Unicef



Rwanda: een weeshuis met een miljoen kinderen 16 februari 2006, Kigali - Meer dan een miljoen kinderen die moeten zien te overleven zonder hun ouders. Het is een immens probleem waar Rwanda mee te maken heeft. Er zijn grofweg twee oorzaken aan te wijzen: de burgeroorlog uit 1994 en het hiv/aids-virus. Deze week komen vertegenwoordigers van vele maatschappelijke organisaties en de Rwandese regering bijeen om het probleem te bespreken. Namens Unicef is internationaal directeur Ann M. Veneman aanwezig. De vraag die moet worden beantwoord is duidelijk: hoe zorg je voor zoveel kinderen? Over extreem jonge ondernemers, het belang van goede buren en het nut van kippen uitdelen.

De achttienjarige Justine Nimugire en haar zusjes verloren hun ouders tijdens de genocide van 1994.
De achttienjarige Justine Nimugire en haar zusjes verloren hun ouders tijdens de genocide van 1994.

De realiteit is het Centraal-Afrikaanse land is dat het merendeel van de jonge wezen voor zichzelf moet zien te zorgen. En als er nog kleine broertjes en zusjes zijn, zijn ze ook voor hen verantwoordelijk. Speciaal voor dit soort weeskinderen heeft Unicef, samen met de overheid in Rwanda, een programma opgezet dat tot doel heeft de kinderen (op termijn) zelfredzaam te maken. De kinderen krijgen les in praktische vaardigheden. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze hun eigen voedsel kunnen verbouwen. Anderen hebben weer geiten en kippen gekregen.

Het project is een succes. De kinderen zorgen niet alleen voor hun eigen eten, ze verdienen ook de kost met hun eigen bedrijfje. Intussen zijn er bijna 600 landbouwondernemingen die worden gerund door jonge weeskinderen.

"Voor kinderen zoals wij, zonder ouders, is het moeilijk te overleven", zegt de achttienjarige Justine Nimugire. Ze zorgt voor zichzelf maar is tevens 'moeder' voor haar kleine zusjes. Justine heeft geleerd haar eigen moestuin te bewerken. "En daar ben ik heel erg trots op!", lacht ze.

Justine aan het werk in haar moestuin.
Justine aan het werk in haar moestuin.

Een goede buur

De vele weeskinderen hebben echter ook nog met andere problemen te maken. Overleven is een, maar hoe verwerk je als jong kind de gruwelen van de genocide, of het missen van je ouders die aan aids zijn overleden? Een gratis kip brengt dan geen uitkomst.

Speciaal om deze psychische problemen aan te pakken, heeft Unicef in 2001 een 'mentorprogramma' opgezet. De essentie van het programma is dat volwassen buren een oogje in het zeil houden, maar vooral de weeskinderen bijstaan met raad en daad. De 'vaders en moeders' hebben hiervoor een speciale training gekregen van Unicef.

Er moet nog veel gebeuren in het land dat nog steeds bijkomt van het geweld en verdriet van de afgelopen jaren. Maar projecten zoals deze zorgen ervoor dat jonge kinderen een toekomst wordt geboden. Een toekomst waarin ze zelf aan hun eigen land kunnen werken.