangeboden aan klanten. Met UWV worden hierover eveneens afspraken gemaakt. CWI en UWV gaan thans na hoe potentiële ondernemers binnen de groep van uitkeringsgerechtigden eerder kunnen worden opgepakt. Uiteraard willen wij hiermee geen afbreuk doen aan het uitgangspunt dat uitkeringsgerechtigden de kortste weg naar werk dienen te kiezen. De mogelijkheid om een eigen bedrijf te starten moet actief aan de uitkeringsgerechtigde worden aangeboden als dit een goede weg uit de uitkering lijkt.


3. De onderzoekers merken op dat er een positieve samenhang is tussen een actieve houding van de uitvoeringsinstelling en de bereidheid van uitvoerders aan het starten actief aandacht te besteden in hun contacten met de cliënt. Het is aan de Ketenpartners om hier concreet actie in te ondernemen. Samenwerking binnen de keten van werk en inkomen is hierbij essentieel. In maart zal de projectgroep Stimulering Ondernemerschap een conferentie organiseren waarbij de uitvoering centraal staat.


4. De onderzoekers bevelen aan de uitvoering beter te informeren over de mogelijkheden die uitkeringsgerechtigden hebben om via deze weg aan het werk te

4

gaan. UWV heeft het afgelopen jaar al de nodige activiteiten ondernomen om ondernemerschap onder de aandacht te brengen, bijvoorbeeld door aanpassing van de website en de instructie voor reïntegratiecoaches. De Ketenpartners zullen bij de voorlichting meer aandacht besteden aan de verruiming van de mogelijkheden voor zelfstandigen in de WW. Deze informatie zal niet alleen zijn gericht op de medewerkers in de uitvoering maar ook op de uitkeringsgerechtigden zelf. In de onder punt 3 genoemde conferentie zal hier ook aandacht voor zijn.


5. Een belangrijke reden voor uitkeringsgerechtigden om af te zien van het starten van een bedrijf is het ontbreken van relevante kennis. Wij onderschrijven de noodzaak van voldoende kennis bij degenen die overwegen een eigen bedrijf te beginnen, aangezien uit het onderzoek blijkt dat veel starters zich onvoldoende afvragen of zij op de goede weg zijn. Het is in het belang van de starter vanuit de uitkering zo veel mogelijk aan te sluiten bij de reguliere kanalen. Van oudsher heeft de Kamer van Koophandel een belangrijke rol op dit terrein gespeeld. Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de rol van de KvK's positief wordt beoordeeld door starters vanuit een uitkering en dat zij over dit onderwerp vaak worden geconsulteerd door starters.

De Staatssecretaris van Economische Zaken zal centrale afspraken maken met de Kamers van Koophandel over hun landelijke dienstverlening aan ondernemers. Voorlichting en begeleiding van starters neemt hierin een belangrijke plaats in. Bij het maken van de afspraken zal er extra aandacht worden besteed aan starters vanuit een uitkering, zoals bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten voor starters vanuit een uitkering op de landelijke startersdag. Bovendien zullen wij er voor zorgdragen dat de voorlichting over de aanstaande veranderingen in de mogelijkheden voor starters vanuit een WW-uitkering ook gericht wordt op de Kamers van Koophandel.


6. De onderzoekers wijzen erop dat - hoewel de belangstelling voor een eigen bedrijf onder allochtonen hoog is - het aantal starters vanuit een uitkering binnen deze groep achter blijft bij het landelijk gemiddeld aantal starters. De onderzoekers bevelen nader onderzoek aan. Wij zullen er voor pleiten dat Ketenpartners beter inspelen op de interesse binnen deze groep. Het rapport biedt hiervoor goede aanknopingspunten.


7. De onderzoekers bepleiten een vergroting van de financiële mogelijkheden voor WW-ers. Zoals de Staatssecretaris u reeds meldde bij brief van 1 december, gaan wij thans na hoe de kredietfaciliteiten voor uitkeringsgerechtigden kunnen worden verbeterd, bijvoorbeeld door het bieden van een financiële waarborg bij een door een bank verstrekte lening. Bij de aanbieding van de eindrapportage van de projectgroep Stimulering Ondernemerschap die u voor 1 maart is toegezegd, zullen wij u hierover nader informeren.

5


8. De onderzoekers merken tot slot op dat er weinig informatie voorhanden is over het aantal starters vanuit de uitkering. Met de uitvoering zullen wij nagaan hoe de informatievoorziening op dit punt kan worden verbeterd. Wij streven ernaar deze informatie op te nemen in de kwartaalrapportage arbeidsmarkt.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)