Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Postbus 90801 2509 LV Den Haag Tweede Kamer der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA 's-Gravenhage

Uw brief Ons kenmerk
W&B/B&K/06/10036

Onderwerp Datum
Openstaande vragen uit Algemeen Overleg 16 februari 2006
op 26 januari 2006 vaste commissie TK
voor SZW

Op 26 januari 2006 heeft u een algemeen overleg gehad met mij over de notitie het Rijk rond schulden, die ik u mede namens de ministers van Financiën en van Justitie en de staatssecretaris van Economische Zaken bij brief van 14 november 2005 heb toegezonden.

Tijdens het overleg heeft u mij verschillende vragen gesteld. Wegens tijdsgebrek ben ik niet toegekomen om op al uw vragen een antwoord te geven.
Hierna treft u mede namens de ministers van Financiën , van Justitie en van Economische Zaken de antwoorden op de vragen die nog openstonden.

Vraag
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat er verschillen te bespeuren zijn in de gemeentelijke schuldhulpverlening en dat gemeenten wachtlijsten hebben. Wat wordt gedaan aan de wachtlijsten in de schuldhulpverlening?

Antwoord
Aangezien schuldhulpverlening valt onder de regie van gemeenten, wordt geen landelijke informatie verzameld over wachttijden. De organisatie, de vormgeving en de financiering van de schuldhulpverlening zijn gemeentelijke vrijheid. Het past daarom niet dat individuele gemeenten worden uitgevraagd over mogelijke wachtlijsten. Gemeenten doen er alles aan om de vraag naar schuldhulpverlening bij te houden. Er zijn voorbeelden van gemeenten die de wachtlijsten hebben weggewerkt door de inzet van extra personeel. Wanneer een gemeente zich met een wachtlijst geconfronteerd ziet, is het aan die individuele gemeente om te besluiten op welke wijze aan de ongewenste situatie tegemoet wordt getreden.

2

Vraag
Mevrouw Van Gent (GroenLinks) merkt op dat de behandeling van klachten door kredietaanbieders te lang duurt en vraagt wat het kabinet doet om kredietaanbieders klachten sneller te laten behandelen.

Antwoord
Vanaf 1 mei aanstaande zijn op grond van de Wet financiële dienstverlening (Wfd) financiële dienstverleners, waaronder aanbieders van en bemiddelaars in krediet, verplicht zorg te dragen voor een adequate behandeling van klachten van consumenten. Daartoe dienen zij over een interne klachtenprocedure te beschikken gericht op een zorgvuldige en spoedige behandeling van klachten. Ook moeten financiële dienstverleners zich aansluiten bij een door de minister van Financiën erkende buitengerechtelijke geschilleninstantie, zodat consumenten, indien hun klacht niet naar tevredenheid door de financiële dienstverlener is behandeld, een laagdrempelige onafhankelijke behandeling van het geschil ter beschikking staat.
De Autoriteit Financiële Markten zal toezicht houden op de naleving van deze bepalingen, en zonodig handhavingmaatregelen nemen.

Vraag
Mevrouw Koomen (CDA) vraagt wat het kabinet doet aan voorlichting aan
doelgroepen om problematische schulden te voorkomen.

Antwoord
Het baart het kabinet zorgen dat een deel van de werkende jongeren vaak te hoge schulden maakt in relatie tot hun inkomen. Daarom vindt het kabinet het van belang dat jongeren leren om te gaan met geld. Ouders kunnen hen daarbij het beste zo vroeg mogelijk begeleiden. Niet alle ouders zijn voldoende toegerust om deze taak op zich te nemen. Het Nibud adviseert ouders hierover. Ook heeft het Nibud een financiële opvoedtest voor ouders beschikbaar. Verder heeft het Nibud in de reeks GeldWijzer een boekje gepubliceerd waarin ouders worden geïnformeerd en geadviseerd over de financiële opvoeding van hun kinderen. Op 13 februari jl. is de website www.Grijpjekansen.nl de lucht ingegaan. Deze website is ontwikkeld door het Nibud op aanbeveling van de Denktank Armoedebestrijding, die in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft nagedacht over de bestrijding van armoede onder jeugd en jongeren. Op de site wordt informatie verstrekt voor kinderen uit gezinnen met een laag inkomen over speciale regelingen voor financiële ondersteuning aan hun ouders op het gebied van school en vrije tijd.
Het Nibud doet in 2006 ook een onderzoek naar de financiële situatie rond ouderen. Op basis van de uitkomsten zal het Nibud vervolgens gerichte voorlichting geven aan ouderen. Een deel van de mensen met problematische schulden is in staat om zelfstandig deze problemen op te lossen. Voor deze groep heeft het Nibud het instrument "zelf je schulden regelen" ontwikkeld.
Verder ben ik voornemens om ook dit jaar weer een jongerencampagne te doen om jongeren bewust te maken van de consequenties van het geld lenen.

3

Vraag
Mevrouw Koomen (CDA) vraagt wat gedaan wordt aan schuldhulpverlening voor ondernemers.

Antwoord
Een schuldensituatie van kleine zelfstandige ondernemers of ex-ondernemers gaat over het algemeen gepaard met grote bedragen die ontstaan uit investeringsbeslissingen. Daarnaast spelen een grote rol juridische en fiscale complicaties voortvloeiende uit afgesloten contracten en zakelijke conflicten. Op grond daarvan is een schuldsituatie van een ondernemer verschillend van een problematische situatie van een particulier. Er zijn twee redenen waarom ondernemers vaak geen minnelijk traject doorlopen. Enerzijds proberen zij vaker dan particulieren zelf de problematiek op te lossen. Anderzijds is voor ondernemers die dat niet kunnen of proberen tot dusver minder deskundige hulp beschikbaar dan voor particulieren. Schuldhulpverlening aan ondernemers is ook een taak voor de lokale overheid. Maar vooral voor kleinere gemeenten is het aantal zaken per jaar te klein om veel deskundigheid in deze complexe materie op te bouwen.
Teneinde het aantal faillissementen van ondernemers met problematische schulden terug te dringen en te bevorderen dat ondernemers uiteindelijk kunnen overleven, is in 2003 een pilot in Friesland gestart om een schuldhulp traject voor ondernemers op te zetten. Het project is bedoeld om de waarde van het aanbieden van professionele schuldhulpverlening aan ondernemers zichtbaar te maken en om gemeenten een handreiking te bieden om te komen tot uitbesteding van deze taak. Een verder doel is het ontwikkelen van een model schuldhulpverlening voor deze doelgroep. De resultaten tot nu toe zijn dat inmiddels een ruime meerderheid van de gemeenten binnen de betrokken regio het model integreert in hun beleidsplannen en de geboden dienstverlening aan hun burgers.
Om te voorkomen dat kleine zelfstandige ondernemers in financiële moeilijkheden komen door gebrek aan basisinformatie, geeft het ministerie van Economische Zaken in samenwerking met het Nibud het "Geldboek" voor ondernemers uit. De inhoud geeft de nodige informatie en hulp bij het budgetteren van de uitgaven van een ondernemer. Daarnaast wordt hierin informatie verstrekt over hoe om te gaan met het inkomen uit een onderneming.

Vraag
De heer De Wit (SP) en de heer Van der Sande (VVD) vragen of er zicht is op het slagingspercentage in het minnelijke traject.

Antwoord
Het minnelijke traject valt onder de gemeentelijke autonomie. Gegeven deze gemeentelijke verantwoordelijkheid doet het rijk geen uitvraag bij gemeenten naar slagingspercentages in het minnelijke traject.

4

Vraag
De heer Van der Sande (VVD) vraagt of er zicht is op de omvang van de
problematische schulden onder huishoudens met een inkomen boven het sociaal minimum.

Antwoord
In 2004 is onderzoek gedaan naar het aantal huishoudens met een inkomen tot 150% van het netto sociaalminimum met een problematische schuld. Referentiejaar was 2003. In overleg met de TK wordt dit jaar een voortgezet onderzoek gedaan naar het totale huishoudens met problematische schulden en het risico daarop. Op dit moment is het onderzoek aan de gang. Ik verwacht medio 2006 de resultaten van het onderzoek te ontvangen.

Vraag
De heer Van der Sande (VVD) vraagt of het kabinet inzicht heeft of en in welke mate werk de beste oplossing is om uit een problematische schuldsituatie te geraken.

Antwoord
Over het algemeen biedt een betaalde baan mogelijkheden om de inkomenspositie van huishoudens te verbeteren. Huishoudens kunnen daarmee hun aflossingscapaciteit verhogen en hun problematische schuldsituatie verbeteren. Hierbij merkt het kabinet op dat oorzaken van problematische schulden verschillend en vaak meervoudig zijn. Een standaard of beste oplossing ligt daarom niet voor de hand.

Vraag
De heer Van der Sande (VVD) vraagt of de staatssecretaris inzicht heeft in de effecten van het Innovatie Programma Werk en Bijstand (IPW).

Antwoord
Via het Innovatieprogramma Werk en Bijstand wil het Ministerie van SZW gemeenten ondersteunen bij de verbetering van de uitvoering van de WWB. Het doel is om beleidsinnovatie te stimuleren onder gemeenten op diverse terreinen rond de WWB, waaronder schuldhulpverlening. Het IPW heeft sinds 2004 geresulteerd in circa 80 projecten en activiteiten onder andere op het gebied van preventie van problematische schulden en de integrale schuldhulpverlening. Met het IPW wordt bevorderd dat gemeenten leren van de methodieken die hierbij zijn ontwikkeld via bijvoorbeeld een projectenbank op het gemeenteloket en via de gemeentedagen van SZW. Het effect hiervan is dat werkwijzen o.a. rond problematische schulden landelijk worden uitgerold. Gelet op het enthousiasme bij gemeenten zal een nieuw programma voor 2006 van start gaan. De Tweede Kamer zal medio 2006 hierover worden geïnformeerd.

Vraag
De fracties van de PvdA, GroenLinks en de SP merken op dat er veel irritante reclames voor krediet worden gemaakt, ook nu de Wet financiële dienstverlening per 1 januari jl. inwerking is getreden. Zij vragen het kabinet wat daaraan wordt gedaan.

Antwoord
In de Wet financiële dienstverlening (Wfd) en het Besluit financiële dienstverlening dat dient ter uitwerking van de Wfd, staan naast een aantal algemene regels voor reclame, ook

5

specifieke regels voor reclame voor krediet. Deze regels zijn een aanscherping van de eerdere reclameregels en bevat onder andere de verplichting tot het noemen van de belangrijkste kenmerken van het krediet, regels over het adverteren met actietarieven en het verbod te adverteren met fiscale voordelen. Naar aanleiding van een opmerking van onder andere de fractie van GroenLinks tijdens het AO d.d. 10 november jl. inzake het Besluit financiële dienstverlening, is het noemen van de totale kosten van het krediet ook verplicht gesteld in reclames op TV en radio. Verwacht wordt dat een concrete weergave van de totale prijs van het krediet afgezet tegen het leenbedrag meer effect heeft op de bewustwording van de consument dan een algemene notie of waarschuwing in een reclame- uiting. U bent over de uitvoering van deze toezegging van bovengenoemd AO bij brief van 12 januari jl. door de minister van Financiën schriftelijk geïnformeerd. Naast deze specifieke reclameregels moet een financiële dienstverlener er op grond van de Wfd voor zorgdragen dat de informatie die hij verstrekt, bijvoorbeeld in een reclame, feitelijk juist, voor de consument begrijpelijk en niet misleidend is. Dit laat overigens onverlet dat reclame met een misleidend karakter onrechtmatig kan zijn op grond van artikel 194 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
Aangezien de specifieke regels voor reclames voor krediet pas in december jl. hun definitieve vorm hebben gekregen en reclames doorgaans lang van te voren dienen te worden voorbereid is het kredietaanbieders en kredietbemiddelaars toegestaan om tot 1 mei aanstaande de oude reclameregels uit het Besluit kredietaanbiedingen te hanteren. De Autoriteit Financiële Markten zal toezicht houden op de naleving van de Wfd. Ten opzichte van de Wet op het consumentenkrediet heeft de AFM een breder pakket aan handhavinginstrumenten tot haar beschikking, waaronder het opleggen van boetes en dwangsommen. Overtredingen van de Wfd kunnen daardoor actief en effectief worden aangepakt.

Vraag
De leden Varela (LPF) en Van Gent (Groen Links) hebben gevraagd of de
kredietverstrekking kan worden afgeremd door een preferentieregeling op vorderingen?
De leden Varela (LPF) en Van Gent (Groen Links) hebben ook gevraagd of het mogelijk is een preferente positie te geven aan bepaalde schuldeisers (zoals woningbouwvereniging, energiebedrijf) of het achterstellen van bepaalde crediteuren?

Antwoord (op beide vragen)
In het huidige stelsel van de Faillissementswet wordt een onderscheid gemaakt tussen concurrente en preferente vorderingen. In een situatie van faillissement of schuldsanering zijn per definitie te weinig activa in de boedel aanwezig zijn om alle vorderingen van de schuldeisers te voldoen. Een aanbieder van consumptief krediet is veelal een gewone concurrente crediteur en zal dus zelden via de bewindvoerder of de curator een substantieel gedeelte van zijn vordering terugontvangen. Aan bepaalde schuldeisers ­ zoals bijvoorbeeld de Belastingdienst en de UWV ­ is een preferente positie gegeven. In de praktijk ontvangen de wettelijk bevoorrechte crediteuren het leeuwendeel. Vorderingen van bijvoorbeeld kredietverstrekkers op de schuldenaar zijn na een met succes doorlopen schuldsanering niet meer invorderbaar. Ik zie geen reden om de concurrente vorderingen nog verder in de wettelijke rangorde achter te stellen dan thans reeds het geval is. Ook het scheppen van nieuwe preferenties heeft niet mijn voorkeur, nu in het kader van Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW) (24 036, nr. 238) door het kabinet is opgeroepen tot terughoudendheid op dit punt. Ter voorkoming van overkreditering worden

6

wel een aantal andere maatregelen genomen die onder ander zijn vastgelegd in de Wet financiële dienstverlening (Wfd). Zo is een kredietaanbieder op grond van de Wfd verplicht vóór het afsluiten van het krediet na te gaan of het krediet verantwoord is voor de consument, gezien zijn financiële positie. De minister van Financiën heeft in een brief aan u van 7 november jl. bovendien een aantal extra maatregelen aangekondigd ter verdere voorkoming van overkreditering. Deze maatregelen, waaronder het verlagen van de maximale kredietvergoeding en het uitbreiden van de schuldenregistratie, hebben tot doel het acceptatiebeleid van kredietaanbieders aan te scherpen zodat de mate van kredietverstrekking goed past bij de financiële draagkracht van de consument.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)