Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk 206-005 ASEA/LIV/2006/10153

Onderwerp Datum Inkomensontwikkeling verschillende groepen 6 februari 2006

Tijdens de regeling van werkzaamheden van 31 januari 2006 heeft de heer De Wit gevraagd om een brief waarin inzicht wordt gegeven in de inkomensontwikkeling van enkele groepen en de inkomensgevolgen van de invoering van een aantal maatregelen, waaronder het zorgstelsel per 1 januari van dit jaar, en ten slotte aan te geven wat de regering doet aan compensatie om deze achteruitgang recht te zetten. De heer Vendrik voegt hieraan het verzoek toe in te gaan op zijn indruk dat heel veel geld blijft plakken bij werkgevers en waar geen werkgever is bij de uitkeringsinstantie.

In deze brief gaan wij, mede namens de ministers van Financiën en BZK, op deze vragen in.

Inkomensbeeld
Het inkomensbeeld 2006 wordt in belangrijke mate bepaald door de veranderingen in het zorgstelsel. Met de invoering van de ZVW en de wet op de zorgtoeslag is een nieuw en solidair premiestelsel voor ziektekosten gecreëerd. Zo gaan particulier verzekerden die voorheen weinig betaalden vanwege bijvoorbeeld een laag gezondheidsrisico meer betalen, verzekerden die veel betaalden vanwege een slecht risico betalen nu minder. Dat gaat onvermijdelijk gepaard met inkomenseffecten. Met een groot aantal compensatiemaatregelen zijn de negatieve effecten zoveel mogelijk beperkt gehouden. Gemiddeld resulteert een positief beeld.

Dat het beeld voor 2006 inderdaad als relatief positief kan worden betiteld blijkt ook uit berekeningen van het Nibud1. Uit de Nibud-cijfers komt eveneens naar voren dat een optelling van het verzekeringseffect in december en het loonstrookje in januari voor vrijwel alle standaardhuishoudens die het Nibud heeft doorgerekend leidt tot een positief effect.


1 Deze cijfers worden gepresenteerd op www.nibud.nl. In de bijlage bij deze brief zijn de daar gepresenteerde cijfers opgenomen.


---

Het Nibud heeft 86 voorbeeldsituaties doorgerekend en komt voor slechts twee van deze standaardhuishoudens tot een negatief koopkrachtbeeld. Voor de overige situaties is dus sprake van een positieve koopkrachtontwikkeling, ondanks het feit dat hier in 42 gevallen ­ ongeveer de helft ­ sprake is van een negatief loonstrookje. Ook hier blijkt weer uit dat alleen de ontwikkeling op het loonstrookje in 2006 niet zoveel zegt.

Achter de gemiddeld positieve koopkrachteffecten gaat echter een grote spreiding van inkomenseffecten schuil, waarbinnen groepen mensen wel degelijk hun koopkracht zien dalen. Dat kan ook niet anders als je het huidige zorgverzekeringsstelsel vergelijkt met het oude stelsel. Vooral voor diegenen die in 2005 particulier verzekerd waren is het beeld divers, met zowel veel positieve als negatieve uitschieters. Dit hangt samen met de grote verschillen in de premies die verzekeraars in het verleden konden vragen. Premies waren gedifferentieerd naar leeftijd en risico, waardoor voor een gezond jong persoon de premie zeer laag kon liggen. Door de sterkere solidariteit in het huidige stelsel is een dergelijke differentiatie vanaf 2006 verboden.

Daarnaast hangen de effecten sterk af van de omvang van de vrijwillige bijdragen van werkgevers aan de ziektekosten en de mate waarin zij vanaf 2006 ook dergelijke bijdragen blijven verstrekken. Voor een belangrijk deel zijn deze specifieke inkomenseffecten afhankelijk van de afspraken die sociale partners maken in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden en de wijze waarop omgegaan wordt met niet wettelijk verplichte vergoedingen voor ziektekosten door de werkgever. Per sector en per werkgever zal het inkomensbeeld daarom sterk kunnen afwijken. Deze spreiding van effecten is voorzien en beschreven in de bijlage Inkomensbeleid van de begroting SZW 2006. Ook het CPB is in de MEV 2006 ingegaan op de spreiding van het inkomensbeeld 2006 waarbij aangegeven wordt dat het individuele koopkrachteffect van de nieuwe zorgverzekering voor particulier verzekerden sterk afhankelijk is van de hoogte van de werkgeversbijdrage en van de particuliere premie2.

Daarnaast is het voor veel huishoudens moeilijk een goed zicht op de koopkrachtontwikkeling te krijgen omdat de effecten van de financiële veranderingen voor de burger op verschillende tijdstippen en op verschillende onderdelen van het inkomen zichtbaar worden. Algemeen geldt dat de ziekenfondsverzekerden in december met een hogere premie werden geconfronteerd, terwijl pas eind januari een positief loonstrookje zichtbaar werd. Voor particulier verzekerden geldt het omgekeerde, in december kwam een lagere premie maar in januari een lager loonstrookje. Het kan ook voorkomen dat mensen de plussen in het loonstrookje pas later te zien krijgen. Verschillende CAO's bevatten verbeteringen van het loonstrookje maar deze worden pas in de loop van het jaar zichtbaar. Dit geldt bijvoorbeeld voor ambtenaren (zie later). Het kabinet heeft er altijd op gewezen dat dit soort verschijnselen zich zou voordoen.

2 CPB, MEV 2006, p.121


3

Tegenover een negatief loonstrookje kunnen vele plussen staan. Voor particulier verzekerden is dat ­zoals gezegd- een lagere nominale ziektekostenpremie. Voor gezinnen met schoolgaande kinderen die 18 worden geldt het voordeel van het afschaffen van het lesgeld voor deze leerlingen per 1 september 2005. Andere positieve elementen die niet op het loonstrookje terug te vinden zijn betreffen de hogere kinderkorting die door de belastingdienst wordt uitbetaald, de zorgtoeslag en de afschaffing van de OZB-gebruikersheffing.

Ook zijn er andere veranderingen die het loonstrookje fors kunnen beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is de auto van de zaak. Werknemers met een auto van de zaak worden met ingang van 1 januari via de loonbelasting hiervoor aangeslagen en zien dat dus terug op de loonstrook (het betreft ruim 400.000 mensen). In het verleden werd de fiscale bijtelling buiten het loonstrookje via de IB geregeld (vaak ook al maandelijks gedurende het jaar via een voorlopige aanslag).

In de brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer van 2 december 2005 bent u geïnformeerd over het meest actuele inkomensbeeld 2006. Nadien is aan uw Kamer nog gemeld dat de kinderkorting met 35 miljoen zal worden verhoogd en er 35 miljoen zal worden toegevoegd aan het fictief budget bijzondere bijstand. Ten opzichte van dit beeld heeft het Kabinet geen nieuwe inzichten. Voor zover de binnenkomende signalen rond de loonstrookjes op deze termijn al konden worden geanalyseerd, betreffen de negatieve effecten voornamelijk de groep particulier verzekerden. Zoals hierboven gemeld was dit conform verwachting. Daarnaast betreffen negatieve effecten de gevolgen van voor specifieke sectoren geldende regelingen, zoals de ontwikkeling van pensioenpremies en ziektekostenvergoedingen.

Wat betreft de door de heer De Wit genoemde specifieke groepen het volgende. Over het algemeen geldt dat negatieve effecten kunnen voorkomen door het vervallen van specifieke regelingen. Zo kan negatieve spreiding ontstaan bij ouderen met een hoger inkomen die ter compensatie van de particuliere premie in 2005 een vergoeding van hun voormalige werkgever kregen. Of er daadwerkelijk sprake is van een achteruitgang, is afhankelijk van de hoogte van de vergoeding en het tempo waarmee de regeling wordt afgebouwd. Dit is de verantwoordelijkheid van sociale partners en verschilt per sector. Hierover is nog geen compleet beeld beschikbaar. Ook voor vroeggepensioneerden geldt dat een deel hiervan in 2005 een vergoeding van de (ex- )werkgever ontving.


4

Voor uitkeringsgerechtigden zijn grotere negatieve effecten alleen te verwachten voor diegenen die naast de wettelijke uitkering nog een bovenwettelijke uitkering genoten. In het oude systeem betaalden zij over deze aanvulling geen ZFW-premie, terwijl werkenden met een gelijk inkomen dat wel deden. Vanaf 2006 is deze situatie rechtgetrokken door de inkomensafhankelijke bijdrage van 4,4%. Dit wordt niet volledig gecompenseerd door de verlaging van de tarieven eerste en tweede schijf en de verhoging van de algemene heffingskorting. De minister van VWS heeft, naar aanleiding van de motie Omtzigt, de Kamer toegezegd in een brief nog op dit punt in te gaan.

Voor personen die uit twee bronnen een inkomen ontvangen en waarbij in totaal sprake is van een inkomen hoger dan 30.015 (bijvoorbeeld AOW-ers met een aanvullend pensioen van meer dan 20.000) zal in eerste instantie een te hoog bedrag aan inkomensafhankelijke bijdrage worden ingehouden. Het bleek niet mogelijk om in deze gevallen gedurende het jaar al rekening te houden met het feit dat de inkomensafhankelijke bijdrage is gemaximeerd bij een inkomen van 30.015. In 2007 zal de Belastingdienst na afloop van het jaar tot ambtshalve teruggaaf overgaan (dus zonder dat dat hoeft te worden aangevraagd). De staatssecretaris van Financiën heeft in het Algemeen Overleg van 26 januari jl. de Kamer toegezegd te onderzoeken of het voor deze groep verzekerden mogelijk is om een ander systeem te introduceren, waardoor zij niet hoeven te wachten op de teruggaaf. De uitkomsten van dit onderzoek zullen per brief aan de Kamer worden gemeld.

Voor anderhalfverdieners kunnen negatieve inkomenseffecten optreden omdat de minstverdienende partner in 2005 relatief goedkoop verzekerd kon zijn voor het ziekenfonds. Waar in 2005 het individuele inkomen bepalend kon zijn voor een relatief lage premie, wordt middels de zorgtoeslag vanaf 2006 gekeken naar de draagkracht van het totale huishouden. De inkomenseffecten hangen sterk af van de verdeling van het huishoudinkomen tussen de partners en de totale hoogte van het huishoudinkomen. Voor gezinnen met kinderen ouder dan 18 jaar geldt dat de hogere zorgpremie deels gecompenseerd wordt door de zorgtoeslag en verder door de afschaffing van het lesgeld die al per september 2005 is doorgevoerd. Ontvangers van WTOS worden in 2006 gecompenseerd via de verhoging van de tegemoetkoming scholieren uit de WTOS (VO18+). De maximum tegemoetkoming in de schoolkosten wordt met 560 per jaar verhoogd. Voor studenten van 18+ vindt extra compensatie plaats via de studiefinanciering.

Ambtenaren
Ambtenarenregelingen voor ziektekosten weken tot 2006 af van het duale model in de marktsector. Ambtenaren waren namelijk uitgesloten van de Ziekenfondswet. In de effecten van de invoering van de ZVW hebben zich geen nieuwe feiten voorgedaan ten opzichte van wat eerder aan de Kamer is gemeld. Het beeld voor ambtenaren is dat zich bij de koopkrachtuitkomsten wat meer uitschieters naar boven en naar beneden voordoen, omdat de nieuwe solidariteit meer lijkt op die van de ZFW dan op de oude ambtenarenregelingen. Het kabinet heeft dit onderkend.


5

In de CAO's voor overheidssectoren heeft zorgvuldig overleg plaatsgevonden. Dat heeft tot akkoorden geleid hoe om te gaan met de effecten. Binnen de publiekrechterlijke sectoren is er sprake van weinig minnen op het loonstrookje en weinig minnen qua koopkracht. In de interimsectoren geldt dat de loonstroken vaak wel een min vertonen, qua koopkracht is er sprake van een wisselend beeld. Alleenstaanden laten vaker een negatief beeld zien; grotere groepen, waaronder ouders met kinderen, laten een positief beeld zien.

Het loonstrookje voor interimambtenaren geeft dus - vergelijkbaar met oud-particulier verzekerden
- een vertekend beeld. Op het loonstrookje van een alleenstaande Rijksambtenaar vervalt de maandelijkse interimvergoeding van 82 en wordt op de 6,5% inkomensafhankelijke bijdrage van de werkgever belasting ingehouden. Daartegenover staat een daling van de nominale ziektekostenpremie, een eventuele zorgtoeslag, een verhoging van de nominale eindejaarsuitkering met 450 oplopend naar 550 in 2007 en een verdubbeling van de procentuele eindejaarsuitkering naar 1,6%. Ook worden de contractlonen per 1 februari met 2% verhoogd. Al deze effecten staan niet op het loonstrookje van januari.

Lastenontwikkeling werkgevers
De heer Vendrik wijst er op dat naar zijn indruk veel geld blijft hangen bij werkgevers en dat dit meespeelt bij het gevolg dat veel groepen erop achteruit gaan. De besluitvorming rond de herziening van het zorgstelsel en de totale lastenontwikkeling 2006 is zodanig vormgegeven dat in totaal het lastenbeeld voor werkgevers in 2006 neutraal is. Dit betekent dat ten opzichte van 2005 voor werkgevers noch een lastenverlichting plaatsvindt, noch een lastenverzwaring. Hierbij is rekening gehouden met de in 2005 door werkgevers betaalde ziekenfondspremies en het totaalbedrag aan vrijwillige werkgeversbijdragen in particuliere ziektekostenverzekeringen. Macro gezien is hierbij sprake van lastenneutraliteit. Met name vanwege de vrijwillige bijdragen in de particuliere ziektekostenverzekeringen zit hierin wel een grote spreiding tussen individuele werkgevers. Een werkgever die in het geheel geen vergoeding voor particuliere ziektekosten verstrekte in 2005 zal door de invoering van de verplichte inkomensafhankelijke bijdrage van 6,5% een lastenverzwaring ervaren. Daartegenover staat dat een werkgever die de particuliere ziektekosten volledig vergoedde een lastenverlichting ondervindt. Spiegelbeeldige effecten treden op voor de werknemers. Als de werkgever een volledige bijdrage betaalde en deze laat vervallen in 2006 dan is sprake van een inkomensnadeel. Als geen sprake was van een bijdrage dan zal veelal sprake zijn van een positief inkomenseffect. In dat licht is het mogelijk dat negatieve inkomenseffecten mede veroorzaakt worden door het vervallen van bovengemiddelde werkgeversbijdragen die in 2006 komen te vervallen. Hoe hier mee omgegaan wordt is een zaak tussen werkgevers en werknemers.


6

Afsluitend
In deze brief is het nu bekende beeld geschetst. De minister van VWS heeft uw Kamer reeds eerder toegezegd dat hij in overleg zal treden over het moment waarop de Tweede Kamer over een actualisatie van het inkomensbeeld voor 2006 kan beschikken. Op 5 april 2006 wordt door het CPB het CEP 2006 gepubliceerd. Naar aanleiding daarvan is het mogelijk een nieuw en actueel inkomensbeeld op te stellen. Op dat moment zijn ook meer signalen binnen over de ontvangen loonstrookjes en is het mogelijk geweest deze nader te analyseren. Op basis daarvan is het mogelijk een actueel inkomensbeeld op te stellen.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

(drs. J.F. Hoogervorst)

Bijlage bij de brief ASEA/LIV/2006/10153

In deze bijlage zijn de door NIBUD gepresenteerde koopkrachtberekeningen opgenomen. Deze cijfers zijn ook te vinden op www.nibud.nl.